De samenhang tussen mondelinge en schriftelijke Uilenspiegelverhalen
Wie kent Tijl Uilenspiegel niet? De beruchte grappenmaker heeft door de eeuwen heen allerlei rollen gehad, van koster en schoenmaker tot bakkersknecht en zelfs verzetsstrijder. Eén ding blijft in alle verhalen hetzelfde: Uilenspiegel is een typische trickster, die anderen lastigvalt voor zijn eigen plezier. In de meeste verhalen neemt hij de bevelen van zijn baas heel letterlijk, wat voor humor zorgt. Veel grappen draaien daarnaast om leedvermaak, poep- en plashumor en vraatzucht.
De platte humor in Uilenspiegelgrappen is misschien niet meer zo van deze tijd, maar de verhalen leven zeker nog voort in de Nederlandse vertelcultuur. In een enquête uit 1995 gaven respondenten van het Meertens Instituut aan dat zij vroeger (soms zelfverzonnen) grappen over Uilenspiegel hebben gehoord en ook wel zelf vertellen (Meder 2000, pp. 41-42).
Waar komen al die Uilenspiegelgrappen precies vandaan? De oudste overgeleverde teksten komen ongeveer uit 1500, maar de grappen stammen waarschijnlijk al van rond het jaar 1230 (Stapper e.a. 1994, p. 222). In de afgelopen jaren discussiëren geleerden over de onderlinge relatie tussen mondelinge en geschreven verhalen. Er werd lang gedacht dat de geschreven en orale overlevering apart tot stand gekomen zijn. Ondertussen is bijvoorbeeld bekend dat Nederlanders in de 17de en 18de eeuw al veel meer en eerder lazen dan gedacht. Het is dus goed mogelijk dat de mondelinge traditie zich grotendeels baseert op gedrukte werken (Meder 2017, pp. 275, 287-288). Dat geldt, zoals we zullen zien, ook voor Uilenspiegelverhalen.
Catalogus Volksverhalen in Friesland
Het proefschrift Volksverhalen in Friesland (1984) is een volksverhalencatalogus gemaakt door Jurjen van der Kooi. In zijn boek onderscheidt de auteur 35 subtypes van het internationale tale type ATU 1635* – Eulenspiegel’s Tricks (Van der Kooi 1984, pp. 511-516). Deze subtypes zijn veelvoorkomende verhalen uit de orale traditie van Friese Uilenspiegelverhalen, gebaseerd op de collecties van diverse verzamelaars. De meeste Uilenspiegelgrappen in de catalogus zijn afkomstig van 20e-eeuwse Friese vertellers als Willem van der Brug, Albert Bakker, E. van der Meer en Michiel Kramer. Aan de hand van de subtypes is meteen al goed te zien of de geschreven en mondelinge traditie op elkaar lijken. Komen dezelfde subtypes veel of weinig voor in beide tradities? En hoe zit dat binnen de mondelinge en schriftelijke overlevering afzonderlijk?
Geschreven traditie
Er zijn door de eeuwen heen talloze boeken over Uilenspiegel geschreven. Denk aan prozaversies, versies op rijm, historische edities en zelfs bewerkingen voor kinderen. Bovendien zijn de boeken verdeeld over allerlei genres, van kluchten tot politieke literatuur (Stapper e.a. 1994, pp. 222-228). Om een beeld te krijgen van de geschreven traditie heb ik vijf werken bestudeerd: het Duitse origineel, de oudste Nederlandse druk, twee bewerkingen van die Nederlandse druk en een vertaling van La légende et les aventures héroiques, joyeuses et glorieuses d’Ulenspiegel et de Lamme Goedzak au pays de Flandres et ailleurs van Charles de Coster. Alle versies hebben de vorm van een biografie. Ze beschrijven het leven van Uilenspiegel van jong tot oud en geven ook aan op welke plaatsen de verhalen zich afspelen.
