Katern 69 is het middelste van de vijf katernen in Van Dixhoorns het doel van de opticien en daarin lijkt alles, of althans veel, in het teken te staan van spiegeling of weerspiegeling. Het katerntje telt 12 bladzijden met daarop in totaal 21 woorden, de cijfers van het getal 69 spiegelen zichzelf en dat doen ook de getallen van de katernen er direct omheen, 38 en 83. Hoe verder verwijderd van het midden, hoe minder orde. Dit moet een veelbetekenend katerntje zijn.
Wat opvalt, is dat het visuele voor het eerst in de tekst zijn intrede doet. Na al het wit in de voorgaande katernen en ook in dit katern staat er nu twee keer ‘het ziet’, zonder aanhalingstekens. Aanhalingstekens komen in dit katern helemaal niet voor. In de vorige katernen werd vooral veel taal opgevangen, maar nu bevinden we ons alleen maar in de wereld van het visuele. Ook ‘het ziet’ gehoorzaamt aan het principe van de spiegeling. De twee woorden zijn te vinden op de tweede en op de voorlaatste bedrukte bladzijde – als ‘bedrukt’ een passende term is voor een bladzijde met twee woorden en verder alleen maar wit.
Halverwege het katern, in het midden van het midden dus, staat op de vertrouwde plek linksboven:
zo
met de nauwkeurigheid van het toeval
Zeven van de eenentwintig woorden maar liefst. Hier wordt, lijkt het, een volstrekt ondubbelzinnige uitspraak gedaan over wat we lezen en het procedé dat is toegepast: een toevalsprocedé. Een toevalsprocedé kan, als ik het goed zie, op twee manieren nauwkeurig zijn: als consequent toegepast procedé en dan is het nog maar de vraag of alles zo toevallig is, of als een procedé dat nauwkeurig met iets overeenstemt – iets weerspiegelt. Wat het procedé weerspiegelt is – na de eerdere katernen, alle katernen die nog volgen, mijn heldhaftige pogingen tot duiding – simpelweg ‘alles’. De werkelijkheid op alle niveaus die maar denkbaar zijn. Een toevalsprocedé in een zee van wit geeft een beeld van die werkelijkheid en is dan metaforisch, het vertoont in zijn materialiteit een overeenkomst met de werkelijkheid en dan vat ik het iconisch op, het is zijn materialiteit een onderdeel van de werkelijkheid die het in zijn materialiteit laat zien: als een staal in het stalenboek van de schilder. In het laatste geval hebben we te maken met exemplificatie, een term die gebruikt wordt bij de analyse van ‘concrete poëzie’.
Daar wil het toevalsprocedé dus op lijken. Zou het doel van de opticien zijn bereikt? Nog even de laatste bladzijde van katern 69 met maar liefst zes van de eenentwintig woorden:
zo
neerlegt
tegen de touwen zeg
Anders ik wel.
Het zesde deel van een serie over het doel van de opticien en de kat van de muziekschool van F. van Dixhoorn, gepubliceerd op https://gertdejager.blogspot.com/
Laat een reactie achter