Van Oostrom over De Putter. De Putter over Van Oostrom Deel II

Frits van Oostrom heeft veel waardering voor mij, dat staat buiten kijf. In de Reynaert. Leven met een meesterwerk bedankt hij mij uitvoerig. Voor zijn onderzoek kon hij gebruik maken van mijn onderzoek over Simon Vestdijk, Menno Ter Braak, Aloïs Blommaert en Camille Huysmans. Ook heeft hij uit mijn artikel ‘Vrede_en_pays’ mijn visie overgenomen dat door de zoen die aan het slot van het verhaal tussen koning Nobel en zijn baronnen wordt gemaakt, het rijk van koning Nobel blijft voortbestaan. In dit artikel heb ik het slot van het verhaal positief genoemd als reactie op de toen heersende opvatting dat het rijk van koning Nobel instortte. De vrede tussen Nobel en zijn baronnen werd hersteld en de schalk Reynaert was van het hof verdreven. De Reynaert is een cyclisch verhaal dat eindigt zoals het begon, met alle dieren aan het hof behalve Reynaert.
Toch is Van Oostrom het niet helemaal eens met mij, en met een goede reden (Meesterwerk, p. 250-253). Hij wijst erop dat ondanks de zoen koning Nobel nog steeds ‘rauwe’ heeft om wat hem door Reynaert aangedaan is (A 3428). Een vers waar ik geen aandacht aan had besteed en waar Van Oostrom terecht op wijst. Onverdeeld positief kan het slot dus niet zijn, dat moet ik toegeven.
Conflict
Ik moet echter bekennen dat ik wat uit het veld geslagen was door de manier waarop hij mijn opvatting over het slot weergeeft in zijn boek. Mijn juridische benadering reduceert hij tot de vraag of de formele rechtsregels wel gevolgd worden. Recht is echter meer dan alleen het strikt volgen van regels. Een juridische procedure moet voldoen aan eisen van recht en redelijkheid, ook in de Middeleeuwen (vgl. VMNW s.v. rechti, bet. II 1.4. en MNW s.v. rechtii, bet. 4; Fuchs, Konzepte, p. 203). Van Oostrom lijkt recht gelijk te stellen aan een proces voor een rechtbank. Hij schrijft aan mij het idee toe dat de zoen van Firapeel de gepaste uitkomst van een middeleeuws proces zou zijn. ‘Recht is gesproken, onrecht is geschied’. Firapeel zou recht spreken?! Dat heb ik nooit beweerd, en zelfs uitvoerig weersproken.
In Meesterwerk herhaalt hij in essentie dezelfde mening over mijn artikel ‘Vrede en pays’ als in Stemmen op Schrift. Verbatim kan ik dan ook nu weer herhalen wat ik indertijd als reactie daarop geschreven heb in mijn artikel ‘Firapeel helpt’:
Firapeel zorgt niet voor de formele beëindiging van het proces tegen de vos, maar brengt een vrijwillige verzoening tot stand tussen de koning en zijn baronnen. Bij de zoen tussen Nobel en zijn baronnen is de vos zelf niet eens als partij betrokken. Een zoen is een buitengerechtelijke procedure die het karakter heeft van een bemiddeling. Ze valt het best te vergelijken met een minnelijke schikking. Partijen willen elkaar recht doen zonder dat er recht gesproken wordt. (‘Firapeel helpt’, Tiecelijn, 19 (2006), p. 214)
Een verzoening is dus een rechtshandeling, waaraan geen rechter te pas komt. Bij een zoen gaat het om meer dan alleen het toepassen van de correcte procedure, het gaat ook om redelijkheid. Het zal duidelijk zijn dat ik in dit artikel precies het tegenovergestelde schrijf dan wat Van Oostrom ervan gemaakt heeft. Uiteindelijk is Van Oostrom tot een conclusie gekomen die verrassend dicht bij de mijne in ‘Vrede en pays’ ligt: door onderhandelingen wordt het conflict tussen de koning en zijn baronnen bijgelegd.
Zoen
Van Oostrom heeft ‘Firapeel helpt’ wel degelijk gelezen. Hij verwijst ernaar voor de opvatting dat de eerste doelstelling van het middeleeuwse recht niet bestraffen was, maar het handhaven en herstellen van de vrede, wat op zich juist is, maar daar voegt hij aan toe dat in mijn opvatting waarheidsvinding niet belangrijk zou zijn. Wat ik nooit heb geschreven en ook nooit zou durven beweren.
