Zeven liedjes
Zeven liedjes heb ik u gezongen,
zeven lachjes, in den wind vergaan,
zeven maal in droomen stilgestaan,
zeven keer een vlaag van leed bedwongen.
Zeven maal naar nieuw geluk gedongen,
zeven maal verscheurd een net van waan,
zeven snaren mocht ik wetend slaan,
zeven keer mocht ik mijzelf verjongen.
Wees gegroet, o liedrenrei van zeven,
wees als sterren in een nacht van leed,
wil als witte duiven zwenkend zweven
Rond het huis waar ik mijn liefste in weet,
brengend troost, als vreugde gaat begeven
’t kampend hart, dat al maar strijden deed.
Joannes Reddingius (1873-1944)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht in hun mailbox
Laat een reactie achter