Het komt niet vaak voor, een cum laude promotie in de Nederlandse Letterkunde. Op vrijdag 6 december 2024 kreeg Aafje de Roest die onderscheiding voor haar proefschrift ‘De Nieuwe golf. Culturele identiteit in hedendaagse Nederlands(talig)e hiphop 2015 tot heden’. Met de titel van het onderzoek, uitgevoerd bij Yra van Dijk en Bram Ieven aan de Universiteit Leiden, verwijst De Roest naar het hiphopalbum New Wave, met artiesten als Ronnie Flex en Frenna en beroemde nummers als ‘Drank & Drugs’, legde Aafje uit in haar lekenpraatje, dat we hier overnemen (zonder slides):
Dit album markeert in 2015 de definitieve doorbraak van Nederlandse, Nederlandstalige hiphop bij het grote publiek. Met 60 miljoen streams werd New Wave het best beluisterde album van 2015.
Rond die tijd wordt Nederlandstalige hiphop echt een dominante culturele factor, vooral onder jongeren. In 2018 waren 8 van 10 (!) meest gestreamde nummers op Spotify Nederlands(talig)e hiphoptracks. Deze populariteit geldt voor het muziekgenre – waar ik me in dit onderzoek vooral op richt – maar ook voor de brede jeugdcultuur hiphop.
Iedereen heeft het over hiphop – en allerlei partijen – van mediamakers en politici tot ouders en docenten – denken te weten wat er in wordt verteld. Maar eigenlijk is daar nog nauwelijks kennis van. Die kennis circuleert vanzelfsprekend in de hiphopscene, maar ontbreekt in Nederland bij maatschappelijke instellingen en in de wetenschap nog veelal. Hier moeten we meer van weten, zodat we beter begrijpen wat (met name) jongeren (van artiesten tot luisteraars) bezighoudt.
Terwijl ik zelf naar hiphop luister en zoveel anderen – in de club, de metro en op straat – hetzelfde zie doen, vraag ik me af: wat maakt nu dat in een tijd van globalisering, internationalisering en verengelsing, een tijd waarin de hele wereld in je handpalm ligt, Nederlands(talig)e hiphop zo aanspreekt? Het leidde tot mijn onderzoeksvraag:
Welke verhalen vertellen Nederlandse hiphopartiesten in hedendaagse Nederlands(talig)e hiphop en hoe vormen zij daarin hun culturele identiteit?
Om dit te onderzoeken, analyseerde ik exemplarische hiphoptracks en de bijbehorende videoclips van populaire hiphopartiesten uit de periode van 2015 tot heden. Met een multimodale kritische discoursanalyse onderzoek ik hoe artiesten tekst, beeld en geluid combineren om een verhaal over culturele identiteit te vertellen. Denk hierbij aan lyrics, de mise en scène van de videoclip, beats en ritme of samples. Ik keek hierbij ook kritisch naar welke ideologieën uit de gepresenteerde identiteitsconstructies spreken en welke ideologieën eronder liggen.
Hoofdstukken
In het eerste analysehoofdstuk staat de Marokkaans-Nederlandse artiest Lijpe centraal. Zijn track ‘Vergeet De Buurt Nooit’ brengt een identiteitsvraagstuk van Marokkaans-Nederlandse jongeren op: hoe tegelijkertijd ‘straat’, hiphop en moslim te zijn? De track gaat over broederschap, over struggles en twijfels, en over ‘het rechte pad’, hier verbeeld met de gele lijn. Lijpe geeft zijn publiek het juiste voorbeeld: ‘ik heb m’n fam [m’n familie] en geloof en verder heb ik m’n trots’.
In het tweede analysehoofdstuk kijk ik naar het Amsterdamse hiphopkunstcollectief SMIB. Smib combineert verhalen over Amsterdam Zuidoost, specifiek de Bijlmer, met beelden van Zwarte protestbewegingen zoals de Black Panthers. Zo vertellen zij een verhaal over hun culturele identiteit als zwarte jongere in een Nederlandse maatschappij. Dat doen zij in hun eigen jongerenvariëteit Smibanese, waarin Sranantongo-termen worden gebruikt, woorden worden omgedraaid en van nieuwe betekenissen worden voorzien. Door met de ‘regels’ van taal te spelen, bevragen de artiesten de dominantie van het Nederlands als standaardtaal kritisch. Hiphoppunkartiest Abel, wiens album A centraal staat in het derde analysehoofdstuk, doet iets opvallends: in plaats van andere witte hiphopartiesten probeert hij de aandacht van zijn witheid niet af te leiden, maar vestigt hij er juist de aandacht op. ‘Ik ben me eindelijk bewust van m’n witte privilege’, rapt hij. Abel vormt een culturele identiteit als eclectische internetwijsgeer met weinig economisch kapitaal (lees: keiharde centen), maar veel cultureel kapitaal. Zo claimt hij een autoriteit waarmee hij vervolgens een antiracistisch betoog uiteenzet: laten we van én over elkaar leren. In het vierde analysehoofdstuk laat ik zien dat – hoewel hiphop zich ook in een Nederlandse context vaak op de stad en het stedelijke domein richt – artiesten Jacin Trill en Ares de regio én regionale frustratie juist een grote rol laten spelen in hun culturele identiteit. Bij beide rappers slaat hun romantisering van het pastorale om in escapisme.
