Excuus: er volgt nu een stuk over een mooie vondst die echter alleen van belang is voor degenen die echt álles van Betje Wolff willen weten. Het gaat over pensioenen en het achterhouden daarvan. Geen toeslagenaffaire, maar toch ook toen al een wantrouwige overheid die een uitkering waar de weduwe recht op had achterhield, waarschijnlijk omdat ze op de zwarte lijst van patriotten stond. Dat was geen bestaande lijst, maar wel een die in het hoofd zat van ambtenaren die gingen over de uitbetaling van pensioenen. En die daarom een reden zochten om de uitkering te kunnen stoppen.
Hoe komt het dat ik nog iets vind terwijl de tekst van mijn biografie al bij de uitgever ligt? Tja, zo gaat dat. Ik moest een archiefstuk fotograferen dat ik graag als illustratie wilde opnemen – met illustraties ben ik nu bezig. Ik vroeg in het Nationaal Archief archiefstukken aan uit 1795 – en vond daarbij iets uit 1790!
Toen de man van Betje Wolff in 1777 overleed, daalden haar inkomsten flink. Adrianus Wolff verdiende 600 gulden per jaar. Na zijn dood kon ze rekenen op een pensioen van 100 gulden per jaar van de overheid, en van de Classis in Edam kreeg ze 50 gulden per jaar. Wolff had aan de Classis jaarlijks een bijdrage betaald voor het weduwenpensioen.[1]
Dat geld had Betje, die na Adrianus dood was gaan samenwonen met Aagje in De Rijp, hard nodig. Dat veranderde in 1781 en het jaar daarna, toen zowel Aagje als Betje rijk werden door erfenissen en bovendien verkochten hun romans goed.
Toen ze in 1788 naar Frankrijk vertrokken, waren ze nog steeds welgestelde dames. Hun kapitaal (32.500 gulden) hadden ze tegen rente en aflossing uitgeleend aan hun vriend Chris Nissen, die ook volmacht had gekregen om hun Beverwijkse huis en hun boeken- en prentenverzameling te verkopen.
Het pensioen van de overheid waar Betje op rekende, werd geblokkeerd toen zij naar Frankrijk verhuisde. Kennelijk was het nodig in Holland ‘vuur en licht’ te hebben. Dat was de uitdrukking voor: je moest er wonen, om het tractement te kunnen krijgen. Om dat toch te ontvangen, stuurde zij een rekest naar de afdeling van de Staten Generaal (de Gecommitteerde Raden van het Noorder Quartier) waar een dergelijk rekest thuishoorde. Daarin vroeg ze of ze het pensioen uitgekeerd mocht krijgen. Ze legde uit dat ze alleen maar was uitgeweken naar Frankrijk voor haar gezondheid (dus niet als een patriotse vluchteling beschouwd moest worden), ze had daarom een woonplek in Beverwijk aangehouden, ze had belasting betaald, dus waarom zou haar dat geweigerd worden? Het rekest werd ‘in deliberatie gehouden’. Met andere woorden: het kwam op de stapel ‘laat maar liggen’ terecht.
Zeker had dit ermee te maken dat Betje als patriot bekend stond, en die konden sinds 1787 niet rekenen op een coulante behandeling door de overheid.
Inmiddels was dat tractement hard nodig geworden: de man bij wie Wolff en Deken hun kapitaal ondergebracht hadden, bleek onbetrouwbaar en gebruikte hun geld om zijn eigen schulden te voldoen. Zijn faillissement volgde, en de schrijfsters werden van vermogend straatarm. Hun boeken leverden niet veel meer op: uit het oog uit het hart gold kennelijk ook voor schrijvers. Uitkering van het pensioen was dus hard nodig.
Tot heden was het bestaan van dit rekest wél bekend bij onderzoekers en biografen, maar de tekst was onvindbaar. Die vond ik toevallig bij stukken van vijf jaar later, toen de oude Staten Generaal niet meer bestond en Betje een nieuw rekest voor uitbetaling indiende. Ik laat de tekst ervan hier woordelijk volgen. Een datum staat er niet op. Volgens aantekeningen van later zou het van mei 1790 zijn. Wie de Briefwisseling van Betje Wolff en Aagje Deken uit 1987 bezit, zou het stuk kunnen printen en vóór brief 169 (pagina 570) leggen.
