Wasdag
De vrouwen plassen in de hoven;
de meiwind wipt in broek en hemd;
een neuriën in de huizenkloven…
O weemoed, die mij weet beklemd;
o hart, dat niet meer kan geloven;
o blik, die maar in tranen zwemt:
de meidoorn is zijn bloei te boven;
de sneeuwbal weer tot vuist geklemd.
De vrouwen neuriën in de hoven;
er schreien kindren, onbestemd.
De meiwind wipt in broek en hemd…
O hart, dat niet meer kán geloven:
de meidoorn is zijn bloei te boven;
de sneeuwbal wéér tot vuist geklemd!
•••
Molens, meiden, melkvee
Molens maaien; meiden slaan het linnen;
vissen schieten bliksems door de vaart;
wolken steigren blindlings hemelwaarts
einders uit en storten einders binnen.
Kerken knielen. Toornig, buffelzwaar,
tarten zij de buik der westenwinden.
Dorpen hurken met geloken blinden
onder eeuwenoud en vaag gevaar.
Boeren, bultig in hun boezeroenen,
vechten stom en wreevlig met de wind:
knokig door vijandige seizoenen;
krom door God, de korzelige vrind.
Molens, meiden, melkvee: visioenen,
dromen, jéugd… die men niet wedervindt.
Gerard den Brabander (1900-1968)
uit: Verzamelde gedichten (1966)
Abonnees van Laurens Jz Coster krijgen iedere werkdag een gedicht in hun mailbox
Laat een reactie achter