Vergeefse hoop
Ik heb altoos gedacht dat mij het lot zou geven
Een deftig ambt, waarvan ik rijklijk kan bestaan;
En dat een nimf, zo schoon als Venus of Diaan,
Gewilliglijk met mij in d’echt zou willen leven.
Ik waande dat ik haast, door heilig vuur gedreven,
De dichters van deez’ tijd zou ver te boven gaan;
Dat ik zou kwelen als een witgepluimde zwaan,
En naar de gouden zon op arendsvleuglen zweven.
Ik hoopte dat ik door geleerdheid, geest en kunst,
Te mij waarts trekken zou der grote zorg en gunst;
Dat mijn bekwaamheid elk tot mijn belang zou nopen.
Maar wijl ik merk dat van dit alles niets geschiedt,
Moet ik tevreden zijn met een vergulde Niet,
Verslijtende mijn tijd met Denken, Wanen, Hopen.
Theodoor van Snakenburg (1695-1750) en Jacob Elias (1698-1750)
Abonnees van Lauren Jz Coster krijgen iedere werkdag een gedicht per e-mail.
Laat een reactie achter