Treurige verandering.
O! wat is mijn ziel veranderd
Door der liefde treurigheid!
Voortijds was ik altijd vrolijk,
Als Natuur mij open lag;
Blijde met een dansend mugjen,
En een wemelenden worm,
Gaf een magre bloem der heide,
Gaf een blaadjen mij vermaak;
In het rijk van plant en dieren
Was de bron van mijn genot;
‘k Dronk daar uit met volle teugen
’t Reinste vergenoegen in.
In het rijk van plant en dieren
Vloeit voor mij die bron niet meer;
‘k Smacht van dorst, en vind geen dropjen
Van dit rein genoegen meer:
Al ’t vermogen om te deelen
In der schepselen geluk,
Is in mij als uitgestorven,
‘k Voel geen zagte banden meer.
Onopmerkzaam treed ik ’t bloemtjen,
Hoe het geure en gloeije, plat;
Vogels, alles zingt rondom mij,
Ik alleen zing niet, en kwijn,
Weggezonken in gedachten,
Pluk ik dikwijls blaadjens kort;
Onbedachtzaam slaat mijn stokjen,
Plantjens van hun wortels af;
‘k Zie daarna, met spijt, de brokken
Der vernielde schoonheid aan;
‘k Schaam mij even, ‘k zucht en zink weer
In mijn diepe stille smart.
Liefde! gij die ’t hart vertedert,
Maakt gij ’t tevens koel en norsch?
Liefde! – ja zijt ge ongelukkig,
Dan is uwe kwelling wreed.
Elisabeth Maria Post (1755-1812)
Abonnees van Laurens Jz Coster krijgen iedere werkdag een gedicht in hun mailbox
Laat een reactie achter