Het werk van Bote (1510; geëditeerd door Jung 2015) is geschreven in het Duits. Het wordt gezien als de originele bron van Uilenspiegelverhalen. Het boek bevat typische verhalen over Uilenspiegel die reist, bevelen van zijn baas letterlijk neemt en brutale grappen uithaalt. Aangezien het veel langer is dan de Nederlandse versies, bevat het boek verhalen die niet in de Nederlandse schriftelijke traditie voorkomen. Een voorbeeld is een verhaal waarin Uilenspiegel kleermakers vanuit heel Saksen naar de stad Rostock laat komen om ze iets wonderbaarlijks te vertellen. In een brief belooft hij ze een truc te leren die hun nakomelingen en de gehele wereld ten goede zal komen. Van heinde en verre komen de kleermakers af op zijn brief. Ze verzamelen zich in een weiland en Uilenspiegel spreekt ze toe vanuit de bovenverdieping van een gebouw. Zijn grote uitvinding is dat de kleermakers een knoopje moeten leggen aan het uiteinde van een ingeregen draad, zodat ze geen loze steken maken. De kleermakers zijn woest en vertrekken naar huis (Bote 2015, pp. 109-110).
De uitgave van Michiel van Hoochstraten (uitgegeven tussen 1525 en 1546; geëditeerd door Geeraedts 1986) wordt gezien als de oudste Nederlandstalige druk van Uilenspiegelverhalen. Deze versie is minder uitgebreid dan sommige latere drukken die episodes hebben toegevoegd, wellicht deels vanuit de mondelinge overlevering. Het boek van Van Hoochstraten bevat naast verhalen uit de Duitse traditie ook een drietal nieuwe grappen: Anderhalve man en een paardenkop (pp. 94-95; een apart verhaaltype ATU 921 – The King and the Farmer’s Son, mogelijk afkomstig uit de Salomon ende Marcolphus-traditie), een verhaal over Uilenspiegel die bedriegt met relikwieën (pp. 130-133) en het verhaal over de priester en de pot met geld (pp. 196-199; ATU 1635*10). Alle Uilenspiegelgrappen uit dit werk komen ook voor in andere Nederlandse drukken die zich expliciet baseren op Van Hoochstraten.
Een editie die tevens bij het onderzoek betrokken is, heet De Wonderbaarlijke zeldzame historie van Thyl Ulenspiegel (J.H. de Lange 1790; geëditeerd door Segers & Visser 1996). Deze versie is gebaseerd op het origineel van Van Hoochstraten. Een ander drukwerk dat zich ook indirect baseert op dat boek is De vermakelijke lotgevallen van Tijl Uilenspiegel (1841; geëditeerd door Kruseman’s Uitgeversmaatschappij 1972). Het werk is erg lang en bevat enkele Uilenspiegelgrappen die verder alleen bij Bote te vinden zijn, evenals een paar originele verhalen. Een voorbeeld is het verhaal over Tijl Uilenspiegel die gaat vissen. Uilenspiegel maakt kennis met een andere grappenmaker. De twee jongens eten en drinken samen, maar hebben op den duur meer geld nodig om dat gebruik voort te zetten. Het is marktdag en de weg van het dorp naar de markt ligt vol plassen. Uilenspiegel en zijn vriend bedenken een plan. Naast de weg is iemand aan het vissen. Uilenspiegel neemt ook een hengel en doet alsof hij vist in een regenplas. Al snel verzamelen zich omstanders, die hem bekijken en uitlachen. “Wat ik niet vang, vangt mijn maat,” zegt Uilenspiegel geheimzinnig. De omstanders denken dat hij het over de vissende man bij het water heeft, maar ondertussen haalt zijn makker de zakken van de omstanders leeg (De vermakelijke lotgevallen van Tijl Uilenspiegel 1972, pp. 46-48).
Het laatste boek dat ik heb geanalyseerd is De legende van Uilenspiegel (Delbecq & Lefèvre, 1986). Het is een vertaling van La légende et les aventures héroiques, joyeuses et glorieuses d’Ulenspiegel et de Lamme Goedzak au pays de Flandres et ailleurs (De Coster, 1867). De Coster maakt van Uilenspiegel een Vlaamse vrijheidsstrijder uit de Tachtigjarige Oorlog. Nadat zijn ouders sterven door de wreedheid van de Spanjaarden sluit Uilenspiegel zich aan bij het verzet (Stapper e.a. 1994, p. 225). Het boek bevat veel politieke en historische scènes. Daarnaast zijn er veel hoofdstukken die zich afspelen in huiselijke kring – Uilenspiegel is een sympathieke familieman geworden.
