Maarten Klein schreef augustus vorig jaar: ‘het geloof in bovennatuurlijke krachten is ook heden ten dage nog wijdverbreid’. Degenen met een dergelijk geloof staan dan tegenover die ‘mensen die niet geloven in bovennatuurlijke zaken’. De tegenstelling doet geforceerd aan, we hebben immers allemaal beperkte kennis. In een commentaar gaf Will Derks vergelijkbare kritiek.
In de literatuurlijst van Klein vinden we ‘Wat een onzin! Wetenschap en het paranormale’ (2008) van Herman de Regt en Hans Dooremaalen. Zij publiceerden daarna ook twee artikelen in NRC naar aanleiding van een tv-programma over kinderen en paranormale ervaringen. De Regt en Dooremaalen verzetten zich tegen het idee dat het ‘paranormale er is’. Zij constateren een afwezigheid van bewijs, ook geven ze voorbeelden van oplichterij op dat gebied. Dat betekent niet dat je het moet ontkennen.
Ontkennen is voorbarig, badeend of geen badeend. Eric-Jan Wagenmakers schrijft in Skepter van herfst 2024.’De scepticus James Randi (1928-2020) heeft mensen die geloven in het paranormale ooit vergeleken met ‘onzichtbare badeendjes’: nadat een bepaalde bewering grondig is ontkracht, duiken de eendjes onder, om later elders boven te komen om soortgelijke beweringen te doen.’
De afgelopen jaren lijkt er meer ruimte te zijn om onbevangen naar dit onderwerp te kijken. Jacob Jolij beschrijft het gebied van de parapsychologie in het hoofdstuk ‘Spookverhalen’ van ‘Wat is bewustzijn nou eigenlijk?’ (2020). Enerzijds is er de systematische studie van ‘spontane paranormale verschijnselen’, zoals geestverschijningen en voorspellende dromen. Deze verschijnselen zijn ‘heel lastig (te) bestuderen’. Voor de fenomenen kan hij in ‘heel veel gevallen’ ‘een ‘normale’ verklaring’ geven. Anderzijds zijn er experimentele studies in het lab.
De laatste tijd was er veel aandacht voor de paranormale ervaring als spannend verhaal. Maar als je een gebeurtenis niet zelf hebt meegemaakt ben je geneigd de schouders op te halen. Wat je zou willen is gegevens die iedereen zelf kan bekijken en beoordelen. Hier wil ik bespreken de cijfercombinaties in de dichtbundel ‘Als een beek’ van Kees Ouwens en daarnaast de verschijnselen in mijn eigen films.
In het vijfde gedicht van Ouwens’ vijfde bundel ‘Droom’ lezen we over ‘de mystiek van de getallen’ (r. 12-15) :
Onnoemelijk vaak begaven wij ons in de tot kavels
gedenatureerde naturen waarvan de rekenlineaal de mystiek van de
getallen omzette in die van de herhaaldelijkheid waarmee wij
kwamen.
en de roman Een twee drie vier… begint met ‘In een zaal bij open raam slaapt de Tover, maanlicht metalliseert wateroppervlak.’
Kunnen wij in de derde bundel Als een beek spreken van mystieke cijfers? Voor mijn doel maak ik geen verschil tussen de termen mystiek, paranormaal, onverklaarbare, buitengewone etcetera. Het gaat over zaken waar we niets van afweten. Definities zijn dan een schot in het duister en sturen ons misschien een verkeerde kant op.
Laat ik de draad weer oppakken. De bundel vouwt zich op de helft om. De twee rijen gedichten bewegen zich daarna heen en weer ten opzichte van elkaar. De vlottende-spiegelstructuur en de cijfercombinaties die nieuwe teksten en afbeeldingen suggereren zijn bijzonder maar zijn ze ook mystiek?
Het mystieke, het buitengewone zou in alle cijfers terug te vinden moeten zijn, ook in de totaalcijfers van de bundel (zie tabel onder). Een aantal cijfers valt op ook als je verder niets weet van de cijfers in de bundel. De plek van de cijfers ten opzichte van elkaar in de tabel lijkt daarbij van belang.
