Guus Luijters is overleden. Een aangekondigde dood, het was al een tijd officieel (media!) bekend dat Guus kanker had. Luijters schreef vele romans, journalistieke boeken, gedichten en nog meer. Jeroen Brouwers schreef een heus pamflet De Nieuwe Revisor tegen de ‘eenvoudige’ Nederlandse literatuur van de jaren zeventig en richtte daarin harde, gemene pijlen op Guus.
Guus deed er in zijn herinneringen – Laatste brood– vrij laconiek over.
De naam Guus Luijters kende ik al lang, maar ik leerde Guus zelf pas echt kennen ten tijde van het schaaktijdschrift Matten (uit de jaren nul), waarin hij een culturele rubriek voor verzorgde. Niet tot ieders genoegen- zie hier, en zie ook wel enig gemopper onder lezers. Ook ik leverde enkele bijdragen aan Matten. Eens, bij het diner van de medewerkers aan het magazine vertelde een niet met name te noemen medewerker iets over hoeveel of juist hoe weinig (in de ogen van Guus dan, die zojuist had georeerd dat je altijd minimaal 500 woorden per dag moest schrijven) hij schreef.
Guus had een gulle lach en moest om die opmerking, of iets extremer (?), zo hard lachen dat hij een glas rode wijn, dat hij gulzig dronk, over zijn witte overhemd gooide. Het overhemd was hierna rood-roze, maar het maakte de lol van Guus en anderen er niet minder om. Guus sprak bij een later diner eens stevig en openlijk en met luim de uitgever van Matten tegen. Heel mooi.
Guus hield van schrijven, zie dit interview.
Guus was een man van anekdotes. Over Heere Heeresma kon hij goed verhalen, zie dit verhaal op de DBNL:
De eerste keer dat ik hem zag, was hij geheel doorweekt en had hij zo’n grote bromfietshelm op zijn kop. Ik wist niet wat ik zag. Een schrijver met een bromfiets, wie had zoiets ooit gehoord. Ja, Gerard van het Reve had een tijdje op een hmw gereden, maar een helm had hij nooit gedragen en in de Bijlmer woonde hij al helemaal niet. Heeresma zette zijn helm af, hing zijn natte jas aan de kapstok, stak een filtersigaret op, bestelde bij Joosje een kop koffie, ging zitten en stak van wal. Het ene verhaal na het andere trok voorbij, het ene nog absurder en ongeloofwaardiger dan het andere. Hij praatte een beetje bekakterig en duldde duidelijk geen tegenspraak. Het ene been over het andere geslagen, nooit zonder sigaret en een bril met getinte glazen. Hij had een hele reeks meesterwerken geschreven, waarvan Een dagje naar het strand niet voor niets door Roman Polanski was verfilmd, ‘ja meneer Luijters, daar hoort u van op, maar er zijn wel meer dingen, waarover u verbaasd zult staan.’ Hij was alcoholist, maar drinken deed hij niet en nu ging hij er weer vandoor, er wachtte hem een belangrijke bespreking met hooggeplaatste personen waarvan hij, zoals ik begrijpen zou, de namen niet kon onthullen, maar het besprokene zou zich zeer binnenkort aan de wereld mededelen. Hij trok zijn jas aan, zette zijn helm op en verdween in het trapgat.‘Ik ga hem uitgeven,’ zei Rap.
Haha, dan moet ik lachen.
In zijn boek Laatste brood, met literaire herinneringen, vertelt Luijters een prachtanekdote over Theo Kars. Wel onwaar, zoals ik hier vertel… Guus schreef nog meer over Theo hier. Het Parool brengt vandaag een lang In Memoriam over hem.
Met Guus, die ik heus niet goed, maar wel een beetje kende, kon je lachen!
Huib Fens zegt
In de hoogtijdagen van uitgeverij Wagner&VanSanten heb ik regelmatig als redacteur met Guus te maken gehad. Hij vertaalde verschillende dichters voor ons. Het was altijd een genoegen. Behalve over literaire zaken gingen de emails vaak over de vlinders in zijn tuin, en natuurlijk zijn liefde voor zijn partner, de ‘gevreesde Visser’. Met plezier en ontroering herinner ik me hoe hij, bij de opening van een tentoonstelling van mij in Oisterwijk, het door hem prachtig vertaalde gedicht ‘Eerste dode in Nova Scotia’ van Bishop voorlas. Het bericht van zijn dood heeft ons geraakt.