In ons vorige stuk zagen we dat acetylcholine en accountmanager allebei ontleend zijn aan het Engels, maar verder meer verschillen dan gelijkenissen vertonen. Zo heeft accountmanager herkenbaardere Engelse wortels dan het neoklassieke acetylcholine, is het algemener gangbaar dan de medische vakterm en heeft het wel een Nederlandse verwant. Je zou accountmanagers immers volgens Van Dale ook wel relatiebeheerder kunnen noemen, terwijl het woordenboek voor acetylcholine geen alternatieven suggereert. De tolerantie voor Engelse woorden als accountmanager blijkt daarom vaak ook lager te liggen dan voor acetylcholine. Klachtenmails van krantenlezers gaan bijvoorbeeld vooral over woorden waar een verwante Nederlandse term voor bestaat. Er is een Nederlands alternatief, gebruik het dan gewoon!
Omdat acetylcholine een lexicale leemte invult, een nog niet eerder benoemd concept van een naam voorziet, verdient het zogezegd meerbestaansrecht dan accountmanager, dat duidelijk nauw verwant is met een al gevestigde term. Leenwoorden als acetylcholine stonden zo lang bekend als ‘noodzakelijke leenwoorden’, waarbij accountmanager en gelijkaardige gevallen ‘luxeleenwoorden’ werden genoemd. Het lijkt misschien een intuïtief onderscheid, maar het valt niet onbezonnen te hanteren. Nog los van conceptuele aangelegenheden is er de duidelijk normatieve en subjectieve ondertoon van de termen ‘noodzaak’ en ‘luxe’. Als alternatieven suggereerden taalkundigen Alexander Onysko en Esme Winter-Froemel daarom het termenpaar catachresische en niet-catachresische leenwoorden. Lekker bekt dat niet, wel is het volgens de auteurs vanuit zijn basis in de retoriek neutraler. Dat laat ons toe om objectiever na te denken over het onderscheid tussen beide fenomenen.
Bij catachresische (‘noodzakelijke’) leenwoorden willen we vooral de vraag oproepen of een nieuw woord ooit echt noodzakelijk kan zijn. Een lexicale leemte kan immers op verschillende manieren worden aangepakt, of gewoonweg niet. Zo hebben we in het Nederlands geen woord om tegelijk naar zowel onze broers als onze zussen te verwijzen, maar hebben we vooralsnog het woord siblings niet aan het Engels ontleend. We hebben ook het woord kardeş nog niet ontleend aan het Turks om met één aparte term specifiek naar onze jongere broers en zussen te verwijzen. Niet elke leemte blijkt invulling te behoeven. Wanneer dat wel zo is, dan nog is ontlening zeker niet de enige oplossing. Gangbare alternatieven zijn betekenisuitbreiding of -specialisatie, zoals toen het woord muis ook een stukje hardware werd. Ook traditionele woordvormingsprocédés als samenstellingen of afleidingen hebben hun nut al bewezen, bijvoorbeeld toen doel en man elkaar vonden om de keeperaan te wijzen. Die mechanismen komen van pas voor wie alternatieven wil suggereren voor een leenwoord. En wie ‘alternatieven voor leenwoorden’ zegt, komt al snel bij de Académie française terecht.
De invoer van Engelse termen werd in Frankrijk in 1964 op de agenda gezet door Parlez-vous franglais, een pamflet van auteur René Étiemble. Het werk was weinig onderbouwd maar qua toon in elk geval wel scherp genoeg om in 1966 tot een heuse commissie te leiden die de verdediging van de Franse taal op zich zou nemen. Die commissie moest het Frans zuiver houden en de Académie française ondersteunen in haar zoektocht naar taaleigen alternatieven voor Engelse termen. Die taak neemt de commissie ook vandaag nog op. Op 4 juli 2024 verscheen bijvoorbeeld het advies om butinage professionnel te hanteren als alternatief voor jobhopping. Eén helder en ook best frivool alternatief. In andere gevallen verschijnt een hele waslijst aan verwante termen. Zo gaf de Académie in 2020 aan dat follower ingeruild kan worden door disciple, partisan, admirateur, servant, fidèle. En ‘si les termes français évoqués plus haut ne suffisaient pas’, kunt u ook de term acolyte van onder het stof halen. Wie zelf een kijkje wil nemen, kan vlot terecht op Dire, ne pas dire , waar met de regelmaat van de klok nieuwe adviezen verschijnen, hoewel empirisch onderzoek aantoont dat het aandeel Engels in bijvoorbeeld Franse kranten überhaupt niet uitgesproken hoog ligt en dat nooit heeft gedaan.
