Hoe de nieuwe vakspecifieke kennisbases Nederlands aan elkaar en de nieuwe kerndoelen en (concept)eindtermen van het schoolvak Nederlands verbonden kunnen worden, met het domein literatuur als voorbeeld
Op dit moment worden de vakspecifieke kennisbasis Nederlands Bachelor tweedegraads (hierna: NE BA) en vakspecifieke kennisbasis Nederlands Master eerstegraads (hierna: NE MA) herijkt. Dat is een uitgelezen kans om deze beide nieuwe hbo-kennisbases inhoudelijk en wat vorm betreft op elkaar te laten aansluiten. Ook is het bij uitstek de gelegenheid om ze te verbinden met de nieuwe kerndoelen en concepteindtermen voor het schoolvak Nederlands. In het onderstaande doen wij daartoe een voorstel. We beperken ons bij wijze van voorbeeld tot het domein literatuur. Zo sluiten we aan op twee eerdere artikelen waarin een tweetal van ons heeft bepleit om literaire overlevering op te nemen in de kerndoelen.
Hopelijk vormt ons voorstel een uitnodiging voor een open gedachtewisseling over de inhoud van de vakspecifieke kennisbases in relatie tot elkaar en tot de nieuwe kerndoelen en concepteindtermen van het schoolvak Nederlands waar alle betrokken opleiders van docenten Nederlands aan kunnen deelnemen. Het is ons op dit moment niet duidelijk of daar in het herijkingsproces van beide kennisbases in is voorzien.
Voordat we ons voorstel presenteren en toelichten, geven we eerst kort wat context bij de ontwikkelingen in het schoolvak Nederlands en de vakspecifieke kennisbases.
Ontwikkelingen in het schoolvak Nederlands
Het schoolvak Nederlands is in ontwikkeling. De Stichting Leerplanontwikkeling (SLO) heeft – in opdracht van de minister van OC&W – samen met het onderwijsveld nieuwe kerndoelen ontwikkeld voor het basisonderwijs en de onderbouw van het voortgezet onderwijs, onder meer voor de Nederlandse taal. In die kerndoelen staat uitgewerkt wat leerlingen aan het einde van de basisschool en na drie jaar voortgezet onderwijs allemaal moeten kennen en kunnen. Er is tien jaar lang intensief gewerkt aan deze doelen, door leraren vooral, en door allerlei experts daaromheen. Het resultaat is een lijst met 23 leerdoelen waar grote consensus over bestaat. Een andere vakvernieuwingscommissie heeft de eindtermen voor de bovenbouw van het voortgezet onderwijs geactualiseerd.
Zowel bij de nieuwe kerndoelen als bij de concepteindtermen is gekozen voor een geïntegreerde aanpak. Dat wil zeggen: het is de bedoeling dat deze niet een voor een apart worden afgevinkt, maar dat ze in elkaar grijpen. De kracht van deze nieuwe kerndoelen en eindtermen is dat communicatie, taal en literatuur in het onderwijs met elkaar worden verbonden. Dat voorkomt overladenheid, geeft het vak meer inhoud en maakt het ook nog eens aantrekkelijker. Deze ontkaveling vormt echt een trendbreuk met het verleden en verschaft het schoolvak Nederlands een nieuwe inhoud. Onlangs heeft de regering de SLO een spoedopdracht verschaft om de nieuwe inhoud te clusteren zodat er een reductie van het aantal kerndoelen komt. De komende maanden gaat de SLO met deze opdracht aan de slag. Wij gaan ervan uit dat bij Nederlands de inhouden en indeling niet worden veranderd, want dat zou de hele vakvernieuwing ondermijnen.
De vakspecifieke kennisbases
In de kennisbases NE BA en NE MA wordt uitgewerkt over welke vakkennis een docent Nederlands in het tweedegraadsgebied en in het eerstegraadsgebied dient te beschikken. Beide kennisbases zijn ooit gelanceerd omdat er van overheidswege kritiek was op de vakkennis van de docenten Nederlands die aan het hbo waren opgeleid. We laten hier in het midden of dat terecht was. Naast deze vakspecifieke kennisbases zijn er ook generieke kennisbases voor docentenopleidingen aan het hbo. In de vakspecifieke kennisbases Nederlands draait het in de kern om de volgende vraag: welke kennis mag van een docent Nederlands in het tweede – of eerstegraadsgebied verwacht worden en welke kennis hoeven docenten in andere vakgebieden dus niet in huis te hebben? In de vakspecifieke kennisbases is ook ruimte voor het domein vakdidactiek. Literatuurdidactiek, didactiek van taalbeheersing en didactiek van taalbeschouwing zijn bijvoorbeeld onderdelen die daar ondergebracht zouden moeten worden. Daar heeft een docent wiskunde niet veel mee van doen.
