Aalburg is een dorp met een rijke, deels in nevelen gehulde geschiedenis. Ja, de Romeinen waren er, weten we door gevonden scherven. En er was een verdedigingswerk. Waarschijnlijk was dat een wallenburcht of een motte op een hoger stuk land, nu buitendijks gelegen. De naam van het hogere stuk is De Kolkenwaard. Het verdedigingswerk was, mede gelet op de Oudnederlandse benaming burch, (zie hierna) gericht tegen de Noormannen. Op een hoogtekaart zien we nog dat er zich een verhoging op De Kolkenwaard bevindt.

Het tweede deel van het toponiem Aalburg is duidelijk: een versterkte plaats of burcht. In het Oudnederlands gaat het dan doorgaans om verdedigingswerken tegen Noormannen. Men vergelijke Rijnsburg en Domburg. Aldus Van Berkel en Samplonius bij hun verklaring van het woord burcht op de Etymologiebank (zie hierna). Maar het eerste deel van het woord is lastiger te verklaren. Hieronder gaan we in op wat anderen al als verklaring van de eerste lettergreep gegeven hebben.
Wat betekent de Aal van Aalburg?
Op de Etymologiebank komen diverse verklaringen voor het woorddeel Aal langs. Deze zijn ontleend aan G. van Berkel & K. Samplonius (2018), Nederlandse plaatsnamen verklaard.
Aalburg (Aalburg, NB)
889 kopie 13e eeuw Alburch1, 10e-11e eeuw Alburg1, 1108-1121 kopie 13e eeuw Alburgh1, 1114-1115 kopie 12e eeuw Alborg2, 1131 Alburch2, 1212 Alburg3, 1e kwart 13e eeuw Alleburhc4, 1336 Aelborgh5, 1487 Aelborch6, 1514 Aelbourch7; Samenstelling van onl. → burg ‘versterkte plaats, burcht’ en aal, waarvan de oorsprong onzeker is. Misschien te verbinden met onl. *alha ‘woning’ respectievelijk ’tempel, heiligdom’8. Ook is gewezen op aal ‘geheel, groot’ (vergelijk →†Almere), maar de betekenis ‘groot’ acht men zeer onzeker9. Anderen dachten aan aal ‘spitse geul’, aal ‘paling’ of aan mnl. ale ‘bier’. Burg-namen uit de post-Romeinse tijd refereren vaak aan oude Romeinse castella en bij de kerk zijn scherven van Romeins aardewerk gevonden.
Lit. 1Künzel e.a. 1989 51, 2Idem 52, 3Gysseling 1960 32, 4OBNB 133, 5NGN 2 (1892) 98, 6Korteweg 1948 416, 7Informacie 452, 8Gysseling 1960 32, 9Künzel e.a. 1989 52.
Laten we de verschillende verklaringen eens nader bekijken.
- Aal zou komen van het Oudnederlandse *alha ‘woning, tempel, heiligdom’. Nu is van een heiligdom bij Aalburg niets bekend. De voor 1000 gestichte kerk staat binnendijks. En het is militair-historisch niet logisch dat een burcht een tempel of huis in de nabijheid zou hebben. Een gebouw bij een verdedigingswerk belemmert het schootsveld, ja geeft aanvallers zelfs de kans zich te verschansen. Vanuit militair inzicht is een gebouw bij een burcht dus onaannemelijk. Ook aan een eerdere Romeinse tempel hoeven we niet te denken. De grootste concentratie Romeinen zat, gelet op de vele archeologische vondsten, zuidwestelijker, bij Heesbeen bezuiden de Romeinse Maas.
- A(a)l betekent ‘groot, geheel’. Zoals Van Berkel en Samplonius al opmerken, is deze verklaring zeer onzeker. In de historische woordenboeken op Internet (https://ivdnt.org/woordenboeken/historische-woordenboeken) vindt men geen duiding van al als ‘groot’.
