•• Komende zondag is het de honderdste geboortedag van Lucebert. Daarom drie gedichten van hem, uitgezocht en toegelicht door Lucebert-kenner (en Van Dale-hoofdredacteur) Ton den Boon.
het oog
het oog is eenvoudig ingericht
het is een nestje van licht
ook wel een donkere kamer
maar dan erg leeg wat splijtzwammen
hier en daar rode blauwe gele
die zoals josé ortega y gasset zei
ooit groeiden in castilië ruim en wijd
in zo’n oog wonen dan ook gewoonlijk
spaanse vliegen die lichtgroen oplichten
en flamenco dansen als je op het oog drukt
achter het oog wemelt het van geklieder
en uiterst dunne draden kortom een rommel
onbegrijpelijk en verwarrend een ieder
wil dat vuilnis graag opruimen
maar de spiegel der ziel is een dichte deur
men komt daar niet achter men ziet
de rotzooi maar men komt er niet bij
het blijft een foto van een schroothoop
hoog boven het oog straalt een voetlicht
voor het voetlicht zit het plebs zitten meeëters
in de crèmepot van het oog zitten uitvreters
er heerst diepe duisternis want het voetlicht
is zo klein als een vuurvlieg
en er zijn vele vliegen
vliegen uit vuurland ruim en wijd
ook daar is het onbehoorlijk onbegrijpelijk
al is het hoog boven het oog
al gooit men alle hoge ogen denkbaar
werkelijk speelruimte is er nergens
het oog lijkt een hefboom voor hoger en hoger
maar meer zien dan men ziet ziet men nooit
Lucebert (1924-1994)
uit: van de roerloze woelgeest (1993)
‘Het oog’ is een kenmerkend Lucebert-gedicht: het is associatief, beeldend, muzikaal, helder en tegelijkertijd raadselachtig en het bevat onvergetelijke typeringen (‘het oog is (…) een nestje van licht’), ondoorgrondelijke wijsheden (‘de spiegel der ziel is een dichte deur’) en typisch lucebertiaanse woordspelingen (‘meer zien dan men ziet ziet men nooit’).
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht in hun mailbox
Laat een reactie achter