Dire, ne pas dire. Zeggen, niet zeggen. Zeg niet, maar wel. Het roept de rijke traditie aan taaladvies en taalnormering op die ook in de Vlaamse standaardtaalgeschiedenis zit ingeschreven. We bespraken in Deel 3 van deze reeks hoe allerlei ABN-acties de Vlaming wilden helpen om de Nederlandse standaardtaal te verwerven. Zeg niet beenhouwer, maar wel slager. Zeg niet duimspijker, maar wel punaise. Die ijver voor taalopvoeding uit de jaren 1960 lijkt in de Lage Landen vandaag voor het Engels grotendeels afwezig. Zeg niet computer, maar wel rekenaar? De Taalunie dicht zichzelf duidelijk geen gelijkaardige rol toe als de Académie, zoals ook uit hun taalvariatierapport uit 2017 blijkt. Wie weinig tuk is op Engelse leenwoorden, neemt bij gebrek aan overheidsinitiatief dan ook al ‘ns zelf het heft in handen. Zo publiceerde Bert-Jaap Koops, hoogleraar regulering van technologie, samen met verschillende co-auteurs in 2009 het boekje Funshoppen. Ze verzamelden er meer dan tienduizend Nederlandse woorden ter vervanging van 4500 Engelse woorden die ze onnodig achten. Zeg niet beachparty, maar strandfeest. Zeg niet backslash, maar terugschrap. Zeg niet funshoppen, maar pretwinkelen.
Tussen taaladvies en taalpraktijk staat natuurlijk al ‘ns wat in de weg. Een woord in opmars laat zich niet zomaar afremmen. Funshoppen is misschien niet het meest populaire woord van 2024, maar is zeker niet uit het Nederlands verdwenen, en is zeker frequenter dan pretshoppen. Dat de Fransen niet massaal de followers hebben laten vallen in het voordeel van acolyte merk je ook al snel wanneer je op het internet op zoek gaat naar wendingen als attirer plus de followers. Taal laat zich niet zo beteugelen. Niet in de privésfeer, maar ook niet in de publieke communicatie. Dat blijkt duidelijk uit het verhaal van de Loi Toubon, een wet uit 1994 die het Frans oplegt in alle publieke communicatie. In Artikel 3 van de relevante wetsbeschrijving staat:
“Toute inscription ou annonce apposée ou faite sur la voie publique, dans un lieu ouvert au public ou dans un moyen de transport en commun et destinée à l’information du public doit être formulée en langue française.” (Loi n° 94-665)
“Elk opschrift of elke aankondiging op de openbare weg, op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een openbaar vervoermiddel en bedoeld om het publiek te informeren, moet in het Frans gesteld zijn.”
Staat er toch informatie in een vreemde taal, dan moet er een duidelijk zichtbare of hoorbare Franse vertaling worden aangeboden.
Interessant is hoe reclamemakers met de wet omspringen. Taalkundige Elizabeth Martin maakte een overzicht van alle sluipwegen die ze zoeken om de wet toch maar te omzeilen en zo Engelse termen in hun boodschappen te krijgen. Zo is vrijwel elke burger van McDonalds een erkend handelsmerk in Frankrijk. Dat maakt dat ‘McFish’ onder de copyrightwetgeving valt en dus gerust in het Engels mag blijven staan, zonder Franse toelichting. Hetzelfde geldt voor de ‘time manager’ van een bepaalde wasmachine. Soms wordt de wet ook gewoon genegeerd, en leveren bedrijven geen Frans alternatief aan voor hun slogan. Elizabeth Martin haalt het automerk Ford als voorbeeld aan, dat ‘Feel the difference’ niet vertaalt. Engels wordt ook binnengeloodst via afbeeldingen, door een model bijvoorbeeld een t-shirt te laten dragen met het opschrift ‘Love’. Waarom zou je al die moeite doen voor iets wat overbodig is, wat slechts luxe is? Waarom zouden die marketeers zo creatief uit de hoek komen om Engelse termen in de boodschap te krijgen als die toch slechts alternatieven zijn voor wat de eigen taal kan benoemen? Als love en liefde echt inwisselbaar zijn, waarom kreeg de Engelse term dan toch voet aan de grond in het Nederlands? De spanning valt op te lossen door de betekenis van betekenis zelf even uit te kleden, en te aanvaarden dat we synonymie op verschillende niveaus kunnen definiëren. Dat doen we in ons volgende stuk.
Een gestructureerde inhoudsopgave van De verenglishing staat hier.
Bij deze reeks hoort een regelmatig geüpdatete bronnenlijst.
Lees ook het vorige artikel in deze reeks: Gesandwicht
Robbert-Jan Henkes zegt
“Zo hebben we in het Nederlands geen woord om tegelijk naar zowel onze broers als onze zussen te verwijzen, maar hebben we vooralsnog het woord siblings niet aan het Engels ontleend.”
Ik geloof dat het leuke woord “brusjes” in opmars is.