Ondanks het serieuze karakter komen er typische Uilenspiegelgrappen voor in het boek van De Coster, en dan vooral in de eerste hoofdstukken. Bijvoorbeeld het verhaal van de pasgeboren Uilenspiegel die op één dag meerdere keren gedoopt wordt. In de meeste boeken is dat drie keer, De Coster maakt er zelfs zes keer van. Als de ouders van Uilenspiegel hem naar de kerk brengen voor zijn doop, wordt hij onderweg heel nat van de regen. Dat is de eerste doop. In de kerk krijgt hij water over zich heen doordat een metselaar een volle emmer door een gat naar beneden gooit. Dat is de tweede doop. Uilenspiegel raakt compleet van slag door de koude spetters. Zijn ouders gaan klagen bij de deken, die hem snel zijn officiële doop geeft. Dat is de derde doop. Naar Vlaams gebruik gaat het gezelschap na de regen opdrogen in een herberg door veel bier te drinken. Dat is de vierde doop. De vijfde doop geschiedt als peetmoeder Katelijne struikelt en met Uilenspiegel in de modder valt. Thuis wordt Uilenspiegel tenslotte met lauw water gewassen. Zo is hij zesmaal gedoopt op één dag (De Coster 1986, p. 11).
Beeld van de geschreven traditie
De verschillende boeken uit de geschreven traditie vertonen veel overeenkomsten. Het Duitse origineel is wat uitgebreider dan het Nederlandse, de versies gebaseerd op Van Hoochstraten lijken erg op elkaar, de 18e-eeuwse versie lijkt ook Duitse verhalen te hebben meegenomen en Charles de Coster incorporeert eveneens een aantal typische Uilenspiegelverhalen in zijn politiek-historische roman. Er zijn ongeveer 15 verhalen die alleen in de geschreven traditie voorkomen. De meeste van deze verhalen komen in meer dan de helft van de geschreven werken voor. Ze gaan over het werk van Uilenspiegel en de grappen die hij heeft uitgehaald. Sommige van deze verhalen zijn heel kort (het verhaal over de meervoudige doop bestaat in sommige boeken slechts uit enkele regels), andere zijn lang. Er lijken geen duidelijke redenen te zijn waarom deze verhalen niet zijn opgenomen in de mondelinge traditie.
Een voorbeeld van een verhaal dat veel in de boeken voorkomt is de grap over Uilenspiegel die brood steelt voor zijn moeder. Als het eten thuis op is, gaat Uilenspiegel naar de bakker. Hij bestelt twee broden uit naam van een rijke heer, voor wie hij zegt te werken. Als de bakkersjongen meegaat om de broden af te leveren en het geld te innen, laat Uilenspiegel één van de broden in een plas vallen. De bakkersjongen gaat snel terug naar de bakkerij om een nieuw brood te halen. Ondertussen neemt Uilenspiegel het andere brood mee naar huis en geeft het aan zijn moeder (De vermakelijke lotgevallen van Tijl Uilenspiegel 1972, pp. 30-33).
Een ander verhaal dat veel voorkomt, gaat over Uilenspiegel die in dienst is bij een pastoor (in sommige versies een priester). De pastoor belooft hem dat Uilenspiegel evenveel te eten zal krijgen als hijzelf en maar een halve hoeveelheid werk hoeft te doen. Daar houdt Uilenspiegel zich aan. Als de dienstmeid met één oog twee kippen aan het braden is, eet hij een van de kippen op. De dienstmeid klaagt over hem en hij antwoordt dat ze haar tweede oog eens open moet doen, zodat ze alles beter kan zien. De pastoor beveelt Uilenspiegel om beter naar de dienstmeid te luisteren, maar hij blijft halve emmers water halen en de haard maar voor de helft opstoken. De pastoor vindt het grappig, maar na nog meer klachten van de dienstmeid moet hij Uilenspiegel toch ontslaan (De vermakelijke lotgevallen van Tijl Uilenspiegel 1972, pp. 37-42)
Ook de subtypes van Van der Kooi komen in de boeken voor: de meeste subtypes komen in minstens de helft van de geschreven werken voor. Ulespegel doet een wonder met schoenen, Ulespegel zal vliegen, Ongeneeslijk zieke patiënten genezen, Ulespegel zeeft meel in de maneschijn en Ulespegel werkt met het bed op zijn rug (subtypes 1, 2, 3, 4 en 6) komen het meeste voor.