Het aantal gedichten in de bundel, 42, is gelijk aan het verschil van de strofes en in dezelfde verschilkolom zien we onder elkaar 2 keer hetzelfde getal van 3 cijfers, 114. Naast de 114’s staan schuin tegenover elkaar 2039 en 3039 met hetzelfde eindcijfer 039 en de elkaar opvolgende begincijfers 2 en 3. Het lettercijfer 253 onderaan de verschilkolom heeft hetzelfde eindcijfer 53 als het woordcijfer 2153 naast de bovenste 114 – 1 minder dan het regelverschil 54. Verschillende soorten cijfers lijken samen te werken.
De cijfers lijken ons naar een bepaalde plek in de bundel te leiden. Het verschil 42 verbind je met de bundel als geheel. De dubbele 114 herinnert aan de 2 gedichten met 114 lettergrepen, gedicht 2 en 20. De tweede strofe van het tweede gedicht, Hinde, heeft 54 letters. (Gedicht 20, Het klavier, heeft in regel 4 55 en in regel 6 56 letters.)
Met de cijfers van Hinde erbij vallen in de tabel van de bundelcijfers nog een paar getallen op. Naast de 54 staan 219 en 165, met eindcijfers 19 en 65. 19 is het lettergetal van de eerste regel van strofe 2, en 65 het lettergetal van strofe 1 en 2 én van strofe 3. Het drietal 19, 65 en 39 komen we bij de cijfers van Hinde elk dubbel tegen en de zes samen wijzen, boven op en naast strofe 2, aanvullend naar drie dan wel zes tekstfragmenten in het gedicht Hinde.
De twee cijfers 2925 en 2153 staan, net als 2039 en 3039, schuin tegenover elkaar, en je bent geneigd ze te verbinden met elkaar. We kunnen nu het getal 52 vormen, om zo op te tellen 52, 53, 54, en een soort pijl te maken naar 54. Bijv. spiegelend in 2925 of met het laatste cijfer van 2925 en het eerste van 2153. Als je al de besproken cijfers combineert kun je een pijl tekenen op de tabel. Je krijgt het idee dat de tabel verder ontcijferd kan of moet worden.
Bovenaan is nog een andere afbeelding te vinden. In de titellaag staan de nummers 21, 41, 331, 151 in een rechthoek: alle hebben het eindcijfer 1. Tussen 21 en 41 in is er ook een 1 en erboven, in de omslaglaag, nog een. Je trekt een lijn van de twee enen tot voorbij de 10. Je verbindt 21, 331, 41 en 151 en ziet een bijl. Je linkt de afbeeldingen met de gedichten 22, De pijl, en 32, De bijl. Op de tabel wijst de pijl naar de bijl, of er vlak langs heen; en na de 151 van de bijl volgen de 52, 53, 54 van de pijl. Als je ‘bijl’ en ‘pijl’ zacht uitspreekt klinken ze hetzelfde, de b wordt stemloos.
De overige cijfers lijken de twee afbeeldingen te ondersteunen en aan te vullen. De patronen die we aantreffen komen ons eerder gepland dan willekeurig voor, ook kan een cijfer meerdere verwijzingen hebben. Je kunt onderscheiden formele cijfers en speelveldcijfers.
Formele cijfers zijn de herhalingen, spiegelingen en telreeksen op de tabel. Linksonder deelt de lijn van de pijl vier cijfers in tweeën. De cijfers 2, 20, 29 en 58 uit de bovenste twee lagen komen onderaan terug in vier cijfers en ze markeren samen de achterrand van de pijl. Ernaast spiegelen de 11 van 9711, de 41 van 4192 en de 41 uit de tweede laag de beide 114’s; de 45 van de bijl is gedraaid in 54. 19169 rechts is het begin van twee telreeksen. 69 gaat via 64 en 59 naar 54. 191, 94, 97 suggereren met de 103 het ronde cijfer 100. Het handvat van de bijl is de cijfers 1, 0, 0 onder elkaar. De beginpunten 191 en 69 spiegelen.
