Gisteren, maandag 30 september, stierf in zijn woonplaats Krommenie boekhistoricus Frans A. Janssen (Vught, 30 juli 1939 ) aan de gevolgen van prostaatkanker. In mei kwam hij nog op de fiets naar Zaandam, waar wij in ons ‘stamcafé’ een glas gedronken hebben en bijgepraat over zijn reizen, mijn editie werk en ons beider medische status quo. Hij had net een kleine operatie ondergaan en was een keer of wat bestraald in het VUmc. Zelf was ik tijdens mijn laatste, jaarlijkse controle ‘schoon’ bevonden. Maar begin juli schoot zijn PSA omhoog, eind juli werd een tiental uitzaaiingen geconstateerd, en begin augustus kreeg hij de mededeling dat verdere behandeling geen zin meer had en dat zijn dagen geteld waren.
Janssen begon zijn professionele leven als onderwijzer, ging daarna Nederlandse Taal- en Letterkunde studeren aan de Universiteit van Amsterdam, waar hij twee jaar kandidaat-assistent was van W.Gs Hellinga, die hem de weg wees naar de analytische bibliografie. Afgestudeerd werkte hij voor de KNAW, werd kenner van het (druk)werk W.F. Hermans en raakte zelfs bevriend met de auteur totdat W.F.H. paranoia werd, schreef een proefschrift Zetten en drukken in de achttiende eeuw (1982, cum laude), bouwde een historische drukpers na, werd directeur van de prestigieuze Bibliotheca Philosophica Hermetica (1983-2002) en gewoon hoogleraar Boek- en Bibliotheekgeschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam (1989-2004). [*]
Als mijn geheugen mij niet bedriegt, heb ik Frans voor het eerst ontmoet in de Licentiaatskamer van de bibliotheek van het Instituut voor Neerlandistiek UvA in het Lambert Ten Kate huis. Dat was een afgesloten kamer, waar alleen stafleden en kandidaat-assistenten mochten komen. Het was een soort voorgeborchte naar het heilige der heiligen, de kamer (kamertje) van bibliothecaris a.a. sanders. Daar werd ’s middags geluncht en daar mocht ik als jong docent ook aanschuiven, en heb daar zo de nodige bijzondere mensen ontmoet. Maar omdat mijn hart uitging naar middeleeuwse handschriften bleef het bij elkaar groeten.
Toen het voortbestaan van Boekwetenschap in gevaar kwam, wees Janssen de toenmalige Letteren decaan Karel van der Toorn op de boekwetenschappelijke expertise binnen de vakgroep Historische Nederlandse Letterkunde. En met succes! Piet Verkruijsse maakte zelfs de overstap. Ik heb een jaar lang samen met Jos Biemans colleges toegepaste handschriftenkunde gegeven.
Door het het editeren van gedrukte teksten voor het Repertorium van Eigennamen in Middelnederlandse Teksten kwam ik in aanraking met gedrukte laat-middeleeuwse literatuur en de daaraan verbonden problematiek. Zo raakten wij weer in contact met elkaar. Dat contact werd frequenter na mijn pensioen toen ik als ervaringsdeskundige Frans kon bijlichten en voorlichten over wat je allemaal te wachten staat als je door de Kreeft gebeten wordt. Die gesprekken vonden plaats in een voormalige Sint Jozefschool te Zaandam, geseculariseerd tot De Fabriek: boven een filmhuis en beneden een grand café met terras aan de Zaan. Daar vertelde Frans over zijn reizen, praatten wij over oude drukken, wisselden tips en informatie uit over de omgang met de ‘witte jassen’ en leerde ik een one-liner van Frans uit mijn hoofd: “Zetters werden per vorm betaald, niet per uur!” Dankzij hem ben ik heel anders naar laat-middeleeuws drukwerk gaan kijken. Nu zie ik geen letters meer, maar ik zie een zetter aan het werk. Zoals ik bij het lezen van handschriften geen letters zie, maar de schrijvende hand van de kopiist.
Nederlands heeft een geleerde verloren wiens faam tot ver buiten de landsgrenzen reikte. Een ieder die hem kende een bijzonder beminnelijk mens.
[*] Voor een compleet overzicht zie Wikipedia-artikel Frans A. Janssen.
Op YouTube vond ik nog een filmpje dat opgenomen werd bij zijn afscheid als directeur van de Bibliotheca Philosophica Hermetica.
Laat een reactie achter