Er zijn drie subtypes die maar één keer voorkomen. 1635*9 – Ulespegel loopt dwars door een vensterruit en 1635*20 – Ulespegel hoopt gespaard te blijven voor gezonde kost, sterk drinken en een groot geluk komen alleen in het Duitse origineel voor. 1635*26 – “De ene helft meteen betalen, de andere later” komt alleen voor in De vermakelijke lotgevallen van Tijl Uilenspiegel (1972).
Mondelinge traditie
De grootste database van de Nederlandse mondelinge traditie is de Volksverhalenbank van de Lage Landen, die zich baseert op allerlei verschillende bronnen (zoals online fora, geluidsopnames en mondelinge optekeningen). De meeste Uilenspiegelverhalen in de Volksverhalenbank komen uit de collectie van de Friese verzamelaar, schrijver, dichter, hulppredikant en godsdienstleraar A.A. Jaarsma (1914-1991). Enkele Uilenspiegelverhalen in de Volksverhalenbank zijn afkomstig uit geschreven werken. Bovendien zijn veel verhalen duidelijk gebaseerd op de boeken, waarna ze een “eigen leven zijn gaan leiden” als orale overlevering. Een voorbeeld is een Vlaamse sage uit 1965 over Uilenspiegel en zijn vrienden, Nele en Lamme Goedzak. Dat zijn personages uit het boek van Charles de Coster.
De meeste Uilenspiegelgrappen in de Volksverhalenbank zijn, zoals gezegd, afkomstig uit de Friestalige collectie Jaarsma. Sommige verhalen gaan in oorsprong over de baron van Münchausen, een vergelijkbare volksverhalenfiguur. Vertellers maken een versie met Tijl Uilenspiegel en raken soms halverwege zelf in verwarring. Een voorbeeld is de Nederlandse grap over Tijl Uilenspiegel die zich aan zijn eigen haar uit een moeras trekt (eigenlijk ATU 1889 – Münchausen tales).
De verhalen die alleen in de mondelinge traditie voorkomen, vertonen vaak overeenkomsten met andere orale verhaaltradities. Daarnaast is er een aantal regionale verhalen, bijvoorbeeld een grap over de toren van Mechelen en de spotnaam Maneblussers. Die kunnen plaatselijk ontstaan zijn. Een opvallende eigenschap van de mondelinge grappen is dat ze meestal nogal kort zijn.
De meeste Uilenspiegelverhalen in de Volksverhalenbank vallen onder het internationale tale type ATU 1635* – Eulenspiegel’s tricks, maar zijn niet in te delen in de subtypen van Van der Kooi. Dit zijn de typische Uilenspiegelgrappen over het letterlijk nemen van bevelen en het voor de gek houden van willekeurige mensen. Naast ATU 1635* – Eulenspiegel’s tricks staan er 17 andere verhaaltypes in de Volksverhalenbank. De meeste daarvan komen slechts één keer voor. Een voorbeeld is ATU 785A – The Goose with One Leg. Uilenspiegel werkt bij een koopman en maakt een kraanvogel klaar. Tijdens het koken krijgt hij honger, dus hij eet stiekem één poot op. Zijn baas vraagt waar de tweede poot van het beest gebleven is. Uilenspiegel neemt hem mee naar een oever vol kraanvogels. “Kijk, ze staan allemaal op één poot.” Als de man in zijn handen klapt, vliegen de vogels weg en merkt hij dat ze toch twee poten hebben. Hij wordt boos, maar Uilenspiegel antwoordt: “Als u dat aan tafel had gedaan, had die kraanvogel ook weer twee poten gekregen.”