Bij de speelveldcijfers zijn er twee banden van cijfers. In de onderste band, boven de pijlafbeelding, vind je verwijzingen naar formele zaken in een dichtbundel. Het cijfer 70 staat in het midden van de 9 gedichtparen met een gelijk aantal woorden (zie schema onder en de ‘cheatsheet‘ van de cijfers). Zowel links als rechts zie je een verschil van 26 (68-42 en 107-81): 70 kan staan voor het alfabet. 28 en 42 verbind je met strofe- en gedichtaantal en 98 met regellengte, ‘hing rond het uiterst huis, zoals de onvermijdelijkheid die ongevraagd komt, de daad schuwt als een meest-begunstigde’.
De bovenste band bevat meer algemene verwijzingen. Gedicht 38 vestigt door een speciale spelling de aandacht op het idee ‘labyrinth’, we slaan ook acht op de h, de achtste letter van het alfabet en de 8 staat 8 keer in deze tabel. Gedicht 28 suggereert de nieuwe tekst ‘nr’, het cijfer 10 herinnert aan het decimale stelsel en 66 kan staan voor het fenomeen spiegeling.
Het meest raadselachtige cijfer op de tabel is m.i. 384. Vier van de lettercijfers van de gedichtparen met een gelijk aantal letters lijken gekopieerd naar de totaalcijfers van de gedichten. De cijferrij 86, 126, 385/185, 200 zie je terug in gedicht 41 en 1. Je trekt zo een lijn op de tabel. Beide cijferrijen doen denken aan of suggereren de 384. Het getal zou naar het onmogelijke, onbereikbare kunnen verwijzen.
De 384 komen we niet tegen in bovenstaande tabel maar wel 184, het lettergreepgetal van gedicht 10 Het meubel. We vinden de 184 boven de 597 en 200, 2 van de lettercijfers van de 4 gedichtparen. De vier lettercijfers 597, 511, 385 en 200 vormen een rechthoek. Bij de eerste drie lettercijfers staan de twee leden van het paar in dezelfde rij. Rondom de 200 zie je 4 zichzelf spiegelende lettercijfers, 555, 373, 494, 656 en 5 getallen met dezelfde eindcijfers: 563, 63, 463, 163, 663. Vanaf de 200 van gedicht 33, Een zuurstok, trek je een schuine lijn naar 200 van gedicht 1 met 62 lettergrepen, en vormt de scherpe punt van een zuurstok.
Gedicht 14 en 15 verhuizen bij het titelacrostichon (tijdelijk) naar links. Gedicht 13 en 16 die hen omringen hebben als enige in de bundel dezelfde woord- en lettercijfers. De woordcijfers van 14 en 15 spiegelen in die van 19 en 20. Centraal staan de cijfers van gedicht 17, dat de rand is van het bovenste vijftal gedichten. Het woordcijfer van gedicht 14 en 20 is gelijk aan het lettergreepcijfer van 17. Het lettergreepcijfer spiegelt het volgnummer van het volgende gedicht en dit laatste nummer is het verschil van de woordcijfers 99 en 81.
De twee rechter vijftallen gedichten verbinden de drie afbeeldingen scharnier, pijl en zuurstok met elkaar. De 4 lettercijfers van de randen van de vijftallen beginnen met een 2. Ondermeer hierdoor lijkt het scharnier te veranderen van een rij van 6 1-strofige gedichten in de rij van 10 gedichten. In het onderste vijftal valt het cijfer 8 op en we vatten het op als: opletten!