Didactische kennis die voor alle docenten van belang is – en niet alleen voor docenten Nederlands – wordt opgenomen in de generieke kennisbases. Onderdelen als Differentiatie naar doelgroepen, Taalontwikkelend lesgeven in bredere schoolcontext en Taalbeheersing in meertalige context zijn volgens ons bijvoorbeeld voor alle docenten van belang en die inhoud hoort dus in de generieke kennisbases.
Het geheel is meer dan de som der delen
In het ideale geval sluiten de vakspecifieke kennisbases aan op de nieuwe kerndoelen en (concept)eindtermen van het schoolvak Nederlands. Dat helpt aanstaande docenten Nederlands namelijk om zich in hun opleiding aan het hbo voor te bereiden op de nieuwe inhoud van hun schoolvak. Verder zou het logisch zijn als de vakspecifieke kennisbases onderling op elkaar aansluiten. De bacheloropleiding heeft een voorbereidende functie op de masteropleiding en het is wenselijk als in de kennisbasis master NE MA kan worden voortgebouwd op de kennis uit de kennisbasis NE BA. Ten slotte is het van belang dat de inhouden duidelijk maken waarin de vakkennis van een docent Nederlands in het tweede – en eerstegraadsgebied van elkaar verschillen en waarin die verschilt van leerlingen van de middelbare school of mbo-studenten. Dat betekent dat de formuleringen uit de kennisbases dus niet te ruim interpretabel of vaag mogen zijn. Je zou ze dan namelijk ook kunnen gebruiken als je beschrijft wat een havoleerling op het eindniveau moet weten of een vwo-leerling en dat is onwenselijk. Volgens ons voldoet onderstaand voorstel aan deze drie voorwaarden.
Kennisbases voor het domein literatuur: een voorstel
In ons voorstel hebben we gekozen voor inhouden die:
- recht doen aan wat een kennisbasis is;
- aansluiten op de indeling in vier perspectieven van het Meesterschapsteam;
- laten zien waarin de vakkennis van een eerstegraadsdocent Nederlands verschilt van die van een tweedegraads docent Nederlands en van scholieren in het po of vo;
- aansluiten op de nieuwe kerndoelen en concepteindtermen;
- leeruitkomstgericht zijn.
4.1 Literatuur als systeem | Bachelor De startbekwame docent Nederlands in het tweedegraadsgebied beschikt over kennis en begrip om verschillende soorten (jeugd)literatuur uit verschillende tijdvakken globaal te analyseren, interpreteren en evalueren. Het gaat hierbij om: Het kennen en toepassen van een gangbaar begrippenapparaat om verhalende teksten in verschillende media te analyseren, evalueren en interpreteren. Het kennen en toepassen van een gangbaar begrippenapparaat om lyriek in verschillende media te analyseren, evalueren en interpreteren. Het benoemen van coherente, intermediale verbanden tussen verschillende (jeugd)literaire teksten wat betreft thematiek, stijl, genre of inhoud. | Master De startbekwame docent Nederlands in het eerstegraadsgebied beschikt over kennis en begrip om verschillende soorten complexe literatuur uit verschillende tijdvakken globaal en in detail te analyseren, interpreteren en evalueren. Het gaat hierbij om: Het kennen en toepassen van begrippen uit diverse verhaaltheorieën om complexe verhalende teksten in verschillende media te analyseren, evalueren en interpreteren. Het kennen en toepassen van concepten uit diverse poëzietheorieën om complexe lyriek in verschillende media te analyseren, evalueren en interpreteren. Het benoemen van coherente, intermediale verbanden tussen verschillende complexe literaire teksten wat betreft thematiek, stijl, genre of inhoud. |
4.2 Literatuur en geschiedenis | De startbekwame docent Nederlands in het tweedegraadsgebied beschikt over kennis en begrip om verschillende soorten (jeugd)literatuur uit verschillende tijdvakken uit het Nederlandstalige taalgebied in cultuurhistorisch perspectief te plaatsen. Het gaat hierbij om: Het benoemen van dominante denkrichtingen uit verschillende tijdvakken van de literatuurgeschiedenis uit het Nederlandstalige taalgebied: middeleeuwen, renaissance, vroegmoderne tijd en moderne tijd. Het in grote lijn benoemen van literaire stromingen, bewegingen en genres uit verschillende periodes van de literatuurgeschiedenis: middeleeuwen, renaissance, vroegmoderne tijd en moderne tijd. Het benoemen in hoeverre (jeugd)literaire teksten uit