De verenglishing van het Nederlands in Vlaanderen (5.4)
In deze reeks vertellen onderzoeker Eline Zenner en taalliefhebber Jan Hautekiet het verhaal van de ‘verenglishing’ van het Nederlands in Vlaanderen. Een overzicht van de afleveringen in de aangroeiende reeks vind je hier. In het vorige stukje toonden ze aan hoe veel kinderen al best wat Engelse woordenschat in hun repertoire hebben voor ze hun eerste Engelse les krijgen op school. In dit stukje overlopen ze verschillende verklaringen die daarvoor worden aangereikt.
Uit ons vorige stukje bleek dat Vlaamse en Nederlandse lagereschoolkinderen al heel wat Engelse woorden begrijpen nog voor ze hun eerste Engelse les krijgen. Een studie van onderzoekers aan UGent leverde een gemiddelde score van 65% op voor een test waarin de participant een reeks woorden moet matchen met het juiste prentje, zoals in het voorbeeld hieronder. Indrukwekkend is dat, 65%. Bijna een onderscheiding!
Als je weet dat de opgave bij het voorbeeld hierboven is om de penguin aan te duiden en niet de hippopotamus (‘nijlpaard’), ben je misschien gelijk wat minder van de sokken geblazen. Het Engelse woord penguin is dan misschien niet helemaal gelijk aan onze pinguïn, maar de twee lijken natuurlijk toch wel erg sterk op elkaar. Volgens Van Dale ontleenden we onze pinguïn zelfs aan het Engels, al in het jaar 1595 om precies te zijn. De Engelsen zelf zouden het woord volgens Oxford English Dictionary ontleend hebben aan het Welsh; penguin lijkt een combinatie te zijn van Welsh pen ‘kop’ en gwyn ‘wit’. Die achtergrondinformatie zal een kind uit de lagere school niet hebben, maar dat is ook niet nodig. We kunnen er immers wel van uitgaan dat Nederlandstalige zesjarigen het woord pinguïn in hun mentale woordenboekje hebben zitten en van daaruit ook zonder etymologische crashcourse prentje 2 als gedoodverfde oplossing voor penguin kunnen uitkiezen.
Penguin en pinguïn lijken op elkaar, in dit geval door ontlening. Omdat het Engels en het Nederlands nauw verwante talen zijn met ook nog ‘ns veel gedeelde geschiedenis, zijn er natuurlijk nog heel wat andere woorden zijn waar ‘slim afleiden’ tot een juist antwoord kan leiden. Van man naar man, van wheel naar wiel of van sea naar zee: kennis van het Nederlands helpt de participanten in dit soort tests zeker vooruit. Daarom keken de UGent-onderzoekers ook even na wat er met de testscores gebeurt wanneer de antwoorden voor dit soort verwante woorden worden uitgesloten. Zoals verwacht zakken de gemiddelde testresultaten, van 65% naar 52% om precies te zijn.
Taalverwantschap helpt dus zeker al ten dele om de resultaten van de groep als geheel te verklaren, maar kan niet alles verklaren. Een gemiddelde van 52% is nog altijd een pak beter dan gokken, wat bij keuze uit vier prentjes een resultaat van 25% moet opleveren. Daarbij kun je taalverwantschap ook niet gebruiken om verschillen tussen de kinderen weg te redeneren. En die verschillen zijn best groot. De laagste score voor het UGent-onderzoek was 25%, verwante woorden meegerekend. De score van een gokker dus. De hoogst scorende participanten beantwoorden 116 van de 120 vragen correct. Dat is op vier woorden na alles juist. Meer dan 9 op tien dus. Ook in de andere studies die we in ons vorige stukje aanhaalden, duiken grote verschillen op tussen de deelnemende kinderen.
Elk van die studies haalt blootstelling aan het Engels en de motivatie om Engels te leren aan om de verschillen in testscores te verklaren. Hoe meer je aan een taal wordt blootgesteld, hoe meer je ze oppikt. Klinkt logisch, maar de grootte van het effect hangt wel af van het type blootstelling. De impact van contact met het Engels via sociale media of gamen lijkt sterker samen te hangen met de toetsresultaten dan blootstelling via televisie of muziek. In die eerste contexten moet je zelf immers actiever met de taal aan de slag. Dat versterkt op zichzelf dan ook vaak al de motivatie: het is zuiver praktisch gezien best onhandig om geen comments te kunnen plaatsen bij de reels van je favoriete Insta-influencer. Dat je graag ook wel wat op die Insta-influencer wil lijken, en dus ook wel als die influencer wil klinken, werkt zeker ook de motivatie in de hand. Het verhaal van Evgueny bevestigt die kracht van interactieve blootstelling en motivatie: hij hoorde voortdurend Engels via de games die hij speelde, en was bijzonder gemotiveerd om te begrijpen wat er in die games werd gezegd en ook zelf in de interactieve spelletjes het woord te nemen. Mariet Schiepers, directeur van het CTO, vult in een interview aan:
Motivatie hangt in dit geval zo sterk samen met wat wij in onze handboeken didactiek vatten onder één van de zeven principes voor taalverwerving/taalkrachtig onderwijs: ‘functionaliteit’. De taal, hier het Engels, stelt je in staat om zinvolle niet-talige doelen te bereiken en daardoor succes te ervaren. Taal wordt een middel, en dat zie je ook heel mooi in het verhaal van Evgueny.
Taalverwantschap, blootstelling en motivatie. Een laatste factor die we aan dit rijtje willen toevoegen is maatschappelijk prestige. Het Engels is een van de hoofdtalen van de Europe Unie, de taal van de politieke macht, de aanvoerder van de popcultuur en techrevolutie, de spreekbuis van de wetenschap en – in de Lage Landen in wisselende mate – van het hoger onderwijs. Het Engels is overal in de samenleving, maar zeker ook op plaatsen van aanzien. Daarom wordt het ook belangrijk geacht de taal te verwerven, en krijgt de taal vanuit het beleid haar onwrikbare plaats in het leerplichtonderwijs. Die maatschappelijke positie kan de persoonlijke motivatie van individuele gebruikers zo nog versterken.
En zo vormen taalverwantschap, blootstelling, motivatie en maatschappelijk prestige samen een ‘krachtige cocktail’, zoals Kris Van den Branden het schrijft, een ‘succesverhaal’ waarin jongeren alle kansen krijgen om het Engels te verwerven. En maar goed ook, want een potje Engels spreken komt echt wel van pas in de wereld van vandaag.
De vraag is hoe de ingrediëntenlijst er voor andere talen in onze maatschappij uitziet, hoe die verhouding tussen blootstelling, motivatie en prestige zich aftekent en welke kansen en uitdagingen daar liggen om zo veel mogelijk mensen een taalrijke en dus kansrijke toekomst te geven. Voor die denkoefening laten we in het volgende stukje Evgueny en de games even achter ons.
Een gestructureerde inhoudsopgave van De verenglishing staat hier.
Bij deze reeks hoort een regelmatig geüpdatete bronnenlijst.
Lees ook het vorige artikel in deze reeks: Binnen en buiten de schoolmuren
Laat een reactie achter