Eric Hoekstra bespreekt zinnetjes met negatie overgeleverd uit verschillende periodes van het Oudfries. Vandaag deel 2: Geen.
De vrije Fries hoeft op geen legertocht te gaan
Dubbele negatie in het Oudfries is vaak van het adverbiale type:
(1) Jef hi naut kuma ni wolle, …
als hij NEG komen NEG wil
‘Als hij niet wil komen, …’
(Het Recht van de Skelta – Tekstcollectie Unia 47c)
De cliticnegatie ni staat voor de persoonsvorm wolle, en de adverbiale negatie naut ‘niet’ staat in de VP voor de werkwoordsgroep. We zullen deze adverbiale negatie voortaan aanduiden als VP negatie. De cliticnegatie wordt in fase 2 van de cyclus van negatie gedubbeld door VP negatie. In fase 1 heb je alleen het negatieve clitic, in fase 3 alleen het negatieve adverbium, dus VP negatie. Deze ontwikkeling hebben alle Germaanse talen doorgemaakt.
Er is echter een andere vorm van verdubbeling, die minder aandacht krijgt. Daarbij wordt de cliticnegatie niet gedubbeld door ‘niet’ maar door een negatieve NP, zoals in (2):
(2) Dae Fresen ne thoren nene hereferd fira fara …
de Friezen NEG hoeven NEG legertocht verder gaan
‘De Friezen hoeven op geen legertocht verder te gaan (dan) …’
(De 17 Statuten – Tekstcollectie Jus, Statuut 10)
Negatieve NPs zijn bijvoorbeeld ‘niemand’ of ‘geen legertocht’. Ook dit type zin doorloopt Jespersens cyclus van negatie. In fase 1 wordt negatie alleen uitgedrukt door het negatieve clitic. We verkeren in de gelukkige omstandigheid dat we de Oudfriese zin (2) ook in de vorm van fase 1 hebben:
(3) Thi fria Fresa ni thor herefird fara …
de vrije Fries NEG hoeft legertocht go
‘De vrije Fries hoeft niet op legertocht te gaan’
(Het Recht van de Skelta – Tekstcollectie Unia 7)
Kijk nu goed naar de NP herefird ‘legertocht’. Het negatieve lidwoord nene ‘geen’ is afwezig, er is trouwens geen enkel lidwoord, en er is ook geen voorzetsel. De afwezigheid van lidwoord en voorzetsel bij ‘legertocht’ wijst op zeer oud taalmateriaal. De zin dateert mogelijk uit een tijd dat het lidwoord nog niet expliciet werd uitgedrukt, en dat de rol van het voorzetsel deels door locatieve en instrumentele naamvallen vervuld werd. Arjen Versloot heeft restanten van deze naamvallen ontdekt in het Oudfries. Dit soort zinnen vinden we in de Gothische Bijbelvertaling van bisschop Wulfila (4e eeuw) en in de Oudengelse Beowulf (8e eeuw).
Bovenstaande zin zou bijvoorbeeld 10e eeuw kunnen zijn. Het zou een zin zijn die door de kopiïsten niet aan hun eigen taalgebruik is aangepast. De Oudfriese teksten geven namelijk een chronologisch heterogeen beeld. Zinnen, woorden en constructies zijn door de verschillende kopiïsten in meerdere of mindere mate aan eigentijds taalgebruik aangepast. Sommige teksten vertonen echter meer oud taalmateriaal dan andere, en dat kunnen we door analyse en frekwentietellingen op het spoor komen.
Nu terug naar de cyclus van negatie. We hebben gezien dat er twee typen dubbele negatie zijn, zoals in het volgende schema:
- Dubbele VP negatie: ne … niet
- Dubbele NP negatie: ne … geen / niemand / niets
Beide typen doorlopen de cyclus van negatie:
- VP negatie: ne > ne … niet > niet
- NP negatie: ne > ne … geen > geen
Een voorwaarde voor dubbele NP-negatie is dat er überhaupt een negatief lidwoord ‘geen’ is. In het Gothisch was dat er niet (niet echt). NP-negatie is blijkbaar pas ontstaan toen ook het bepaalde lidwoord (door het demonstrativum) en het onbepaalde lidwoord expliciet werden uitgedrukt.
Zin (3) is een voorbeeld van cliticnegatie in het Oudfries (fase 1), en zin (2) is een voorbeeld van dubbele NP-negatie (fase 2). We hebben hetzelfde zinnetje ook met fase 3 negatie, de moderne vorm:
(4) Dat dy frya Fresa oen nen heerferd thoer fara
dat de vrije Fries op NEG legertocht hoeft gaan
‘Dat de vrije Fries op geen legertocht hoeft te gaan’
(Het Recht van de Skelta – Tekstcollectie Druk 2)
Het negatieve clitic is verdwenen en wat rest is NP negatie nen ‘geen’. Dit woord houdt het nog enkele eeuwen vol, maar in de 19e eeuw krijgt het concurrentie van gjin. Vermoedelijk is dit woord uit het Nederlands of het Stadsfries geleend en verfriesd tot gien. Vervolgens heeft de vorm breking ondergaan tot gjin, waarbij een lange ie werd omgezet in j gevolgd door de i (als in pit). Taalverandering betrapt!
De vraag is nu hoe NP negatie en VP negatie zich tot elkaar verhouden met betrekking tot de cyclus van negatie. Treden ze tegelijk op? Zijn er tempowisselingen in de verandering? Wat is het verband tussen deze twee vormen van negatie? Allemaal vragen voor nader onderzoek.
Laat een reactie achter