verschillende tijdvakken nu nog zeggingskracht hebben. Het benoemen van verbanden tussen (jeugd)literaire teksten uit verschillende tijdvakken en recente cultuuruitingen. | De startbekwame docent Nederlands in het eerstegraadsgebied beschikt over kennis en begrip om verschillende soorten complexe literatuur uit verschillende tijdvakken uit het Nederlandstalige taalgebied en andere taalgebieden in cultuurhistorisch perspectief te plaatsen. Het gaat hierbij om: Het benoemen van de mate waarin dominante denkrichtingen uit verschillende taalgebieden en uit verschillende tijdvakken van de literatuurgeschiedenis: middeleeuwen, renaissance, vroegmoderne tijd en moderne tijd in bepaalde literaire teksten zijn terug te zien. Het benoemen van de mate waarin literaire stromingen, bewegingen en genres uit verschillende tijdvakken van de literatuurgeschiedenis: middeleeuwen, renaissance, vroegmoderne tijd en moderne tijd, in bepaalde complexe literaire teksten zijn terug te zien. Het benoemen in hoeverre complexe literaire teksten uit verschillende tijdvakken nu nog zeggingskracht hebben. Het benoemen van verbanden tussen complexe literaire teksten uit verschillende tijdvakken en recente cultuuruitingen. |
4.3 Literatuur en maatschappij | De startbekwame docent Nederlands in het tweedegraadsgebied beschikt over kennis en begrip over (jeugd)literatuur in de huidige meerstemmige, multimediale maatschappij om te verwoorden hoe die maatschappij een bron is waaruit de (jeugd)literatuur put en om vat te krijgen op die maatschappij. Het gaat hierbij om: Het benoemen van verbanden tussen (jeugd)literatuur en de maatschappij waarvan de lezer en de auteur deel uitmaken. Het benoemen van verbanden tussen (jeugd)literatuur en verschillende maatschappelijke thema’s. Het kennen en toepassen van de concepten diversiteit (in bijvoorbeeld gender, woongebied, afkomst en sociale klasse) en ecologische duurzaamheid op (jeugd)literatuur in de maatschappelijke context. | De startbekwame docent Nederlands in het eerstegraadsgebied beschikt over kennis en begrip over complexe literatuur in de huidige meerstemmige, multimediale maatschappij om te verwoorden hoe die maatschappij een bron is waaruit de literatuur put en om vat te krijgen op die maatschappij. Het gaat hierbij om: Het benoemen van verbanden tussen complexe literatuur en de maatschappij waarvan de lezer en de auteur deel uitmaken. Het benoemen van verbanden tussen complexe literatuur en verschillende maatschappelijke thema’s. Het kennen en toepassen van de concepten diversiteit (in bijvoorbeeld gender, woongebied, afkomst en sociale klasse) en ecologische duurzaamheid op complexe literatuur in de maatschappelijke context. |
4.4 Literatuur en individu | De startbekwame docent Nederlands in het tweedegraadsgebied beschikt over kennis en begrip over (jeugd)literatuur in diverse contexten (historisch, maatschappelijk, cultureel, politiek en actueel) om een eigen literaire competentie te ontwikkelen die past bij een veelstemmige samenleving en veranderlijke cultuur, die in staat stelt te benoemen hoe eigen ideeën zich verhouden tot die van anderen en die het inzicht geeft dat ideeënvorming een continu proces is waarin elke positionering relatief is en waarin elk idee voorlopig zal blijken. Het gaat hierbij om: Het lezen en benoemen van de inhoud in detail en grote lijn van een selectie (jeugd)literatuur uit de Nederlandstalige literatuurgeschiedenis van 1100-1945, in hertaling of bewerking, waarvan ten minste drie verhalende en zes lyrische teksten uit de middeleeuwen, twee verhalende en vijf lyrische teksten uit de renaissance en drie verhalende en zes lyrische teksten uit de vroegmoderne tijd. Het lezen en benoemen van de inhoud in detail en grote lijn van een selectie (jeugd)literatuur uit de Nederlandse literatuur uit de periode 1945-2000 waarin verschillende stemmen klinken, waarvan ten minste twintig verhalende en dertig lyrische teksten. Het lezen en benoemen van de inhoud in detail en grote lijn van een selectie (jeugd)literatuur uit de Nederlandse literatuur uit de periode 2000-heden waarin verschillende stemmen klinken, waarvan ten minste twintig verhalende en dertig lyrische teksten. Het benoemen op welke manier (jeugd)literatuur bijdraagt aan persoonsvorming. Het benoemen van ideeën over zichzelf en maatschappij vanuit (jeugd)literatuur. | De startbekwame docent Nederlands in het eerstegraadsgebied beschikt over kennis en begrip over complexe literatuur in diverse contexten (historisch, maatschappelijk, cultureel, politiek en actueel) om een eigen literaire competentie te ontwikkelen die past bij een veelstemmige samenleving en veranderlijke cultuur, die in staat stelt te benoemen hoe eigen ideeën zich verhouden tot die van anderen en die het inzicht geeft dat ideeënvorming een continu proces is waarin elke positionering relatief is en waarin elk idee voorlopig zal blijken. Het gaat hierbij om: Het lezen en benoemen van de inhoud in detail en grote lijn van een selectie complexe literatuur uit de Nederlandstalige literatuurgeschiedenis van 1100-1945, waarvan ten minste zeven verhalende en twaalf lyrische teksten uit de middeleeuwen, vier verhalende en tien lyrische teksten uit de renaissance en zes verhalende en acht lyrische teksten uit de vroegmoderne tijd. Het lezen en benoemen van de inhoud in detail en grote lijn van een selectie complexe literatuur uit de Nederlandse literatuur uit de periode 1945-2000 waarin verschillende stemmen klinken, waarvan ten minste dertig verhalende en veertig lyrische teksten. Het lezen en benoemen van de inhoud in detail en grote lijn van een selectie complexe literatuur uit de Nederlandse literatuur uit de periode 2000-heden waarin verschillende stemmen klinken, waarvan ten minste dertig verhalende en veertig lyrische teksten. Het benoemen op welke wijze complexe literatuur bijdraagt aan persoonsvorming. Het benoemen van ideeën over zichzelf en maatschappij vanuit complexe literatuur. |
[Naar het domein Vakdidactiek] Didactiek van literatuur | De startbekwame docent Nederlands in het tweedegraadsgebied toont kennis en begrip van (jeugd)literatuurdidactiek in het tweedegraadsgebied en zet deze kennis en dat begrip bewust in bij onderwijsactiviteiten (ontwerpen, uitvoeren en evalueren van lessen over literatuuranalyse en -interpretatie en literatuurgeschiedenis ) en de evaluatie daarvan. Het gaat hierbij om: Het kennen en toepassen van verschillende literatuurdidactische benaderingen voor het tweedegraadsgebied die het leren van leerlingen op het gebied van literatuur of fictie bevorderen en voor verdiepende leeservaringen zorgen. Het benoemen van maatschappelijke initiatieven en projecten ter bevordering van het lezen van jeugdliteratuur. Het benoemen van de verschillende posities in lopende discussies over de relevantie, kansen en bedreigingen van fictie- en (jeugd)literatuuronderwijs voor de verschillende doelgroepen in het tweedegraadsgebied. | De startbekwame docent Nederlands in het tweedegraadsgebied toont kennis en begrip van literatuurdidactiek in het eerstegraadsgebied en zet deze kennis en dat begrip bewust in bij onderwijsactiviteiten (ontwerpen, uitvoeren en evalueren van lessen over literatuuranalyse en -interpretatie en literatuurgeschiedenis) en de evaluatie daarvan. Het gaat hierbij om: Het kennen en toepassen van verschillende literatuurdidactische benaderingen voor het eerstegraadsgebied die het leren van leerlingen op het gebied van literatuur of fictie bevorderen en voor verdiepende leeservaringen zorgen. Het benoemen van maatschappelijke initiatieven en projecten ter bevordering van het lezen van complexe literatuur. Het benoemen van de verschillende posities in lopende discussies over de relevantie, kansen en bedreigingen van literatuuronderwijs voor de verschillende doelgroepen in het eerstegraadsgebied. |
Deze invulling behoeft wellicht enige toelichting. Die volgt nu. De vakspecifieke kennisbases zijn nadrukkelijk geen vaardigheden- en attitudebases. Er wordt niet in beschreven wat een startbekwame leraar Nederlands moet kunnen of welke attitude deze zou moeten hebben, wel wat deze moet weten om bepaalde vaardigheden te kunnen uitvoeren of een bepaalde houding aan te nemen. De vakspecifieke kennisbases laten zien wat scholen mogen verwachten aan vakkennisniveau Nederlands van elke startende docent – onafhankelijk van bij welke hbo het diploma behaald is – in het eerste- of tweedegraadsgebied.
