Van een boom die de wind wou zien
Een parabel voor de pinkstertijd
Er waren eens zeven bomen,
zeven bomen in een kring,
met nog een kleine boom in het midden.
een mooie groene vergadering.
Toen zei de kleinste boom in het midden:
‘Ik zou de wind wel eens willen zien.
Is hij groot of klein, met armen en benen,
of een stam zoals wij misschien?’
Toen zeiden de andere bomen,
die zeven van de buitenkant:
‘De wind is gekomen en weer verdwenen,
hij heeft geen lijf, geen mond en geen hand.’
Dat kon de middelste niet geloven:
‘Hoe weet je dan dat de wind bestaat,
als niemand hem ziet of aan kan raken,
hoe weet je dan dat hij komt en gaat?’
Toen riepen die zeven allemaal samen,
die hele groene vergadering:
‘Daar is hij al. ook jij zult hem voelen
in het binnenste hart van de kring.’
En de vragende boom in de kring van zeven
kreeg een antwoord van wuivend, ruisend groen:
‘Al kun je de wind niet zien of grijpen,
je kunt wel zien wat de wind komt doen.’
Inge Lievaart (1917-2012)
uit: De adem van God (2008)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht in hun mailbox
Laat een reactie achter