Alle letterenopleidingen van Vlaamse universiteiten hebben de afgelopen decennia te kampen gehad met schrikbarend teruglopende studentenaantallen. De reactie is onveranderlijk: we moeten onze stinkende best doen om abituriënten te rekruteren. Meer is beter. Meer is nodig. Nieuwe programma’s, nieuwe vakken, een ‘letterenoffensief’. We moeten als sandwichverkopers naar scholen, beurzen, opendeurdagen. Ik weet niet of ik het daarmee eens ben.
Wat is er nu precies zo erg aan wat minder studenten? Als je doorvraagt aan de pleitbezorgers van intensieve campagnes, krijg je argumenten die ik niet altijd zo vanzelfsprekend overtuigend vind. Ik overloop er enkele:
- “Dat cultuur belangrijk is.” Ja, dat is misschien waar. Maar als argument om de jacht op nieuwe studenten te openen, is het niet zo goed. Ten eerste is er een soort non-sequitur: het is niet omdat achttienjarigen psychologie of rechten studeren in plaats van letteren, dat de cultuur schade lijdt. Biodiversiteit gaat ook niet omhoog als je meer zoölogen opleidt. Ten tweede: belezenheid en culturele eruditie kelderen bij jongeren, maar dat is eerder de oorzaak dan het gevolg van teruglopende studentenaantallen in onze opleidingen. Neem nu een heel ander veld: dat van de ambachtelijke boekbinderij. Er zijn nu minder ambachtelijke boekbinders dan vroeger, toen je je aangekochte boekblok in Marokkaans kalfsleer liet inbinden en liet vergulden op snee. Dat kun je betreuren. En je kunt het ambacht onder de aandacht brengen. Maar daarmee komen de stijve leren ruggen in uniforme vooroorlogse boekenkasten niet terug. En je kunt het ouders niet kwalijk nemen dat ze hun kinderen ontraden een carrière als boekbinder te ambiëren. Niemand wil dat het ambacht verdwijnt, maar het is niet zo erg als er een krimp zit in het aantal beroepsboekbinders, lijkt me.
- “Afgestudeerden vinden gemakkelijk werk. Er is een onterechte vrees voor werkloosheid.” Uit intern onderzoek bij ons aan de faculteit blijkt dat studenten gemakkelijk een baan vinden, maar de vraag is natuurlijk of ze de baan die ze gevonden hebben ook niet zouden hebben als ze geschiedenis (andere opleiding), filosofie (andere faculteit) of logopedie (biomedische groep) zouden zijn gaan studeren. Er wordt nu van de staf gevraagd of we onze opleiding meer arbeidsveldgericht kunnen maken. Dat vind ik een bizarre vraag. Een universitaire opleiding leidt niet op tot een specifiek beroep, op uitzonderingen als tandheelkunde na. Universitaire alumni zijn eerst en vooral wetenschappers en theoretici. En daar heb je er ook niet zoveel van nodig in een maatschappij. Het lijkt me juist beter heel streng te selecteren. De kans dat je nu als twintigjarige aan een universiteit studeert, is groter dan dat je een diploma middelbaar onderwijs had een halve eeuw geleden. Waren studenten vroeger slimmer dan het nationale gemiddelde (ongeveer een standaarddeviatie hoger op de IQ-schaal), dan is dat effect nu weg. Ze hebben een gemiddeld IQ van 102. Ik wil niet méér studenten, maar bétere.
- Verwant met het vorige punt: “We hebben te weinig leerkrachten Nederlands”. Overal blijven vacatures oningevuld. Dat zou ook best kunnen, maar met de oude programma’s, die niet de metamorfose van een flitsend aggiornamento van hippe vakken hebben ondergaan, leverden we prima leerkrachten af. De reden dat er minder studenten zijn ligt niet aan het programma of aan de staf, maar aan het feit dat jonge mensen geen puf hebben voor een baan in het onderwijs.
- “Minder studenten betekent een krimp van de staf.” Ja dat is waar. Maar het is een slecht argument, en dit soort collegiale solidariteit berust op institutioneel egoïsme. Met hetzelfde argument kun je elke eroderende beroepsgroep (senatoren, prostituees, priesters… ) willen redden.