Eén verhaal zonder subtype dat tweemaal in de Volksverhalenbank voorkomt, gaat over Tijl Uilenspiegel bij een goudsmid. De trickster komt bij een goudsmid en vraagt: “Hoeveel geld zou ik krijgen voor een stuk goud zo groot als een kattenkop (paardenkop)?” De smid is meteen geïnteresseerd en nodigt Uilenspiegel uit om bij hem te komen eten. Uilenspiegel geniet van de maaltijd. Na het eten vraagt de goudsmid of hij zijn grote stuk goud eens wil laten zien. Uilenspiegel antwoordt: “Ik zei niet dat ik een stuk goud zo groot als een kattenkop hád, ik vroeg alleen wat je zou doen als ik er een zou hebben!” Daarna moet hij maken dat hij wegkomt.
Beeld van de mondelinge traditie
Volksverhalen in Friesland onderscheidt niet alleen de verschillende subtypes. Van der Kooi vermeldt ook hoe vaak hij deze verhalen zelf heeft aangetroffen in de Friese mondelinge traditie. De catalogus biedt met name zicht op de orale overlevering. Een overzicht van de subtypes van ATU 1635*– Eulenspiegel’s tricks in de Volksverhalenbank versus Volksverhalen in Friesland (1984) is te vinden in deze grafiek:
De grafiek laat zien dat de Volksverhalenbank en de catalogus van Van der Kooi een vrij gelijke verdeling tonen, afgezien van het feit dat enkele subtypes alleen één of twee keer bij Van der Kooi voorkomen. De mondelinge traditie heeft dus ook een vrij duidelijk eigen karakter, met een voorkeur voor andere verhalen dan de geschreven traditie.
Het meest voorkomende mondelinge verhaal in database en catalogus is subtype 1635* 15 – “Waar rook is, is ook vuur”. Nagenoeg alle versies van dit subtype die in de Volksverhalenbank staan, komen uit de collectie van A.A. Jaarsma. Er komen korte versies voor (slechts bestaande uit de zin “Waar rook is, is vuur”), maar ook langere versies. Daarin wordt de reden voor Uilenspiegels gewroet in de paardenmest ook genoemd; hij wil bijvoorbeeld zijn pijp opsteken, zijn handen verwarmen, de kachel aansteken of een bokking bakken (ook al wordt in die variant niet specifiek de naam Uilenspiegel genoemd). In Volksverhalen in Friesland wordt subtype 1635*15 – Waar rook is, is ook vuur 21 keer geteld. Van der Kooi maakt een onderscheid tussen een dampende hoop paardenvijgen en een dampende mesthoop. Ook beschrijft hij de variant waarin Uilenspiegel een bokking wil roken.
Een ander populair subtype dat we in de Volksverhalenbank en de catalogus tegenkomen, is 1635*7 – Ulespegel probeert mouwen in een jas te smijten. Uilenspiegel werkt als kleermakershulp. Het is een typisch geval van een verhaal waarin hij zijn bevelen letterlijk neemt: als hij “de mouwen aan een jas moet smijten” is Uilenspiegel de hele nacht mouwen naar de jas aan het gooien. De versies van dit subtype in de Volksverhalenbank komen uit de collectie Jaarsma en de boeken van Van Hoochstraten en J.H. de Lange. Dit verhaal is dus zowel in de schriftelijke als de mondelinge traditie te vinden. De versies uit Volksverhalen in Friesland zijn afkomstig van een zevental vertellers.
Twee andere subtypes die zowel in de database als de catalogus te vinden zijn, zijn 1635*4 –Ulespegel zeeft meel in de maneschijn (dat verhaal komt bovendien in de schriftelijke bronnen voor) en 1635*17 – Ulespegel lacht als het regent, huilt bij mooi weer. 1635*4 – Ulespegel zeeft meel in de maneschijn gaat als volgt: Uilenspiegel werkt als knecht voor een gierige bakker. ’s Nachts moet hij het meel zeven, maar hij mag geen kaars aansteken. Zijn baas beveelt hem om bij maanlicht te zeven. Als hij de volgende ochtend terugkomt, heeft Uilenspiegel het meel boven het gras (de straat) gezeefd (in andere versies: door het raam naar buiten gegooid).
