Over Tobi Lakmaker en Auschwitz
De geschiedenis van mijn seksualiteit van Tobi Lakmaker is een van de grappigste maar ook meest ontroerende boeken die ik de laatste jaren las. Een mooie mix van bravoure, stilistische vaardigheid en uiteindelijk ook diepgang. Mijn eerste kennismaking ging overigens niet geheel rimpelloos. Ik moest uiteraard grinniken om de scènes met de herkenbare (literaire) sleutelfiguren en lachen om veel van de andere hilarische situaties in het boek. Maar ik ben óók van de generatie die als dogma meekreeg: over alles mag je grappen maken, maar niet over Auschwitz. Dat Lakmaker dat dus wél deed in zijn boek ervoer ik als schokkend – tot ik het slothoofdstuk las, dat over de dood van zijn terminale moeder ging en waarin we, sterker nog, lazen dat eigenlijk over het hele boek de donkere wolk van haar sterven hing: ‘Geloof het of niet, maar mijn moeder was dus echt dit hele verhaal lang ziek’. In dit korte, erg mooie hoofdstuk wordt (nogeens) duidelijk dat Lakmaker in een Joodse omgeving opgroeide. De titel van het hoofdstuk is ‘Elias Welverloren’, en over hem lezen we: ‘Elias Welverloren doet alle begrafenissen van intellectuele Joden in Oud-Zuid’. Bij tweede lectuur realiseerde ik me dat al vanaf pagina één die Joodse context duidelijk was. Later zag ik ook dat Lakmakers moeder (‘in het echt’) in 2008 een boek over haar in Auschwitz vermoorde grootvader publiceerde.
Toch was ik dus blijven haken achter die Auschwitz-grappen. Uit een column van Lakmaker in de Volkskrant, twee weken geleden, blijkt dat ik niet de enige ben. Lakmaker schrijft hoe hij voor een discussieavond met als titel ‘De wandelende Jood’ was uitgenodigd: ‘Dit was een literaire avond met Marcel Möring en Arnon Grunberg, mannen die een stuk joodser op mij overkwamen dan ik zelf was. Bovendien leken ze me nogal ernstig.’ Lakmaker voelt zich danig op zijn ongemak en zwijgt een groot deel van het debat.
De vrouw die ons zou interviewen heette Nicky Aerts en hoewel ik tot op zekere hoogte met haar te doen had, dreef ze mij langzaam tot waanzin. Na verloop van tijd durfde Aerts zich namelijk enkel nog tot mij te richten, alleen leek ze slechts één vraag te hebben voorbereid. Preciezer gezegd was het een aanvraag: ze wilde heel graag dat ik een grap over Auschwitz uit mijn boek zou herhalen. Ik vond dit een nogal smakeloos verzoek en kon me bovendien de grap niet goed herinneren. Ten slotte zei ik wat ik dacht: ‘Ik zit hier alleen maar om mijn grappen over Auschwitz.’ Daar moest Grunberg dan weer heel hartelijk om lachen, omdat het hem deed denken aan iets wat hij zelf ooit had gezegd.
Mijn eigen leeservaring en deze anekdote brachten mij de ervaring te binnen van een paar jaar geleden. Niet zolang na verschijning besloot ik om De geschiedenis van mijn seksualiteit te lezen met onze eerstejaars Nederlands. In datzelfde academiejaar zette ik het ook op de lijst voor een Mastervak Literatuurkritiek en liet ik de (vierdejaars) studenten een recensie over de roman schrijven. Wat viel op bij deze tientallen jonge lezers? Ze vonden het zonder uitzondering allemaal een fantastisch boek. En heel veel studenten stonden daarbij stil bij wat volgens hen het centrale thema was, namelijk: Lakmakers seksuele identiteit, (toen nog) haar worstelingen erover en de wens om van geslacht te veranderen – waarbij vaak dezelfde zin werd aangehaald, uit het slothoofdstuk: ‘dat ik me nu maar eens wilde aanmelden bij het VU Medisch Centrum, omdat je daar minder meisje en meer jongen kon worden’. Niet verkeerd gezien, natuurlijk. Maar wat mij opviel is dat helemaal niemand, zelfs maar terloops, inging op Lakmakers Joodse achtergrond, laat staan dat ze iets zeiden over (foute) grappen over Auschwitz. Dat was bij geen van de studenten een punt van aandacht.
