De schilder aan de Maanweg
De lange weg, die Maanweg heet,
ligt waar de stad raakt afgebroken.
Nog een fabriek, een veld, een keet,
dan volgen daar de groene stroken
der landen, bomen, wijd en zijd.
De massa in zijn eeuwig groeien
zal ook hier komen mettertijd.
Nu staat op stal nog vee te loeien
terwijl aan ’t huis de vlier zich vlijt.
’t Was in de schemer dat ik kwam gelopen
de Maanweg langs, in ondergaande zon.
Een paarse nevel hield de ruimte open
zo stil en helder, een bedauwd gazon.
Daar zat een man in arbeidskleren
en schilderde een stukje sloot,
de peppels en de groene veren
van ’t pluimgras en de stille dood
van oude stammen, die verteren.
Wellicht stond hij daags te werken
op de fabriek, wat verderop.
’t Was aan zijn handen wel te merken;
’t penseel verving hier tang of schop.
In ’t schilderstukje op zijn knieën
werd ’t deksel weer een stukje land,
in zachte lijn en kleuren, die een
ontroerdheid toonden van zijn hand.
Zo toegewijd keken die ogen
eerst naar het veld, dan op zijn werk,
een spoor van goddelijk mededogen
was voelbaar, zielsbevrijdend sterk.
Niet lang ben ik er bij gebleven;
men moet niet zo een mens bezien.
Wie ’t ware leven staat te leven
is ’t best in eenzaamheid. Misschien
vond hij dit alles niet bijzonder.
Maar in mijn hart genas een wond
toen ik daar, als een simpel wonder,
die schilder aan de Maanweg vond.
Clara Eggink (1906-1991)
Abonnees van Lauren Jz Coster krijgen iedere werkdag een gedicht per e-mail.
Laat een reactie achter