Stadstuin
De paden kronklen in den tuin,
En slingren tusschen ’t winterbruin,
De takken warren kris en kras
Of iedere struik een doolhof was,
En hoog er boven: trage vlucht
Van grooten vogel door de lucht.
De musschen op het lage dak,
Gebeeldhouwd tegen ’t luchtevlak,
Doen druk en woelig bij de goot,
Met kopje en snavel, wiek en poot,
Terwijl daar hoog, door witte lucht,
Gaat vast des vogels loome vlucht,
Zoo rustig langs onzichtbre lijn …
En ’t warrig tuintje wordt héél klein.
Augusta Peaux (1859-1944)
Abonnees van Laurens Jz Coster krijgen iedere werkdag een gedicht in hun mailbox
Laat een reactie achter