In datzelfde jaar las ik Lakmakers roman met een club cultuurliefhebbers met wie ik al langjarig verkeer, allen vijftig-plus en belezen. Hier was de reactie nogal anders: lang niet iedereen was enthousiast (iemand merkte op: ‘Je hebt dat hele boek het gevoel alsof er iemand in het café halfdronken tegen je aan ouwehoert en je niet van hem afkomt’). En werkelijk iederéén was Auschwitz opgevallen alsook Lakmakers Joodse context. De foute grappen waren wel een punt van discussie, maar vanwege het rouwproces over Lakmakers moeder zag men er een verklaring voor.
Ik heb nog lang lopen nadenken over deze generatiekloof. Het stemde mij bepaald niet louter opgewekt. En, toen ik het er met zo’n jongere lezer had over, zei zij mij: tsja, misschien is dat Joodse verhaal ook niet zo belangrijk voor het hele boek.
Ik weet het niet maar ik, ik geloof, geloof ik, van wel.
Melchior Vesters zegt
Ik denk dat ik, dertiger, dan toch meer bij de ouwe zakken (50+) hoor: ik vind anno nu in je roman schermen met Auschwitz een zwaktebod. Expliciet verwijzen naar Grunberg trouwens ook; het laat zien dat je geestig en ‘in het wereldje’ bent, maar lijkt mij alleen amusant voor anderen in dit wereldje.
Unpopular opinion: ik vind het overdreven om generaties lang je identiteit te laten bepalen door een verouderd trauma zoals Auschwitz, helemaal wanneer daar volop internationale erkenning voor is gekomen. Tweedegeneratietraumatiek bij Grunberg, dat begrijp ik. Maar derdegeneratie bij Lakmaker, pff. Wees wat origineler! Ik zou het veel interessanter vinden om te lezen over Joden in de diaspora voor wie de genocide in Gaza een pijnlijke gepletenheid in hun identiteit veroorzaakt!
Hans W. zegt
En, Melchior, als je in je reactie Auschwitz door slavernijverleden vervangt? Dat zou pas een unpopular opinion zijn. Ik zeg niet dat ik het met je eens of oneens ben, maar een generatiestop op identiteitsvorming kan een lastig argument zijn.
Overigens: (andermaal) een mooi artikel van Jos Joosten
Melchior Vesters zegt
Het gaat mij niet om een generatiestop met absoluut getal, maar om of het trauma genoeg tijd en erkenning voor heling heeft gehad. Bij het slavernijverleden hangt het er dus van af hoeveel aandacht en erkenning daarvoor is gekomen (en m.i. kan er nog wel wat aandacht bij). Is die er eenmaal geweest, dan hoef je er niet over te blijven klagen of schrijven.
Ik ben van mening dat huidige zesdegeneratie’slachtoffers’ van slavernij schromelijk overdrijven wanneer zij financiële compensatie vragen voor hun eigen ‘schade’ of ‘achterstelling’. Want in de afgelopen anderhalve eeuw – na de slavernij – zijn er zoveel andere dingen gebeurd, die allemaal effect hebben gehad op de situatie nu. Maar literair de aandacht vragen voor vergeten geschiedenissen van generaties van honderd, honderdvijftig jaar geleden, dat vind ik legitiem.
Hans W. zegt
Het gevaar dreigt (niet door jouw reactie overigens hoor!) dat een discussie al snel alleen over het maatschappelijke en niet het literaire thema gaat.
Daarom alleen over je laatste opmerking: dat ben ik met je eens. Alleen lijkt mij het geen overbodige luxe, gezien de jongere generatie zoals Jos Joosten die beschrijft, wanneer het onderhavige boek toch óók nog wel vanuit ‘de Joodse context’ beschouwd wordt.
Althans zó heb ik, 50+, de opmerking “Het stemde mij bepaald niet louter opgewekt” geïnterpreteerd.