Volgens mij is er niks mis met universiteiten die wereldvreemde bastions van wetenschap zijn. Voor toegepaste wetenschap moet je naar de industrie. Voor beroepsopleidingen moet je naar een professionele bacheloropleiding. Wie taal wil bestuderen in haar historische diepte, met hoge theoretische, methodologische eisen, met aandacht voor weerspannige data, die is heel welkom. Maar onverschillige studenten die met lange tanden lezen, die hoef ik niet zo erg in onze aula’s. Ik wil niemand dwingen tot interesse.
Peter-Arno Coppen zegt
Het feit dat universitaire opleidingen zich decennialang hebben ingespannen om andere arbeidsmogelijkheden te genereren voor hun afgestudeerden heeft er mede voor gezorgd dat het percentage studenten dat kiest voor het leraarschap gedaald is. Meer studenten betekent dan nog altijd een groter aantal leraren. Toegegeven, het imago van het leraarschap doet ook iets, maar voor een (klein?) deel is dat ook toe te schrijven aan de nadruk die we zelf gelegd hebben op het aantrekkelijke van andere mogelijkheden. En een metamorfose naar meer hipheid zou ook positieve gevolgen kunnen hebben voor het schoolvak en dus het beroep van leraar.
Marcel Meijer Hof zegt
L.S.
Geheel met U eens, denk ik. Destijds gaan studeren, na drie jaar te hebben nagedacht; Jura of iets dat mij meer aanspreekt ? Het werd Kunstgeschiedenis en Klassieke Archeologie [2 jr. verplicht bijvak]. Het begrip ‘verTROSsing’ was nog courant. Maar reeds in de jaren ’80 kelderde het niveau. Dat lag niet aan de Hoogleraren, wel aan de ministers.
Peter Debrabandere zegt
De teruglopende studentenaantallen in de letterenopleidingen zijn niet alleen een probleem van de universiteiten. Vergelijkbare opleidingen met communicatie, taalvaardigheid, taalbeschouwing en/of literatuur als centrale inhouden aan hogescholen hebben eveneens te kampen met teruglopende studentenaantallen. In de lerarenopleiding loopt het aantal studenten dat het vak Nederlands volgt en dus leraar Nederlands wil worden, sterk terug, terwijl het aantal studenten dat de lerarenopleiding volgt, niet terugloopt. De terugloop heeft dus niet echt iets te maken met een verminderde interesse om leraar te worden. Ook voor bedrijfsgerichte opleidingen waarin taal centraal staat, zoals “organisatie en management” (lang geleden onder de benaming “secretariaat-talen”), is er steeds minder interesse. En de verminderde interesse is absoluut niet te verklaren door een verminderde vraag naar afgestudeerden uit die opleiding op de arbeidsmarkt. Het beroep van managementassistent (vroeger: “directiesecretaresse”) is een knelpuntberoep.
Jan Uyttendaele zegt
Ik ben het helemaal eens met prof. Coppen. De Letterenfaculteiten hebben te vaak geprobeerd studenten te lokken door reclame te maken voor nieuwe ‘afzetmogelijkheden’ buiten het onderwijs. Maar toekomstige journalisten, acteurs en redacteurs hoeven geen Letteren te studeren om zich daarop voor te bereiden. Daar bestaan specifieke beroepsgerichte opleidingen voor. De Letteren zijn overigens ooit ontstaan om in de eerste plaats leraren op te leiden, zoals de richtingen geneeskunde en farmacie hun reden van bestaan ontlenen aan de opleiding van artsen en apothekers. Volgens mij moeten de Letteren de studenten nog beter op het leraarsberoep voorbereiden door meer rekening te houden met de leerinhouden van het voortgezet onderwijs. Ik begrijp bijvoorbeeld niet waarom een vak als jeugdliteratuur op de meeste Vlaamse universiteiten nog altijd niet bestaat. De oprichting van de Educatieve Master is natuurlijk een belangrijke stap in de goede richting geweest, maar het curriculum kan zeker nog veel meer op de leerinhouden van het onderwijs afgestemd worden, zonder dat men daarbij de wetenschappelijke theorievorming moet inkrimpen.
Frans Daems zegt
Begin jaren 2000, toen de bama-structuur aan de Vlaamse universiteiten voorbereid werd, heeft de toenmalige opdrachthouder (Dirk Van Damme) van de Vlaamse masters twee typen van masters in te voeren: masters gericht op fundamenteel onderzoek, en educatieve masters. De educatieve masters zijn er later, niet geïntegreerd in vakopleiding, toch gekomen, zij het op een gebrekkige manier.