Je ziet 88 als eindcijfer van het lettercijfer 288, twee keer als lettergreepcijfer, 8 drie keer na elkaar als regelcijfer. Verder eindigt 348 op 8 en is het verschil van 288 en 280, en 309 en 301, allebei 8. We zijn weer terug bij het begin, bij 288. Bij de 6 zijn er een paar vergelijkbare zaken en je kunt de 6 en 8 ook met elkaar in verband brengen. Schuin tegenover lettercijfer 288 staat 266 en schuin tegenover lettergreepcijfer 88 (van gedicht 26) 66. Het verschil van 88 en 66 is 22. De lettergreepcijfers 66 en 88 leggen de brug over het scharnierpunt tussen 21 en 22, net als de regelcijfers 3 en 5. De som van 3 en 5 is 8 en naast elkaar gezet krijg je 53, het woordcijfer van gedicht 22. Ook gedicht 17 schuin tegenover gedicht 22 heeft 53 woorden.
Tot slot willen we de cijfers van een paar gedichten per regel bekijken. Je wilt het buitengewone zo dicht mogelijk naderen, maar ook het overzicht bewaren. De kortste gedichten van de bundel zijn gedicht 21 De wet en 33 Een zuurstok met allebei 3 regels. Na gedicht 21 vouwt de rij gedichten zich om en gaat bewegen. De lettergreepcijfers van 21 en 33 zijn in de bundel qua cijfers misschien de meest duidelijke verwijzingen naar dit structuurkenmerk. Je bent dan benieuwd naar de andere cijfers van de gedichten, en ook naar de cijfers van het gedichtenpaar met 4 regels, gedicht 17 De zoon en 42 Besluit. Het drietal gedichten met 5 versregels blijkt hier bij aan te sluiten.
In de gedichten 21 en 33 zie je een connectie tussen de lettercijfers van de regels en het totaalcijfer van de lettergrepen. In 21 De wet past de 66 tussen 63 en 69 en in 33 Een zuurstok zet je 63 tussen 60 en 66. 77 en 74 blijven over bij de lettercijfers en zij hebben net als de andere cijfers een verschil van 3. Bij de lettergreepcijfers is er in gedicht 21 twee keer een verschil van 1. Als je de cijfers bij gedicht 33 in een oplopende volgorde zet zie je ook hier dit verschil van 1. De woordcijfers van de regels van gedicht 21 hebben op deze manier een verschil van 2. Als je in 33 een 17 toevoegt hebben de woordcijfers ook daar alle een verschil van 2.
Het gesuggereerde getal 17 wijst naar de volgende laag gedichten, de gedichten met vier regels. 17 is volgnummer van het gedicht De zoon. Besluit, gedicht 42, heeft in de eerste regel 71 letters. Dit lettercijfer verbindt de 77 en 74 uit de vorige laag met de 68 van gedicht 17. In gedicht 17 wordt 69 opgeroepen tussen 68 en 70 en in 42 60, tussen 62 en 58.
In de totalen van de lettercijfers lees je met de klok mee: 200, 203, 266, 209. Bij de gesuggereerde ‘verbindingscijfers’ is de telreeks tegen de klok in: 60, 63, 66, 69. De rij 77, 74, 71, 68 gaat weer met de klok mee en kan doorgezet in 21 met het duo 23+42 en in 33 15+ 47, en in de volgende laag met de 65 in 38 en de 62 in 1. De laatste telrij gaat van spiegeling (77-66) naar spiegeling (62-26-het laatste cijfer verschijnt drie keer in 22 en 38).
Hier heb ik behandeld enkele tabellen van cijfers. De overkoepelende bundeltabel leidt eerst naar gedicht 2 Hinde en vervolgens naar de afbeeldingen van de pijl en bijl. Formele connecties en verwijzingen naar het speelveld van de bundel begeleiden de afbeeldingen. In de gedichttabel trokken we enkele lijnen, zoals die van Een zuurstok en de rechthoeken van cijfers. Vele verschillende cijfers werken samen bij het tot stand brengen van de scharnierafbeelding. In de regelcijfertabel van korte gedichten zagen we drie cirkelvormige bewegingen.