Vergelijking – de samenhang tussen mondelinge en schriftelijke Uilenspiegelverhalen
De grafieken over de subtypes van Van der Kooi laten zien dat binnen de geschreven en mondelinge traditie aardig wat overeenkomsten zijn. Subtypes uit de mondelinge traditie zijn regelmatig terug te vinden in gedrukte (volks)boeken: dertien van de vijfendertig types komen ook in de geschreven werken voor. De meeste volksverhalen kwamen zelfs in meer dan de helft van de onderzochte boeken voor, twee verhalen kwamen alleen voor in Bote (1510) en één alleen in De vermakelijke lotgevallen van Tijl Uilenspiegel (1972). Op de een of andere manier zijn 1635*9 –Ulespegel loopt dwars door een vensterruit en 1635*20 – Ulespegel hoopt gespaard te blijven voor gezonde kost, sterk drinken en een groot geluk dus niet schriftelijk overgeleverd vanaf het originele werk van Bote, maar wel in de Nederlandse mondelinge traditie terechtgekomen.
De typen die het meest in de schriftelijke versies voorkwamen (subtypes 1, 2, 3, 4 en 6) kwamen lang niet het meest voor in de orale traditie. Het meestvoorkomende subtype van de orale traditie (subtype 15) komt zelfs helemaal niet in de geschreven werken voor. De subtypen laten dus zien dat er overeenkomsten zijn tussen beide tradities. De schriftelijke traditie heeft de mondelinge overlevering deels gevoed, maar veel mondeling overgeleverde volksverhalen zijn los van de bekende schriftelijke bronnen ontstaan. Bij de geschreven bronnen gaat het steeds om langere verhalen, die tezamen een Uilenspiegelbiografie vormen. De mondelinge verhalen zijn vaak een stuk korter en vormen nooit een biografie.
Ook buiten de subtypes om bestaan veel Uilenspiegelverhalen die in beide tradities voorkomen. De grap Anderhalve man en een paardenkop is een van de weinige die in beide tradities voorkomt, maar niet onder de subtypen van Van der Kooi valt. De jonge Uilenspiegel is alleen thuis. Zijn huis heeft een boven- en een onderdeur. Er komt een reiziger te paard voorbij, die naar de weg wil vragen. Hij staat met zijn paard voor de deur, die alleen van boven open is. De reiziger roept: “Is er iemand thuis?” Uilenspiegel antwoordt: “Jawel, anderhalve man en een paardenhoofd, want jij bent met je halve lijf in het huis samen met het hoofd van het paard, en ik ben een hele man.” (Van Hoochstraten 1525-1546, pp. 94-95). Deze grap bestond in de internationale catalogus van volksverhalen al onder ATU 921 – The King and the Farmer’s Son en komt ook in de Volksverhalenbank voor, maar dan met andere personages.
Er zijn nog een stuk of acht andere Uilenspiegelgrappen die in beide tradities voorkomen. Bijvoorbeeld een verhaal waarin Uilenspiegel voor zijn vader op het paard zit. Hij steekt zijn tong uit, waardoor de omstanders protesteren. Vervolgens moet hij achterop zitten, maar dan laat hij aan alle omstanders zijn achterwerk zien. Een ander verhaal dat in beide tradities voorkomt, gaat over Uilenspiegel en zijn moeder. De moeder van Uilenspiegel komt bij hem op bezoek omdat hij ziek is. “Waar ben je ziek?” vraagt ze. “Hier moeder, tussen de beddenplank en de muur.” De ongeruste moeder vraagt: “Uiltje, zeg toch eens een zoet woord!” “Honing, moeder,” reageert Uilenspiegel.