Koning Nobel begint er mee de waarheid te erkennen dat hij schuld heeft aan de vete met zijn baronnen. Firapeel zegt dat als de koning een mesdaet (A 3412) begaan heeft, er naar verzoening moet worden gestreefd. De verzoening tussen koning Nobel en zijn baronnen staat los van het proces tegen Reynaert. Ik citeer uit ‘Vrede en pays’:
Firapeel houdt de koning voor dat hij zich moet verzoenen als hij iets misdaan heeft (3412). Dat een vorst erkende een vergrijp te hebben begaan en een zoen wilde maken, was in de Middeleeuwen wel opmerkelijk, maar niet uitzonderlijk. Het komt vaker voor in zowel literaire als historische bronnen. In De vier Heemskinderen begaat koning Karel een misdaad tegen Aymijn en de verzoening wordt bezegeld door een huwelijk met Karels zuster. De Hollandse graaf Willem V die in 1354 een edelman had vermoord, bekende schuld voor deze misdaad en verzoende zich met de familie van het slachtoffer. Firapeels bedoeling is de rechtsverhouding van voor de vete tussen de koning en zijn baronnen te herstellen en hij biedt zijn diensten aan voor het bemiddelen bij het maken van een zoen, zoals in de Middeleeuwen zeer gebruikelijk was. (‘Vrede en pays’, p. 90-91)
Berouw
Retorisch vraagt Van Oostrom in reactie op mij zich af: het kan ‘toch moeilijk bevredigend zijn geweest dat een formeel ter dood veroordeelde wegkwam met de persoonlijke gratie van de koning, buiten rechte bewerkstelligd’. Buiten rechte is het zeker niet. In mijn eerste artikel ‘Genade voor Recht’ benadrukte ik dat de vorst niet verplicht was het vonnis van zijn mannen uit te voeren. In ‘Firapeel helpt’ heb ik dat herhaald:
Strikt genomen was het proces tegen Reynaert afgesloten met zijn veroordeling. Daarna was de vorst vrij het vonnis ten uitvoer te brengen. De vorst besluit echter genade te verlenen in ruil voor een niet-bestaande schat. In moderne ogen is het aanvaarden van een som geld in ruil voor genade corruptie. In middeleeuwse ogen was het aanvaarden van een schat in ruil voor genade beslist niet onrechtmatig. Het was zelfs regel. (Tiecelijn, 19 (2006), p. 214)
Gratie werd tot voor kort beschouwd als ‘de schoonste parel op des Konings kroon’ en ‘het tederste prerogatief’. Nog in 1966 werd het huwelijk van Claus en Beatrix opgeluisterd met gratieverleningen, persoonlijker kan welhaast niet (Nederland rechtsstaat: artikel 122 grondwet: gratie). Gratie kan bijvoorbeeld verleend worden wanneer een misdadiger berouw toont of om een te zware straf te mitigeren.
Ineenstorten?
Gratieverlening speelde een belangrijke rol in het middeleeuwse recht. In de Rijmkroniek van Vlaanderen, een tekst die in hetzelfde handschrift als de Reynaert te vinden is, is te lezen dat de Vlaamse graaf Boudewijn VII met de Bijl zo genadeloos was dat hij voor geen goederen of paarden genade wilde verlenen aan een aantal ridders die een koopman hadden beroofd (Het Comburgse handschrift, p. 1290). Alleen al het feit dat een kroniekschrijver het waard vond dit te vermelden geeft aan dat het betalen van een forse geldsom regel was om een zware straf te ontlopen. In het Franse voorbeeld van de Vlaamse Reynaert laat de koning expliciet weten via zijn bode dat het voor Renart zinloos is om zilver en goud naar het hof mee te nemen om zijn straf te ontlopen. (Bouwman, p. 249-250)
Trouwens, straffeloos blijft Reynaert ook niet. Niet alleen toont Reynaert berouw, al is dat niet oprecht, maar ik denk ook dat de veroordeling tot de galg een te zware straf was voor Reynaert, omdat de belangrijkste aanklagers Isegrim, Bruun en Tibeert ook niet geheel vrijuit gingen. De koning zet de doodstraf om in een verbanning, in dit geval een strafbedevaart naar het Heilige Land waar hij lange tijd zal moeten blijven, wat beslist geen lichte straf was (A 2792-2795).