Wat is hier nu het mystieke en buitengewone? Cijfers die ogenschijnlijk los staan van elkaar lijken te communiceren zodat we patronen zien. Het gevolg is ten eerste de neiging/ mogelijkheid om na een aantal duidelijke, overzichtelijke connecties een buitengewone connectie te leggen- zonder dat het vergezocht lijkt, zoals het cijfer 52 op een andere manier lezen na de verbinding van de 54 met de eindcijfers 53 en het duo 23+42 en 15+ 47 na 77, 74, 71, 68. Ten tweede het met die cijfercombinaties kunnen vinden van afbeeldingen en teksten op de tabellen: op de bundeltabel de afbeeldingen van de pijl en bijl, op de gedichttabel: scharnier, pijl, zuurstok, touw, rader, lasso, op de regeltabel cirkelvormige lijnen.
In een eerder stuk schreef ik de vlottende-spiegelstructuur toe aan het onbewuste. Dat de cijfercombinaties grotendeels onbewust tot stand kwamen staat buiten kijf maar het cijfergeheel kunnen we in mijn beleving niet zomaar aan iets als het slimme onbewuste toeschrijven, daarom noem ik het paranormaal, naast het normale staande.
Aan het begin noemde ik De Regt en Dooremaalen die indertijd van mening waren dat je kinderen uit het hoofd moet praten dat het paranormale bestaat. Ik wil kinderen laten zien, met mijn films, dat het paranormale wel degelijk bestaat, we kunnen er alleen moeilijk de vinger op leggen.
Wordt vervolgd
jandeputter zegt
Dit is voor mij kabbalistiek…
Wim Voskuilen zegt
Daar weet ik heel weinig van.
Ronald V. zegt
Het paranormale is in strijd met de fysica en de biologie. Bovendien ook in strijd met de ethiek. Heksenprocessen waren uitvloeisels van het parageloof. Van het bijgeloof. Persoonlijk vind ik dat heksenprocessen niet zouden mogen kunnen. Maar zo te lezen verschilt u impliciet van mening met mij.
Men dient kinderen zo eerlijk en oprecht mogelijk op te voeden. Dus stop ze niet vol met fabels, complotten en pseudofysica maar zeg eerlijk wat onzin is. Anders gezegd maar nu op volkse wijze, bedonder je oma maar niet mij en mijn kleinkinderen.
Tja, de Jomanda’s. Geldgraaiers en dodelijke fraudeurs. Ik zou toch uit de buurt blijven van zulk geteisem en zijn gelovige fanclubs. Maar zulke heksen hoeven nou ook weer niet op de brandstapel. Toch? Stuur ze gewoon een Canadees woud in.
Dichters mogen van mij best spelen met getallen en hun symboliek. Maar gedichten zijn ook bedoeld voor gewone maar nieuwsgierige lezers zoals mij en die willen best wel een beetje rekenen en goochelen met cijfers maar niet al te veel omdat het anders de aandacht afleidt van de poëzie waarom het toch allemaal is begonnen.
Voor u een klein puntdichtje:
Het verzameld werk
van elke Nederlandse dichter
bestaat uit 1132 gedichten.
1132: 13 in 12, in een dozijn. Maar dat had u al geraden. 🙂
Wim Voskuilen zegt
U schrijft: ‘Het paranormale is in strijd met de fysica en de biologie.’ Voor u is misschien interessant dit artikel uit 2018 van Etzel Cardena: https://www.researchgate.net/publication/325352351_The_Experimental_Evidence_for_Parapsychological_Phenomena_A_Review ‘This article clarifies the domain of psi, summarizes recent theories from physics and psychology that present psi phenomena as at least plausible, and then provides an overview of recent/updated meta-analyses.’
Bas Jongenelen zegt
De conclusie van dit artikel is ‘dat het paranormale wel degelijk bestaat’, maar die conclusie volgt toch helemaal niet uit de argumentatie? De argumentatie bestaat uit het verbinden van getallen in gedichten van Kees Ouwens. Dus als Ouwens gedichten schrijft waarin een bepaalde getalsymboliek te ontdekken valt, dan kunnen we concluderen dat het paranormale bestaat. Om De Regt & Dooremalen te citeren: ‘Wat een onzin!’
