(Schrijver Anton Valens (1964-2021) als beeldend kunstenaar)
In de verhalenbundels Meester in de hygiëne (2004) en Dweiloorlog (2008) van Anton Valens is de schrijver te herkennen in de thuiszorghulp Bonne, die bovendien kunstschilder is. Het tekenen en schilderen komen geregeld ter sprake in gesprekken met de cliënten waar hij over de vloer komt. Tijdens het soppen, sponzen en ramen lappen tovert hij de prachtigste kunstwerken op wanden en ramen. In zijn onlangs postuum uitgegeven beschouwingen Een kniebuiging voor de ezel (Atlas Contact) leren wij Valens kennen als een maniakaal, gedreven tekenaar en schilder.
Tijdens het soppen van een wit schot tussen de keuken en de woonkamer van cliënt ‘mevrouw Bol’ (Dweiloorlog), een Brabantse, leeft Bonne zich uit op het grote vlak, ‘een lekker formaat’. Hij sponst een denkbeeldig landschap in met heet sop: ‘West-Brabant zoals ik het me voorstelde: langgerekte akkers, dijken, sloten, hier en daar een wilgenbosje, een kerkspits aan de horizon; de ontzagwekkende hemel gooide ik er met brede armzwaaien losjes op, voorlopig zogezegd. Met snelle kriskras wisserbewegingen bracht ik meer details aan op de bobbelige structuur van het schot, dat wel iets weg had van ruw linnen of jute: een dorp omringd door bomen aan een rivier, een brug, een suikerfabriek in strijklicht.’ Met elke zwaai met spons of wisser tovert hij het ene na het andere fraaie beeld tevoorschijn in een euforische scène.
Het schilderen tijdens het schoonmaken kwam al eerder voor in Meester in de hygiëne, tijdens het ramenlappen bij ‘mevrouw Honkoop’. Dat het regent doet er niet toe: ‘Terwijl de regen weer aanzwol, leefde ik me uit op de drie glazen slaapkamerdeuren, in snelle staande vrouwenfiguren, gebaseerd op mijn vriendin. De drie gratiën – Rubens was er niets bij. O, in de tuin van Honkoop had ik geen moeite met lijnen en proporties.’ In tegenstelling tot het portretteren thuis op zijn atelier waar zijn vriendin er op het doek ‘raar en onecht’ uitzag, komt zij op het glas tot leven: ‘Ze stapte er bijna uit, een naakte Eva, om me te kussen op mijn voorhoofd.’
De beschrijvingen in de verhalen vormen een contrast met de ervaringen van Valens als beeldend kunstenaar. Wat de schrijver in een handomdraai lukt, blijft voor de schilder en tekenaar in werkelijkheid onbereikbaar. Al komt hij er in enkele ‘uitzonderingen’ heel dichtbij. Tekenen en schilderen, zo blijkt uit Een kniebuiging voor de ezel vormen de drijfveren van Valens’ leven: al ervaart hij het vaak als het najagen van een illusie. Illusies zijn ‘onontbeerlijk’. Anders kom je tot niets. Pas aan het eind van zijn leven vraagt hij zich af waarom hij nooit eens ‘vakantie’ heeft genomen. Als hij op reis ging betekende dat museumbezoek, het schetsen van landschappen, dieren, mensen, beelden.
(Marrakech, november 2000)
Voorbeelden van zijn werk die in het mooi vormgegeven boek tussen de teksten zijn afgebeeld geven een goede indruk van het veelzijdige talent van Anton Valens als beeldend kunstenaar. Er staan prachtige schetsen en schilderijen in van landschappen en portretten. Hij refereert aan tal van schilders, maar vreemd genoeg wordt Rembrandt als geniaal tekenaar (en schetser) niet één keer genoemd. Valens neemt je mee het atelier in. Je snuift de geur op van terpentijn, verf, hout, karton. Je ziet hoe hij verf mengt, hoe hij een doek opspant (begrippen als ‘opzetten’ en ‘opspannen van het doek’ komen voor in het register achterin het boek). De beschouwingen zijn van binnenuit beschreven, vanuit de ambachtsman en kunstenaar. De lezer ruikt en kijkt niet alleen, hij wordt meegevoerd in de gedachten van Valens, in zijn ideeën en overwegingen: het observeren tijdens het schetsen van dieren en het memoriseren, het gebruik van materiaal, de techniek, ervaringen met modellen in ‘Erotiek en model’, beschouwingen over ‘Materie’, ‘Kleur’, ‘Witten’, ‘Realisme’, ‘Experimenteren’, ‘Ambitie’.
