Het open luik
Het harde, houten luik is dicht;
en daar achter is de dag
met zijn parel-gouden licht;
daarachter de boomen, de bergen, de wereld, de wind,
de menschheid: man, vrouw en het fijne kind;
daarachter de zon,
daarachter de maan,
daarachter de zilveren sterren;
ook Vlaanderen, nevel-blauw,
en God.
Het leven is nabij en verre;
het hart des levens weten wij slaan,
de krachten der dingen hooren wij gaan
achter het harde, houten luik.
Toen hebben wij het luik opengedaan.
•••
De herfst
Zie, hoe de aard-bal vervaalt
in de hand des Vaders
en de walm van bosschen en zee-kuil
welriekend langs Zijn vingers.
Zoo dooft het landschap
op een papier-lantaarn,
als de kaars sterft.
O, op het gelaat des Vaders
de onbestemde gloed
van de flauwere aard-bal.
Karel van den Oever (1879-1926)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per e-mail
Laat een reactie achter