Er lijkt niet al te veel verschil tussen Reynaerts verbanning door de koning en zijn vlucht naar de wildernis. Wat Van Oostrom niet vermeldt en cruciaal is voor mijn visie op het slot, is dat Reynaert de koning in een vete heeft gebracht met zijn baronnen om te kunnen ontsnappen. Reynaert wil het rijk van koning Nobel in een oorlog storten. Ik citeer uit ‘Vrede en pays’:
Reynaert is naar het hof gegaan met de bedoeling de koning te liquideren door hem in een vete te brengen met zijn machtigste baronnen. Bij terugkeer zegt hij tegen zijn vrouw dat hij hoopt de wraak van de koning te kunnen ontspringen, aangezien hij voor het leven van de koning niet meer geeft dan de koning voor het zijne.
Maer maghic, ic sal hem ontscricken,
hopic, eer lijden daghen twee
dat ic omme zijn daghen mee
ne gave dan hi omme tmijn.’ (A 3147-3150) (‘Vrede_en_pays’, p. 101)
Door Reynaerts toedoen dreigt het land in een oorlog te geraken, die het voor de vos mogelijk maakt te ontsnappen aan de wraak van de koning.
Onteerd?
Maar de vos heeft buiten Firapeel gerekend. Als Firapeel niet ingegrepen had, zou koning Nobel door toedoen van Reynaert zijn eer en ook zijn leven hebben verloren. Koning Nobel dreigde zijn eer te verliezen: ’het gaen sal aen mine eere’( A 3409). Hij heeft zijn eer dus nog niet verloren (‘Vrede_en_pays’, p. 90 en Lees, maar raak!).
Zo’n slot staat niet haaks op de rest van het verhaal. Ook Reynaerts listen om Bruun en Tibeert de dood in te jagen mislukken. Ook de list om koning Nobel de dood in te jagen mislukt.
Firapeel slaagt erin een koningscrisis te bezweren, waardoor koning Nobel zijn vrienden weet te bewaren. In ‘Vrede en pays’ schreef ik: ‘Aangezien aanzien en macht van een vorst werden afgemeten aan het aantal mannen van eer, de goede lieden die een vorst rondom zich verzamelde, zou het hof van koning Nobel in aanzien dalen wanneer de wolf en de beer er geen deel meer van zouden uitmaken’. Daarbij verwees ik naar een passage uit Partonopeus en Melior: ‘Want noit en wart man geboren, / die dus vele alse mi tevoren/ goeder lieden vercrigen mochte’ (‘Vrede_en_pays’,p. 90).
Eer was, zoals Han Nijdam dat zo fraai uitgedrukt heeft, belichaamd (Han Nijdam, ‘Belichaamde eer, wraak en vete’, p. 200). Iemand kon onteerd worden door hem te doden of te verwonden, zijn vrouw te verkrachten of zijn huis te vernietigen of zijn bezittingen te roven, maar ook door hem zijn militaire macht te ontnemen door ervoor te zorgen dat hij geen ‘vrienden’, bondgenoten, meer heeft. Over dat laatste klaagt Nobel luid. Reynaert heeft ervoor gezorgd dat hij zijn belangrijkste vrienden verloren heeft (A 3405-3407).
Bemiddeling
Door de verzoening die Firapeel regelt, behoudt koning Nobel zijn vrienden en dus zijn eer. Van Oostrom heeft het over het ‘op zijn minst gedevalueerde aanzien’ van de koning. Lof heeft de koning niet ontvangen voor zijn pogingen om een einde te maken aan de vete tussen Reynaert en Isegrim, maar zijn eer heeft hij wel bewaard. Juist doordat koning Nobel de machtige baronnen Bruun en Isegrim weer als vrienden heeft, kan hij zich wreken voor wat hij omschrijft als ‘de rauwe die mi slaet’ (A 3428). Nu het hof weer verenigd is door de verzoening, kan de jacht op Reynaert wel ingezet worden. De vorst verliest alleen zijn eer als hij zich niet meer wreken kan.
Natuurlijk mag Van Oostrom het met mij oneens zijn. Hij heeft zeker een punt wanneer hij erop wijst dat ik niet verdisconteerd heb dat Nobel ook na de verzoening nog ‘rauwe’ zal hebben over wat Reynaert hem aangedaan heeft. Van Oostrom maakt van mij echter een imaginaire tegenstander door aan mij een opvatting toe te schrijven dat er door het optreden van Firapeel wel recht gesproken is, maar geen recht gedaan is. Een mening die ik niet alleen nooit heb verkondigd, maar zelfs haaks staat op mijn visie dat Firapeel door bemiddeling ervoor zorgt dat er recht gedaan wordt. Het komt me voor dat het Reynaertonderzoek erbij gebaat is als de rechtsgang in het verhaal juist wordt weergegeven.
Het eerste deel van dit tweeluik verscheen op 26 februari
Laat een reactie achter