De verenglishing van het Nederlands in Vlaanderen 5.6
In deze reeks vertellen onderzoeker Eline Zenner en taalliefhebber Jan Hautekiet het verhaal van de ‘verenglishing’ van het Nederlands in Vlaanderen. Een overzicht van de afleveringen in de aangroeiende reeks vind je hier. Dit stukje rondt Deel 5 af, dat de positie van het Engels in het lager onderwijs onderzocht en inzette op de vergelijking met andere talen. Hiertoe gaan we nog een laatste keer in op de taalverwervingsmix prestige, motivatie en blootstelling, dit keer voor het Nederlands zelf.
Kasper voelde zich er toch wat onwennig bij, zo de eerste ochtend aan de ontbijttafel met het vooruitzicht op een extra man, of ja, knaap, erbij. Kaspers tienerdochter Lien had namelijk voor het eerst een gast ter overnachting meegebracht naar huis. De voetstappen op de trap kondigden de tafelgenoten aan, en Kasper probeerde zo achteloos mogelijk van zijn koffie te genieten. Dat lukte aardig, tot hij dochter Lien en aanwinst Dieter de ontbijtopties hoorde bespreken in de keuken.
Lien: Would you like some eggs?
Dieter: No, thank you. That’s ok.
Lien: Maybe you want coffee?
Dieter: I don’t drink coffee. Can I have some water?
Een gespreksonderwerp had hij gelukkig meteen. Hij vroeg de twee tieners waarom ze dit gesprek met elkaar in het Engels voerden, terwijl ze toch allebei eigenlijk gewoon Nederlandstalig zijn en ook zo zijn opgevoed. “Gewoon,” zeiden ze op z’n tieners, met een opgehaalde schouder om de trivialiteit van de taalkeuze te onderstrepen. “Dat praat beter.”
Toevallig sprak Eline twee jaar voor dit unieke ontbijt al ‘ns met Lien, die toen hielp om materiaal te creëren voor een onderzoek naar de invloed van het Engels op het Nederlands. Goed vijftien was ze dan, en ook toen al gebruikte ze naar eigen zeggen vaak Engels als voertaal, op de speelplaats met vriendinnen bijvoorbeeld. De reden die ze daar toen voor gaf, was dat het Engels voor haar comfortabeler aanvoelt, omdat ze “heel erg goed Engels kan praten.” Het Engels is voor haar ook een hele leuke taal, maar ze paste zich met plezier aan leeftijdsgenoten aan die liever hebben dat ze Nederlands praat.
Het is een aparte observatie, en hoewel anekdotisch, blijkbaar ook niet uniek. Zo kreeg Eline ook al het verhaal voorgeschoteld van Karen en bevriende Nederlandstalige studenten Geschiedenis die bij voorkeur met elkaar in het Engels praatten, enerzijds om hun taalvaardigheid in het Engels te stimuleren, maar toch ook omdat het lekker bekt.
We eindigen dit vijfde deel over taal in het onderwijs zo zoals we het zijn begonnen: met losse verhalen van individuele gebruikers. In dit geval doen we dat bij gebrek aan systematisch onderzoek. Bij ons weten zijn er voorlopig geen cijfers te vinden over het aantal Nederlandstalige jongeren die bewust het Engels boven het Nederlands verkiezen als voertaal voor hun gesprekken. Dat dit gebeurt, gaat in tegen de argumenten die we doorgaans als sociolinguïsten aanhalen wanneer ons gevraagd wordt of het Engels het Nederlands opeet. Zo benadrukten ook enkele van de onderzoekers waarmee we spraken dat “de gemiddelde taalgebruiker wellicht toch niet ineens massaal naar het Engels zal overschakelen”. We willen hier in geen geval de verhalen van Lien en Karen veralgemenen en dus zeker het woord “massaal” niet in de mond nemen. Wel gebruiken we de anekdotes hierboven graag als aanleiding om kort de cocktail prestige, motivatie en blootstelling voor het Nederlands zelf te analyseren.