Wim Voskuilen zegt
Ik leg aan het eind juist uit dat je in mijn beleving het cijfergeheel ‘niet zomaar aan iets als het slimme onbewuste kunt toeschrijven, daarom noem ik het paranormaal, naast het normale staande.’
De laatste zin, waar u naar verwijst, sluit hierop aan maar gaat vooral over mijn films. Ik loop hier vast vooruit op het vervolg dat als titel zal hebben: ‘Kan het onbewuste een stipje mikken? Paranormale verschijnselen in tekeningen met tekst’
Wim Voskuilen zegt
Bedankt overigens voor het corrigeren van de verkeerd gespelde achternaam van Hans Dooremalen.
Wim Voskuilen zegt
Paranormale cijfers?
In de dichtbundel Als een beek van Kees Ouwens vouwt de bundel zich op de helft om en de twee rijen gedichten gaan heen en weer bewegen. De plaatsing van de cijfers van de bundel, zoals regel- en lettergreepcijfers, in schema of tabel suggereert in Als een beek zowel de vlottende spiegelstructuur als nieuwe teksten en afbeeldingen.
De tabel met de 56 totaalcijfers van de bundel leid je eerst naar strofe 2 van gedicht 2 Hinde en naar 6 andere tekstfragmenten uit dit gedicht. De volgorde van de fragmenten kun je vinden met de cijfers 2, 1 en 0 aan het begin van cijfers 219, 165 en de 039s en zo stellen we de volgende tekst op:
Ik rustte uit aan water.
De zon scheen daarop. Het pijnigt het oog te
Ik rustte uit aan water.
O, als jongeling hees mij een jeugd mijn poel uit.
Aan strakker riet dan het blauw der lucht en
Aan het water.
Ik rustte uit aan water.
De zon scheen daarop. Het pijnigt het oog te
kijken naar het brandend water.
Een vogel bad zijn vleugelslag op het rustpunt.
Een vogel bad zijn vleugelslag op het rustpunt.
O, als jongeling hees mij een jeugd mijn poel uit.
In regel 2 en 5 zou je ook kunnen lezen: ‘Het pijnigt het oogde’ (als je zacht praat) en ‘Aan strakker riet dan het blauw der luchten’: andere mogelijkheden van de tekst komen naar voren.
De cijfers 19, 65 en 39 zijn daarnaast deel van de pijlafbeelding, met de 54 als punt. Boven de pijl kun je door de plaatsing van cijfers op de tabel de afbeelding van de bijl tekenen. De twee afbeeldingen zou je na elkaar kunnen laten oplichten en nu ontstaat er een eindeloze tekst:
pijl
bijl
pijl
bijl
De cijfercombinaties in het tabel zou ik niet aanduiden als cijfersymboliek omdat het meestal gaat om overeenkomsten of eenvoudige relaties tussen de cijfers van de bundel. Alleen de 384 van de tabel zou ik symbool willen noemen, omdat het getal niet in de cijfers van gedichten voorkomt en aansluit op twee cijferreeksen.
Je kunt in de bundel een aantal verwijzingen zien naar de Griekse god Hermes (‘Ik zeg de metafoor die blindheid oog geeft’ in 8 De verscheidene, ‘snel-gevleugeld’ in Het meubel en Hermes werd geboren in Arcadië), en dat past bij wat je kunt omschrijven als hermetische poëzie. Dit schrijf ik over uit mijn scriptie van indertijd over de bundel. Maar de esoterische traditie zoals ook Kabbala heb ik er expres buiten gelaten, niet alleen omdat ik er weinig van af weet maar ook om niet de aandacht af te leiden van de feitelijke cijfers van het werk (wat is poëzie?).
Verschillende zaken bij de cijfers van Als een beek doen mij denken aan mijn eigen tekeningen. Door de plaatsing van cijfers op de tabel en van tekst en beeld op tekeningen ontstaan er nieuwe tekst en beeld. Je komt er mijns inziens niet onderuit je af te vragen hoe een en ander nou mogelijk is. Het toeschrijven van het cijfergeheel van Als een beek aan het slimme onbewuste is voor mij onbevredigend en vergezocht.