Toen ik in Dothan was
heb ik een man gekend genaamd Jozef
ik vroeg hem: hoe bent u hier gekomen
hij keek mij met zijn oude ogen aan
en lachte (zijn voorhoofd was gerimpeld door de zon)
ik ben languit opgehangen — maar dat is al jaren geleden
waar leek het op informeerde ik verder
— ik werd totaal verpletterd door mijn gewicht
en de duisternis viel als regen – hier wachtte hij even –
het is als in de ochtend in een kuil gestapt
een kuil waarbij ik vloer en wanden had verwacht
maar op een zoldering niet had gerekend
— ik had ook broeders zei hij en toonde een aarden beeld
uit Egypte vluchtend zijn zij in een afgrond gevallen
grote spoken die daar rondvliegen hebben hen uitelkaar getrokken
en meer dan dit zei hij wijzend op het beeld van klei
meer dan dit is mij niet van hen gebleven
toen is hij fronsend heengegaan
Rudy Kousbroek (1929-2010)
uit: Begrafenis van een keerkring (1953)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht in hun mailbox
Laat een reactie achter