Conclusie
Al met al is er zeker sprake van samenhang tussen mondelinge en schriftelijke Uilenspiegelverhalen. Er zijn veel Uilenspiegelgrappen die in beide tradities voorkomen. Ook zijn de subtypen van Van der Kooi toe te passen op de boeken. De grappen die in beide tradities voorkomen zijn zowel makkelijk te onthouden als leuk om wat langer uit te werken (in de boeken). Ze bevatten typische Uilenspiegelkarakteristieken zoals het letterlijk nemen van bevelen, woordgrappen en grappen over de dood, honger en armoede. De overeenkomsten laten zien dat de orale en geschreven Uilenspiegelgrappen meerdere malen in de geschiedenis met elkaar in aanraking zijn gekomen en elkaar hebben beïnvloed. Toch is er geen sprake van heel veel overlap tussen de geschreven en orale traditie van Uilenspiegelverhalen. Uilenspiegelgrappen uit de orale traditie vertonen meer overeenkomsten met volksverhalen uit andere tradities en hebben vaker een recent of lokaal karakter. Ook zijn ze over het algemeen korter. De verhalen die alleen in de geschreven traditie voorkomen, zijn vaak wat langer en hebben een universeler (minder plaatselijk, actueel of politiek) karakter dan de mondelinge verhalen. Deze verschillen laten zien dat de mondelinge en geschreven overlevering ondanks hun wederzijdse invloed ook eigen voorkeuren en karakteristieken hebben.
Literatuur
Bote, Hermann. 2015. Till Eulenspiegel: Ein kurzweiliges Buch von Till Eulenspiegel aus dem Lande Braunschweg. (Wie er sein Leben vollbracht hat.). eBook. Onder redactie van Tobias R. Jung. Eerste druk. Damnick.
Coster, Charles de. 1986. De legende van Uilenspiegel. Vertaald door Richard Delbecq en Johan Lefèvre. Nederlandse vertaling naar Franse druk uit 1867. Gent: Claeys.
De vermakelijke lotgevallen van Tijl Uilenspiegel. 1972. Facsimile van een uitgave door de Nederlandsche Maatschappij van Schoone Kunsten uit 1841. Den Haag: Kruseman’s Uitgeversmaatschappij.
Hoochstraten, Michiel van. Ca. 1525-1546. Ulenspieghel: Van Ulenspieghels leven ende schimpelijcke wercken, ende wonderlijcke avontueren die hi hadde want hi en liet hem gheen boeverie verdrieten. Hertaald door Loek Geeraedts (1986). Amsterdam: Kapellen.
Kooi, van der, J. 1984. Volksverhalen in Friesland. Lectuur en mondelinge overlevering. Een typencatalogus. Groningen: Stifting Ffyrug/stichting Sasland.
Meder, Theo. 2000. ‘Nederlandse sprookjes in de negentiende en twintigste eeuw. Verteld, verzameld, gedrukt.’ In: Berry Dongelmans, Netty van Rotterdam, Jeroen Salman en Janneke van der Veer, Tot volle waschdom. Bijdragen aan de geschiedenis van de kinder- en jeugdliteratuur. Biblion Uitgeverij, Den Haag 2000, pp. 31-46, 283-284.
Meder, Theo. 2017. ‘Vertellen alsof het gedrukt staat : (Re-)oralisatie van 17de- en 18de -eeuwse lectuur.’ Volkskunde2017 (3): 273–89.
Segers, Guy, en Patricia Visser (ed.) 1996. Wonderbaarlijke en zeldzame Historie van Thyl Ulenspiegel: Van zijn schalke listige Potzen en Boeverijen die hij zo in zijn leven als ook in zijn dood bedreven heeft. Zeer tijdkortig en geneuglijk om te lezen voor oude en jonge lieden. Tweede druk. Leuven: Uitgeverij Davidsfonds/Clauwaert. Naar J.H. de Lange 1790 (J.H. de Lange: naar Michiel van Hoochstraten (1525-1546)).
Stapper, Léon, Peter Altena en Michel Uyen. 1994. Van Abélard tot Zoroaster.Literaireenhistorische figurenvanafderenaissanceinliteratuur,muziek, beeldendekunst entheater. Nijmegen: SUN.
Jeanet Rink zegt
Wat een interessant en goed geschreven artikel!!