De vrouwelijke en queer artiesten uit mijn vijfde analysehoofdstuk, S10, Latifah, duo Lionstorm en Famke Louise, dagen gendernormen uit. S10 presenteert zichzelf als een eigentijdse Maria-figuur in trainingsbroek en als ‘freak in de nighttime’, zonder dat daarmee iemand, behalve zijzelf, recht op haar heeft. ‘Dat is iets wat altijd van mij blijft’, rapt ze. Latifah stelt zichzelf tegen de achtergrond van de Rotterdamse Willemsbrug voor als zowel de ‘moeder als de vader’ van de hiphopgame. Ze claimt hierbij de dominantie van een traditionele hiphop vrouwenrol van queen mother, maar ook de masculiene dominantie van de vadermacht. Door beide pijlers in de binaire oppositie man/vrouw te bezetten, daagt zij vaste genderdichotomieën uit en kan zij gender buitenspel zetten als een factor die haar en haar hiphopuitingen zou definiëren. Vuige Muis en Skerrie Sterrie van Lionstorm én betwiste artiest Famke Louise nemen negatieve scripts over vrouwen en queerpersonen – dat zij bitches zouden zijn, of hun seksualiteit ‘vies’ zou zijn – en herschrijven die tot krachtige hiphopfeministische identiteitsverhalen.
De conclusie
Het bevestigt wat de scene eigenlijk al weet: Nederlands(talig)e hiphop vertelt lokale verhalen over culturele identiteit in een werelds perspectief. Die zijn vaak gecentreerd rondom plaatsen en ruimten, maar interacteren altijd met identiteitsmarkers gender, etniciteit, sociaaleconomische positie, religie en leeftijd. Er zit vaak een maatschappijkritisch element in, en er wordt een geheel eigen Nederlands in gebruikt.
Andere conclusie? Dit onderzoek doen was ‘best wel een droombaan’, zoals ooit iemand reageerde op een Instagrampost over mijn onderzoek. Hoogtepunten waren gesprekken met mensen uit de scene, zoals met Ray Fuego van SMIB, met producer KETTA, en hiphopfeminist Liyah Park, allebei hier vandaag aanwezig. En het luisteren van hiphop, elke dag, op repeat natuurlijk.
Toekomstig onderzoek
‘Ik wil niet veel zeggen, maar ik ben ook hiphoponderzoeker sinds m’n 10e’, reageerde een gebruiker op een YouTube-video van de hiphoppodcast ‘Wilde Haren’ waar ik te gast was. En inderdaad: veel kennis van hiphopcultuur is belegd bij de hiphopscene zelf. Daarom is het in toekomstig hiphoponderzoek van belang om te blijven werken met benaderingen die aansluiten bij de manieren waarop hiphopcultuur zichzelf organiseert: interdisciplinair, bottom-up, samen mét de scene en in creatieve vormen. En dat gebeurt gelukkig al volop: onder anderen door Dastan Abdali, die met mijn co-promotor Bram Ieven en commissielid Rachel Gillett in een groot NWA-project onderzoek doet naar hiphop in samenwerking met partners uit de scene, zoals The Foundation, of bij het initiatief The Niteshop, waar kennis vanuit de scene onder meer leidde tot een UNESCO-rapport.
Hiphop is here to stay en verdient een structurele intellectuele en culturele investering, met bijkomende verantwoordelijkheden. Alleen zo kan worden bijgedragen aan gelaagde analyses van de dynamische hiphopcultuur. Want hiphop is steeds in ontwikkeling – en de nieuwe generatie klopt alweer aan de deur. Hiphopartiesten komen steeds weer met een nieuw verhaal, een nieuwe boodschap om in hun publiek te laten stranden. Er komt altijd weer een nieuwe golf.
Laat een reactie achter