Aan de Eedel Mogende Heeren Gecommiteerde Raden, van het Noorder Quartier,
Geeft met alle onderdanigheyd ten kennen Elisabeth Bekker, weduwe, van Adrianus Wolff in leeve Predicant in de Hervormde Gemeente in de Beeemster,
Dat sy suppliante het ongeluk gehad hebbende in den Jare 1777 gemelden, hare man door de doot te moeten missen, en daar door van haar Soutien zig verstooken vindende, echter door de Goede directie welke er plaats heeft, heeft gejouisseert, van een s’jaarlyks weduwen tractement van Een Hondert Guldens,
Dat sy suppliante dit dan ook van Ued: Mog: zeedert het afsterven van haar man heeft genooten, en in den jaren 1788 eene reis is gaan doen ter herstelling van hare gesondheyd, dan echter, met speciale voorsorg, van haar domicilium, in de Beverwyk alwaar sy suppl. na doode van haar man, zig met er woon had begeeven, te houden, als meede, ingevolge den respectabele Ordres van den souverain aan den Landen, den opgelegden Eed en betaling van den 25e Penning te doen, blijkens declaratoire ten deeze annex,
Dat sy suppliante weederom geretourneert synde, aan haar is bekent geworden er by Ued Mogende, zomtijds eenige reflectie zoude mogen worden gemaakt off sy Suppliante wel verder gerechtigd zyn zoude ter Ontvangst, van het voorSD s jaarlyx tractement van Een Hondert Guldens, door haar bevorene genoote,
Reedene waaromme de suppliante sig is keerende tot Ued Mogende, ootmoedig versoekende, dat zy supplte mag blyven, in het genot, van het voorSD weduwe Tractement ter somme van Een Hondert Guldens, en dat hoe wel sy suppliante nog eenigen tyd, uytlandig mogte blyven, sulks in deese geenen nadeeligen gevolgen ten aansien van den ontfangst van het gemelde Weduwe Tractement mogte hebbe, dewijl sy suppl. needrig van Oordeel is, dat het doen eener reis, ter herstelling harer gesondheyd niet kan worden aangemerkt, als een reede om haar van het genot, eener soo matigen som te versteeke, terwyl deese haren afweesigheyt niet kan worden geconsidereert als een dadelyke verlating van haar suppl: altoos dierbaar Vaderland, maar alleen als een uytlandigheyd voor Eenigen tijd, waaromme sy dan ook haar domicilium in de Beverwyk blyft behoude, versoekende Ued Mogendens gunstige Resolutie ten eynde de Suppliante het gemelde weduwe Tractement, jaarlyx kan blyven ontfangen, of door Gemagtigde doen ontfange, en daar van te verleene acte
Twelk Doende &c
Elizabeth Bekker
Wed. A: Wolff.
Eerste pagina van het stuk, te vinden in het Nationaal Archief, Archief van de Provisionele Representanten van het Volk van Holland, 30201-42, 2 november-30 november 1795, stuk 3. De preciese datum van indiening bij de Gecommitteerde Raden van het Noorder Kwartier, in de eerste maanden van 1790, heb ik nog niet kunnen vinden, evenmin als het stuk waarop ‘In deliberatie gehouden’ aangetekend moet zijn. Zie voor verouderde verwijzingen P.J. Buijnsters, Wolff & Deken, 1984, p. 272 en 383 noot 75.
In het Noord-Hollands Archief liggen onder nr. 123-184 (Hervormde Classis) stukken over de weduwenbeurzen vanuit de Classis.
[1] Hoe dat precies zit met het verschil tussen het Classisweduwenpensioen en dat wat ze krijgt van de overheid, heb ik nog niet goed begrepen. Sinds wanneer betaalde de Staten Generaal een dergelijk pensioen? Is daar wetgeving over. Kent iemand daar literatuur over of weet een van mijn lezers dat? Tot op heden is er in de biografieën over Betje geen onderscheid tussen gemaakt.
Dit stuk verscheen eerder op het weblog van Marita Mathijsen
Laat een reactie achter