De ‘Canon van Nederland’ is een lijst van vijftig thema’s, ‘vensters’ genoemd, die samen een chronologische samenvatting geven van de geschiedenis van Nederland. Annie M.G. Schmidt (1911-1995) is in deze canon venster nummer vijfenveertig. Ze groeide uit tot onze bekendste vrouwelijke jeugdauteur en zowel haar vaak feministische maatschappijkritiek als haar fijnzinnige humor zijn uniek in onze literatuur. Niet voor niets behoort ze ook tot de meest vertaalde schrijvers van Nederland. Bovendien ontving ze in 1988 de grootste prijs die er voor kinderboeken bestaat: de Hans Christian Andersenprijs, de ‘Nobelprijs voor jeugdliteratuur’. Minoes is een van de bekendste en fijnzinnigste verhalen van deze schrijfster. Het werd in 1971 bekroond met de prijs voor het beste Nederlandse kinderboek. Ook de verfilming van het boek in 2006 werd een groot succes.
Het valt niet te ontkennen dat de kat het favoriete fabeldier is van Annie M.G. Schmidt, maar wat ze in Minoes doet, is niet zomaar een hedendaags sprookje verzinnen. In de vorm van een sprookje behandelt het verhaal heel wat actuele thema’s, zoals dierenmishandeling, de gevaren van de chemische industrie voor mens, dier en milieu, de hypocrisie van sommige gezagsdragers, corruptie, omkoperij en vluchtmisdrijf. De verdiensten van dit boek worden uitvoerig besproken door Kees Fens in zijn essay, getiteld ‘De binnenlandse onveiligheidsdienst van Killendoorn’. Daarin toont hij aan, dat de humor van het boek vooral ligt in de tegenstelling tussen de objectieve gebeurtenissen en de informatie, die de alwetende verteller daarover aan de lezer doorspeelt. De ‘binnenlandse onveiligheidsdienst’ is de kattennieuwsdienst, die de wereld van de gezagsdragers ontmaskert en uiteindelijk de sympathie krijgt van alle volwassenen. Tussen de wereld van de katten en de wereld van de mensen staat Minoes als bemiddelaar. Doordat alleen de journalist Tibbe en de lezer via de verteller precies weten wat haar afkomst is, is elk optreden van Minoes dubbelzinnig en humoristisch. Haar ‘dubbelkarakter’ is ook bekend aan het enige kind in dit verhaal, Bibi, die vanzelfsprekend aan de kant staat van Tibbe, Minoes, de katten en de lezers.
Volgens Fens geldt voor het hele boek ‘de humoristische dubbelzinnigheid van de situatie’. Er is ook geen enkel detail dat achteraf niet van betekenis blijkt te zijn. Al die verbanden worden door Fens in kaart gebracht en ze bewijzen volgens hem voldoende, dat in de structuur van het boek alles met alles samenhangt. Daarnaast spreekt hij ook nog zijn bewondering uit voor het taalgebruik, dat perfect is aangepast aan de personages en de situaties. Fens bekent, dat ‘de werkelijk ingenieuze wijze waarop elk onderdeel in het geheel gebruikt wordt’ hem bij de zoveelste herlezing van het boek opnieuw plezier geeft en hij concludeert dat Annie M.G. Schmidt ‘kinderen weer gemaakt heeft tot wat ze horen te zijn. (…) Door boeken te schrijven die ook wij als volwassenen zijn gaan lezen. Maar de kinderen waren de eersten. Zij hebben het ons geleerd, ze hadden het door en waren heel wat slimmer dan de schoolkat uit Minoes. Zo werden de boeken nog literatuur ook.’ (Fens, 1991, p. 44.) Ik citeer tot slot nog graag een uitspraak van The Times, die op de kaft staat van de eenenveertigste druk van 2020: ‘Iedereen tussen de 7 en 107 die zich graag met een boek en een poes op de bank nestelt, zal spinnen van plezier.’
De meeste teksten (proza en poëzie), die Annie M.G. Schmidt heeft geschreven, hebben kinderen van de basisschool als doelpubliek , maar Minoes lijkt me ook bruikbaar te zijn voor kinderen van de brugklas in Nederland of van de eerste klas van het secundair onderwijs (met name de B-klas) in Vlaanderen. Het boek is bij uitstek geschikt voor kinderen, die behoren tot de zogenaamde groep van de ‘boekmijders’, d.w.z. leerlingen ‘die niet lezen en een negatieve houding hebben ten aanzien van het lezen’. (M. Stokmans & R. Wolters, 2023, p. 189.) Ik ben ervan overtuigd, dat de leraar door middel van Minoes erin zal slagen om die leerlingen over de streep van het zelfstandig lezen te trekken, mits het boek natuurlijk op een gepaste manier in de klas wordt benaderd.