In ons voorstel hanteren we de indeling in vier perspectieven van het Meesterschapsteam. Daarvoor hebben we gekozen omdat zij de reikwijdte van ons vakgebied ordentelijk categoriseert en omdat zij – in iets uitgeklede versie – ook bij de nieuwe kerndoelen en concepteindtermen gebruikt wordt.
Verder nemen we uit die kerndoelen en concepteindtermen de formulering ‘Het gaat hierbij om’ over en hebben we de formulering ‘daarbij valt te denken aan’ daaruit juist geschrapt. Het ‘hoe’ dient namelijk bij de opleidingen zelf te liggen en we hebben er vertrouwen in dat zij op basis van een algemene omschrijving per subdomein en de kop ‘Het gaat hierbij om’ onderwijs kunnen ontwerpen voor aankomend docenten Nederlands. Onze formuleringen zijn voldoende open om docentenopleidingen autonoom een eigen concrete invulling te laten geven aan hun curriculum, tegelijkertijd zijn ze gesloten genoeg om duidelijk te maken welke kennis elke docent dient te hebben.
We mogen verwachten dat elke docent Nederlands meer van zijn vakgebied weet dan een willekeurige gediplomeerde vwo-leerling. Bij de hoeveelheid te lezen literatuur zouden we er daarom voor kiezen docenten in opleiding meer te laten lezen dan een willekeurige vwo-leerling voor het schoolvak Nederlands. Aan de tweedegraadsopleiding is het dan dus noodzakelijk dat leraren in opleiding meer concrete aantallen moderne literaire werken en een nog ruimere selectie van historische werken leren kennen dan in de eindtermen beschreven staan. In concepteindterm 17 wordt een concreet aantal te lezen primaire werken genoemd en in concepteindterm 19 wordt beschreven dat leerlingen uit de bovenbouw kennis dienen te nemen van een ruime selectie aan historische teksten. Ook Coen Peppelenbos en Marloes Schrijvers noemen bijvoorbeeld concrete aantallen voor het lezen van literatuur op het hbo.
Het verschil tussen de kennisbasis MA NE en BA NE zit verder vooral in de complexiteit van de literatuur, de vragen die aan de literatuur gesteld worden en de doelgroepen. Bij het bepalen van de mate van complexiteit van literatuur zou bijvoorbeeld de systematiek van Theo Witte een richtlijn kunnen zijn. Het zou bijvoorbeeld ook kunnen gaan om teksten met een ingewikkelde opbouw, langere teksten, experimentele literatuur of teksten waaraan veel verschillende betekenissen of betekenislagen (kunnen) worden toegeschreven. Wat het verschil in vragen die aan literatuur gesteld worden betreft: in het tweedegraadsgebied worden vragen gesteld waarin de grote lijn wordt aangebracht en bevestigd, in het eerstegraadsgebied is het nodig vragen te stellen die dominante denkrichtingen problematiseren en bevragen. Beide gebieden hebben een ander publiek in leeftijd en niveau als doelgroep waar niet altijd dezelfde benaderingen uit literatuurdidactiek zijn in te zetten.