Dat leerlingen in Vlaamse scholen blootgesteld worden aan het Nederlands, ligt voor de hand. Het is de onderwijs- en maatschappijtaal, en voor een meerderheid van de leerlingen ook minstens een van de thuistalen. Onder de motorkap zijn er wel wat minder rooskleurige patronen aan te wijzen in de aard van de blootstelling. Binnen de vaststelling van de reducerende leesvaardigheid in de PISA– en PIRLS-resultaten, is vooral de boekenmarkt een blik waard. De jaarlijkse cijfers voor boekenverkoop doen al jaren pijn aan het hart van elke literatuurminnaar. In die dalende markt springt één klimmer in het oog: Engelstalige young adult-fictie. Die stijging wordt doorgaans gekoppeld aan #Booktok, een leesfenomeen ontstaan op sociale media tijdens de coronapandemie. Vooral op TikTok gebruiken jongeren de hashtag om boeken aan te prijzen. In die internationale context gebeurt dat vaak ook in het Engels. In een artikel over #Booktok uit 2022 formuleerden enkele jongeren het in De Standaard als volgt:
‘Ik duid vooral veel aan in Engelstalige boeken’, valt Lena in. ‘Dingen zijn vaak mooier verwoord in het Engels.’ Ook Amber leest véél liever in het Engels dan in het Nederlands. Die liefde voor het Engels verbindt de booktokkers. De nieuwe gemeenschap van boekenwurmen die zich via de sociale media gevormd heeft, wacht niet op de vertalingen van hun favoriete auteurs.
Waar de motivatie om boeken te lezen in het algemeen laag ligt bij jongeren, lijkt die mogelijk dus wel hoger voor Engelstalige boeken. Willen we motivatie wat breder bekijken, dan kunnen we opnieuw rekenen op peilingsonderzoek van de Vlaamse overheid. In 2018 ging het Steunpunt Toetsontwikkelingen en Peilingen na welk aandeel van de leerlingen lager onderwijs de eindtermen voor Nederlands behaalt. Net als bij de peiling Frans, werd ook hier motivatie mee in kaart gebracht. De supporters thuis zijn alvast van het Nederlands overtuigd: net geen negen op de tien ouders vindt goede resultaten voor Nederlands belangrijk voor verdere studies en een job, en bijna alle ouders vinden lees- luister- en schrijfvaardigheid belangrijk voor de toekomst van hun kind. Wat de klas leerlingen betreft, zien we dat ongeveer 80% van de meer dan 3000 participanten in het onderzoek het Nederlands belangrijk vindt voor de eigen toekomst. Een pak minder, slechts ongeveer zes op tien, vindt dat er interessante dingen te leren zijn tijdens de les Nederlands. Veel verandering zien we niet wanneer we van lager naar secundair onderwijs opschuiven. In een peiling uit 2022 in de eerste graad secundair onderwijs vindt minder dan de helft van de bevraagden het Nederlands belangrijk voor verdere studies of een beroep later. In de A-stroom geeft slechts een op drie van de leerlingen aan graag Nederlands te volgen. Ter vergelijking: 42% geeft aan graag wiskunde te volgen. Algemene schoolmoeheid kan het resultaat niet zomaar van tafel vegen: zes op tien van de ASO-leerlingen geeft aan het algemeen leuk te vinden op school. Motivatie voor Nederlands: kan wellicht beter.
De analyse hierboven belicht natuurlijk slechts oppervlakkig enkele randfenomenen, en is daardoor ook enigszins kort door de bocht. Ze helpt wel om in te zien dat het Nederlands als maatschappijtaal overal rond ons is en blijft, en alleen daardoor al stevig voet aan de grond heeft, maar dat we tegelijk niet rond de sterke aantrekkingskracht van het Engels kunnen. De motivatie voor Nederlands op school lijkt ook niet torenhoog. In combinatie met de anekdotische observaties van Lien en Karen lijkt het gepast toch ‘ns in meer detail gaan kijken naar de positie van het Nederlands in de aankomende generatie en de rol van het Engels in hun omgeving. Daar zetten we in het volgende deel van de reeks op in, waarbij we gelijk de overstap maken van Engels als voertaal naar Engels als brontaal voor ontlening.
Een gestructureerde inhoudsopgave van De verenglishing staat hier.
Bij deze reeks hoort een regelmatig geüpdatete bronnenlijst.
Lees ook het vorige artikel in deze reeks: Prestige, motivatie, blootstelling
Laat een reactie achter