In Knack heeft Vanessa Joosen in 2020 een pleidooi gehouden voor ‘een volwaardige plaats’ van de jeugdliteratuur in de literaire canon. Hopelijk heeft de canoncommissie van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren (KANTL) dat pleidooi gehoord en komt er volgend jaar een nieuwe geactualiseerde versie van die canon, waarin ook klassieke jeugdboeken de plaats krijgen die ze verdienen. Dat één of meer boeken van Annie M.G. Schmidt daarbij niet mogen ontbreken, spreekt vanzelf.
De benaderingswijze die hier voorgesteld wordt, sluit aan bij wat momenteel in de literatuurdidactiek ‘interactief’ of ‘dialogisch’ lezen wordt genoemd. Dat wil zeggen dat de leraar voorleest en over de tekst in dialoog gaat met de klas.
Er zijn volgens mij drie mogelijkheden om met Minoes in het onderwijs aan de slag te gaan.
- De leraar leest het hele boek voor in de loop van één schooljaar, bv. elke week één hoofdstuk gedurende 19 weken. De kans is groot, dat de ‘boekmijders’ door de ervaring van het luisterplezier hun weerstand tegen het lezen langzamerhand overwinnen. De positieve luisterervaring in de klas kan hen motiveren tot het zelfstandig herlezen van het voorgelezen hoofdstuk. Een voorwaarde om dat doel te bereiken is wel, dat het voorlezen zowel wordt voorafgegaan als gevolgd door een klassengesprek, waarin niet alleen van gedachten wordt gewisseld over de inhoud van de tekst, maar ook over de leesbeleving van de leerlingen, d.w.z. hun ervaringen, emoties en bedenkingen. De vragen en de opdrachten van dit leermiddel kunnen daarbij inspirerend werken. Belevingsvragen in de aard van ‘Had je verwacht dat het zo zou aflopen?’ of ‘Hoe zal het nu verder gaan, denk je?’ worden in het leermiddel niet opgenomen, omdat ze bij elk hoofdstuk telkens opnieuw gesteld kunnen worden.
- De leraar leest af en toe een hoofdstuk voor en geeft de leerlingen daarna de kans om zelfstandig één of meer hoofdstukken zelf te lezen. De bedoeling van het voorlezen is opnieuw, dat de leerlingen zo vlug mogelijk zelf leesplezier ervaren en dat het luisterplezier in de klas fungeert als een opstapje naar het individueel lezen op korte of langere termijn.
- Het spreekt vanzelf, dat dit leermiddel ook geschikt is voor gemotiveerde leerlingen, die bereid zijn om het boek helemaal zelfstandig thuis te lezen. Die kunnen daarbij ook gebruik maken van de aangeboden vragen en opdrachten.
Het leermiddel over Minoes is verschenen op KlasCement, een officiële website van het Vlaamse Onderwijs. Zie: https://www.klascement.net/downloadbaar-lesmateriaal/206701/annie-mg-schmidt-minoes-1970-luisterlezen/
Voor een uitvoerige verantwoording van de didactische aanpak verwijs ik naar de handleiding voor de leraar bij mijn leermiddel over Het Achterhuis van Anne Frank. Zie: https://www.klascement.net/downloadbaar-lesmateriaal/203907/anne-frank-het-achterhuis-1947-lectuurbegeleiding/
Referenties
V. Joosen, ‘Op goede jeugdliteratuur staat geen leeftijd: geef ook literatuur die zich op jonge lezer richt een plaats in de canon’. In: Knack, 10-10-2020. Geraadpleegd via: https://www.knack.be/nieuws/cultuur/boeken/op-goede-jeugdliteratuur-staat-geen-leeftijd-geef-ook-literatuur-die-zich-op-jonge-lezer-richt-een-plaats-in-de-canon/
K. Fens, ‘De binnenlandse onveiligheidsdienst van Killendoorn. Over Minoes.’ In: T. van Buul e.a. (red.), Altijd acht gebleven. Over de kinderliteratuur van Annie M.G. Schmidt. Den Haag / Amsterdam: Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum / Em. Querido’s Uitgeverij, 1991. Geraadpleegd via: https://www.dbnl.org/tekst/fens001binn01_01/index.php
M. Stokmans & R. Wolters, ‘De leraar als leesbevorderaar. Van leerling naar lezer’. In: J. Dera e.a. (red.), Vaardig met vakinhoud. Handboek vakdidactiek Nederlands. Bussum: Coutinho, 2023.
Anneke Neijt zegt
Fijn dat je dit boek onder de aandacht brengt. Plus de secundaire literatuur.
Over dat voorlezen in de klas. Ik zou dat combineren met iets doen, voor wie dat wil. Tekenen of zo. Zomaar stilzitten is erg moeilijk voor twaalfjarigen.
Jan Uyttendaele zegt
Bedankt voor je reactie. Het leermiddel bevat ook een aantal creatieve opdrachten (spreken en schrijven), maar tekenen is daar inderdaad niet bij. Misschien is dat toch meer iets voor de basisschool…