Ik kijk helaas te weinig films en series om er iets verstandigs over te zeggen: het zover ik kan nagaan in de narratologische theorie nog te weinig verklaarde feit dat schrijvers voor de tv vaak nagenoeg onzichtbaar zijn. Er zijn wel uitzonderingen, zoals Charles Kaufmann (de schrijver van onder andere Being John Malkovich en Eternal Sunshine of the Spotless Mind) of Charlie Brooker (van Black Mirror), maar dat zijn er echt niet veel. De regisseurs en de acteurs zijn bekende namen in deze wereld, de schrijver niet.
Dat staat natuurlijk in groot contrast met niet alleen poëzie en proza, maar zelfs met toneel, en ik kan dus niet zo goed verklaren waarom. Natuurlijk is de relatieve rol van de schrijver in audiovisueel werk veel beperkter, maar dat zij over het algemeen volkomen onder de radar blijft, vind ik toch wel gek.
Ik kijk de laatste tijd naar de serie Mr Monk van het begin van deze eeuw, op Netflix. Het is een serie over een detective die een ongelooflijke hoeveelheid fobieën en tics heeft, en die in iedere aflevering (minstens) een moord oplost. De aflevering Mr Monk and the TV Star (2004) speelt zich deels af op de set van een televisieserie. Mr. Monk en zijn assistente rijden rond minuut 12 rond in een wagentje, en op een bepaald moment komt er iemand naast dat karretje lopen, die vriendelijk groet.
“Is he anybody?” vraagt de assistente.
“No”, zegt dan degene die hen rondrijdt, “he is just a writer”.
Dat is een grappige vorm van autoreferentialiteit. Het vereist niet veel googlen (al weet ik niet of dat in 2004 ook al zo gemakkelijk was) om in te zien dat de man die zo vriendelijk groette, inderdaad een van de schrijvers van Mr Monk is, Andy Breckman. Maar de grap zit er geloof ik toch vooral in dat het hier gaat om zelfspot: en om dat te doorzien moet je begrijpen dat iemand ooit dat zinnetje ‘he is just a writer’ heeft opgeschreven. En als je dat doet, besef je hoe zeldzaam dat soort momenten zijn.
Tv-schrijvers zijn te onzichtbaar om te veel grappen over hun eigen onzichtbaarheid te kunnen maken.
Het is heel lastig om een serie als Mr. Monk te consumeren als een vorm van realisme. Het aantal eigenaardigheden van meneer Monk is te groot: zoveel fobieën en op zo’n niveau van specificiteit (bovenaan de lange, lange list staat melk, want meneer Monk is ook nog eens in staat zijn fobieën heel precies te ordenen). Zoiets geldt ook voor zijn talent: op een Sherlock Holmes-achtige manier vallen hem de kleinste details op en weet hij deze ook nog eens aan elkaar te verbinden.
Maar daarnaast komt hij ook nog eens op allerlei manieren in aanraking met moord, en niet alleen professioneel. Vrijwel ieder van de personages (andere agenten, Monks assistent, de dochter van Monks assistent, zijn broer, enz.) krijgt op zeker moment wel te maken met een verdacht overlijden dat dan ook inderdaad een heel ingenieus bedachte moord blijkt te zijn. (Mijn favoriet: een vermoorde man wordt in een auto gezet, en die auto in een truck geladen. Die truck lost de auto op een rustig stukje snelweg, zodat het net lijkt alsof de auto verongelukt is.)
Dat doet er allemaal niet toe. Mr. Monk is puur amusement, maar gebaseerd op het feit dat je als kijker je er voortdurend bewust van bent dat je naar een verhaal kijkt. Je geniet van de ingenieuze details van het verhaal. Het gekke is daarbij dat je dan vervolgens eigenlijk toch ook niet echt geïnteresseerd raakt in degene die dat verhaal bedacht had. Er zullen vast een paar fans van Andy Breckman zijn, maar die vallen in het niet bij de fans van de acteur die meneer Monk speelt, Tony Shalboub. En ik kan niet goed verklaren waarom dit zo is.
Weia Reinboud zegt
Vroeger op de radio werd bij hoorspelen de schrijver wel nadrukkelijk vermeld.
Jan Simons zegt
De ironie wil dat de regisseur pas werd gezien als het creatieve brein van een film door de ‘politique des auteurs’ van de critici van de Cahiers du Cinéma in de jaren vijftig van de vorige eeuw. De literaire schrijver stond dus model voor het ‘auteurschap’ van de filmregisseur. Niet alle regisseurs waren in de ogen van deze critici – Truffaut, Godard, Rohmer – ‘auteurs’, maar alleen zij die door een eigen stijl, thematiek en visie een persoonlijk en herkenbaar stempel op hun films wisten te zetten, zelfs of vooral als de film een bewerking was van een middelmatige schrijver, zoals bijvoorbeeld Hitchcock enkele romannetjes van Daphne du Maurier verfilmde. In de ogen van de ‘auteurs-politici’ leverden zulke schrijvers hooguit de ruwe grondstof waaruit de ware filmauteur dan een diamant wist te slijpen. Zo werden de rollen als het ware omgekeerd: de filmauteur die was gemodelleerd naar de literaire auteur degradeerde de laatste tot een dienstbare toeleverancier. En zo is de rolverdeling – op een enkele uitzondering na als Stephen King, bijvoorbeeld – gebleven.
Jan Simons zegt
Toevallig stond vandaag, 14 juni, in De Volkskrant het bericht dat de tv-serie De Joodse Raad de Zilveren Nipkowschijf heeft gewonnen. De naam van de regisseur, Paula van der Oest werd in dit berichtje wel genoemd, maar hoewel wordt vermeld dat de jury het ‘subtiele en genuanceerde script’ prijst, blijven de namen van de scenaristen Paul Jan Nelissen en Roos Ouwehand onvermeld.
Berthold van Maris zegt
Interessante kwestie. Bij veel films (goeie films) is de regisseur de kapitein op het schip. Vaak zijn er meerdere scriptschrijvers die ideeen en materiaal aanleveren. Tijdens het draaien van de film kan daar door de regisseur altijd weer van worden afgeweken. Dat gebeurt ook veel.
Vaak heeft de regisseur zelf ook meegeschreven aan het script.
Maar, lees maar eens een filmscript. Dan zul je zien dat die teksten nog heel vlak zijn, dat er nog heel veel (eigenlijk het belangrijkste) moet worden ingevuld door de acteurs, de art direction, de cameraman, etcetera. De rol van de schrijvers is dienstbaar, maar niet toonaangevend.
Mooie uitzonderingen zijn er natuurlijk ook wel weer. Zoals topscenarioschrijver Carriere die intensief en redelijk symbiotisch samenwerkte met (regisseur) Bunuel en ook een heel mooi boekhoofdstuk wijdde aan hoe ze dat deden.
Scenaristen zijn minder belangrijk dan de regisseur omdat het in film vooral om sfeer gaat en minder om de plot (net als in literatuur trouwens) en uiteindelijk is het de regisseur die die sfeer bepaalt en creeert.