In ‘Crisismanagement’, komt de schrijver in de schilder tot leven als de twijfel, (‘Altijd de twijfel, iedere dag weer de twijfel.’) toeslaat en alle energie uit hem laat weglopen. Het ‘niet-weten wat te doen’. Het fragment is zowel openhartig als goed geschreven. Het is niet voor niets de langste paragraaf in het boek. ‘De behoefte te bed te gaan neemt dreigend toe in kracht. Thans komt het erop aan karakter te tonen. Het is, gezien de verlammende neerslachtigheid, misschien inderdaad beter het schilderen tijdelijk te staken maar je hoeft niet direct onder zeil te gaan. Er moet nog was opgevouwen worden, afgewassen, gestofzuigd en boodschappen gehaald.’ Hij werkt zich naar buiten, naar de winkel, onder de mensen. Een praatje. ‘Ik kan het nog, juich ik inwendig, ik kan nog toneelspelen en liegen alsof ik gewoon een levend iemand ben.’
De potloodschetsen zijn vaak sterk. Evenals de landschappen in de serie ‘Cappadocië’ 30 x 40 cm, uit 2012. In ‘Visloden en veiligheidsspelden’ geeft Valens op een bijzonder heldere manier inzicht in het ondoorgrondelijke creatieve proces bij het totstandkomen van het gelaagde schilderij Madre de Dios uit 2008, waarin denken, technieken en voorwerpen prachtig samenvallen: ‘Inkt, houtskool, olieverf, schilderdoek, visloden en veiligheidsspelden.’ Alles binnen het kader van de baklijst die hij om onduidelijke redenen altijd had bewaard. Nu pas wordt duidelijk waarom. Bij ‘visloden’ denkt de lezer onmiddellijk aan de novelle Vis (2009). Maar Valens helpt de lezer snel uit de droom: ‘Trouwens, die visloden hebben in wezen niets met Vis te maken. Het is pertinent onwaar dat ik me voor visloden begon te interesseren terwijl ik research deed voor Vis. Het omgekeerde, dat het lood me inspireerde tot schrijven, is even lachwekkend. Deze beide creatieve processen speelden zich af op twee gescheiden halfronden, elk met een eigen tijdsverloop. Wellicht is er meer in de diepte een connectie tussen de visloden van Madre de Dios en Vis.’ Er moet wel een verband zijn. Heimweeg naar de Duitse Bocht, suggereert Valens. Behalve de fascinatie met de schoonheid van het vislood, bracht het lood hem op een idee: het strak houden van papier. Deze techniek maakt nu deel uit van de materie van het schilderij.
Aan het eind van zijn betrekkelijk korte leven overdenkt Valens wat hij ‘goed’ heeft gedaan in deze wereld. Zijn gedachten gaan terug naar ‘een aantal thuiszorgverstandhoudingen’. Toen is hij er ‘geweest’ voor anderen. Die herinneringen zijn wel degelijk verbonden met een gevoel van voldoening van zijn boeken. Het succes heeft hem ‘rustiger’ gemaakt. En zijn tekeningen en schilderijen? ‘Het valt niet te ontkennen dat iemand zonder enige eerzucht nooit een goed schilderij zal creëren, of een serie tekeningen of iets anders wat scheppingsenergie, oefening en doorzettingsvermogen vereist.’ Laat je ambities maar vrij rondspringen, is zijn advies, ‘zolang ze jezelf en anderen om je heen geen schade berokkenen’. Een conclusie die klinkt als een waarschuwing.
Een kniebuiging voor de ezel, over tekenen en schilderen. Anton Valens, rijk geïllustreerd, Atlas Contact, € 27,99
Laat een reactie achter