Hopelijk vormt ons voorstel een bijdrage aan een open discussie over de vakspecifieke kennisbases Nederlands met alle betrokken docentenopleiders. Dat biedt de meeste kans dat deze kennisbases breed gedragen zullen worden en richting gevend zijn voor onderwijs aan aankomende docenten Nederlands die aan het hbo worden opgeleid.
* De auteurs zijn respectievelijk verbonden aan de Hogeschool van Amsterdam, de Universiteit Utrecht en de Hogeschool van Amsterdam, als lerarenopleiders Nederlands in het eerste- en tweedegraads gebied. Erwin Mantingh is als vakexpert Nederlands betrokken geweest bij hbo-visitaties en intervisie/peerreviews over het domein fictie/letterkunde in de bachelor en master. Niels Evers en Jan Willem van der Weij hebben een eerste versie van dit voorstel, inclusief begeleidend schrijven met kritische feedback, gedeeld met het schrijfteam bachelor in juni 2024. Dat was een reactie op het concept van de vakspecifieke kennisbasis bachelor dat het schrijfteam bachelor vlak daarvoor onder de aandacht van de opleidingen had gebracht. Dat concept is tot dusver de enige versie die in het proces van de herijking van de vakspecifieke kennisbases met opleidingen is gedeeld. Het schrijfteam master ontving in december 2024 een tweede versie van dit voorstel, met toelichting, nadat dit team de opleidingen had verzocht om wensen te delen met betrekking tot de herijking van de vakspecifieke kennisbasis master.
Literatuur
Bax, S., Coppen P.-A, Evers-Vermeul, J., Glopper, K. de, Herten, M. van, Mantingh, E., Oostendorp, M. van & Voorst, S. van (2021). Bewuste geletterdheid in perspectief. Kennis, vaardigheden en inzichten. Vakdidactiek geesteswetenschappen Meesterschap Nederlands.
Beckers, S., El Himer, R., Evers, N., & Brasser, J. & Mantingh, E. (2022). Wat unbidan we nu: Een kerndoel literaire overlevering in de onderbouw. Neerlandistiek, 5-11-2022.
Beckers, S., El Himer, R., Evers, N., & Brasser, J. & Mantingh, E. (2023). Nestas hagunnan: een kerndoel literaire overlevering! Neerlandistiek, 7-12-2023.
Coppen, P-A., Dietz, F., Bax, S., Mantingh, E. en Oostendorp, M. van, (2024). Taal leer je ook door na te denken. Trouw. Opinie. 4 november 2024. https://www.trouw.nl/opinie/opinie-taal-leer-je-ook-door-na-te-denken~bcaf7acc/?referrer=https://www.google.com/.
Cornelissen, G & Witte, T. (2022). De ontwikkeling van literaire competentie in het onderwijs. Deel 4: Naar een doorlopende leerlijn voor het literatuuronderwijs. Werkgroep Onderzoek Didactiek Nederlands (red.), Handboek Didactiek Nederlands. Levende Talen.
Kennisbasis Nederlands Tweedegraadslerarenopleiding (augustus 2021). 10voordeleraar.
Kennisbasis bachelor generiek (september 2017). 10voordeleraar.
Kennisbasis Nederlands Eerstegraadslerarenopleiding (maart 2018). 10voordeleraar.
Peppelenbos, C. (2022), Moeten we dit weten voor de toets?. Z.pl.: Uitgeverij kleine Uil.
Schrijvers, M. (2023), ‘De lezende leraar van de toekomst: een casus vol contrasten.’ Y. van Dijk, M.-J. Klaver, E. Stronks & M. Hamel (red.), Omdat Lezen loont. Op naar effectief leesonderwijs in Nederland. Z.pl.: Uitgeverij Pica, 143-153.
SLO (2023). Conceptkerndoelen Nederlands en toelichtingsdocument. Amersfoort: SLO.
SLO (2024). Conceptexamenprogramma Nederlandse taal en literatuur, vmbo bb, vmbo kb, vmbo gl/tl, havo, vwo en toelichtingsdocument. Amersfoort: SLO.
Werkgroep werken met leeruitkomsten (mei 2023), Handreiking werken met leeruitkomsten. Leraren voor morgen/10voordeleraar.
Laat een reactie achter