- Anderen dachten aan een ‘spitse geul’. Dit is waterstaatkundig niet aannemelijk. De Kolkenwaard bevindt zich tussen twee Maasarmen. Van de situatie van meer dan een millennium geleden, toen de naam Aalburg ontstond, bestaan indicatieve kaartbeelden. Ongetwijfeld kwam toen, voor diverse afdammingen en voor de bedijking van de Groote Waard, het water met veel meer kracht door de Maastakken rond Heusden.


De situatie in de middeleeuwen met meanderende Maastakken blijkt op hoofdlijnen vergelijkbaar met nu te zijn geweest. Maar hoe deze indertijd exact functioneerden en stroomden valt in dit dynamische landschap niet met precisie te reconstrueren. Dat de versterking tegen Noormannen (met hun schepen) gericht was, bewijst dat hier van bevaarbare waterlopen sprake was. De kaartjes laten in ieder geval zien dat er altijd wel sprake was van een ferme bocht bij Aalburg. Maar een spitse geul, die is in de middeleeuwen niet te bekennen. Die naamsverklaring voor Aalburg is denkelijk niet aan de orde.
- Aalburg zou afgeleid zijn van aal ‘paling’. Nu valt historisch-geografisch niet in te zien wat deze hoog gelegen versterking te doen had met paling. Een eventuele overdaad aan paling in een rivier is maar moeilijk te zien als wezenlijk kenmerk ter aanduiding van een burcht of andere versterking.
- Aalburg zou te maken kunnen hebben met ale ‘bier’. Hier laat zich het verband niet ontdekken. In de geschiedenis van Aalburg komen voor zo ver bekend geen brouwerijen voor.
Kortom, er lijken geen echt overtuigende verklaringen voor de naam Aalburg. Toch moet die er zijn.
Op zoek naar een overtuigender verklaring
Al enige tijd geleden richtte Jacob Vos, amateur-historicus uit Aalburg, zich daarom tot de oudheidkundigen van Aalborg in Denemarken. Van een museuminspecteur uit Aalborg kwam het volgende antwoord: “borg, which comes from bu, means castle. Ala are derived from the old-Jutlandic ål (or aal) meaning furrow or a (small) stream/river.” Vooral het tweede deel van de Deense naamverklaring is nu relevant. Want een rivier, met een ferme bocht nog wel, die hebben we zojuist op de kaartjes gezien.
Ik besloot te rade te gaan bij Arjen Versloot, Germaans taalkundige aan de universiteit van Amsterdam. Het antwoord bevestigde in wezen goeddeels het antwoord van de Deense museuminspecteur.
Aal-, Al- worden verschillende keren genoemd als ‘rivier, beek’ van een Indo-Germaanse wortel *el/*ol ‘stromen’, ook in Duitsland. Voorbeelden zijn de rivernamen Aland (NDS), Aller (SAN), Alster (HH) en de stadnaam Aalen (BWÜ), misschien ook Ahlen (NRW) (zie: Dieter Berger, Duden Geographische Namen in Deutschland). Het IJslands etymologisch woordenboek heeft áll (zie: Málið.is) ‘stroompje, rivierbocht’ e.d. maar geeft alleen cognaten uit het Noord-Germaans. De Duitse voorbeelden laten zien dat het woord ook zuidelijker wel voorkwam. Er is dan ook geen reden om aan te nemen dat het woord in onze streken ineens helemaal onbekend geweest moet zijn.
Er lijken dus geen bedenkingen zijn tegen de gedachte dat Alburg, pas na de 13e eeuwgeschreven als Aalburg, te herleiden is tot het Germaanse woord Al. Aalburg betekent gewoon burcht, versterking (in de bocht van) een rivier.
Verdere Al-toponiemen? Een verkenning
Wie op de Etymologiebank naar toponiemen met Al zoekt, ziet veel onzekerheid. Nergens wordt verwezen naar dit Germaanse woord. De Etymologiebank verwijst bij de naamsverklaring van Aalburg naar Alem en Almere. Dat is reden om de etymologie van die plaatsen nog eens te verkennen.
Bij Alem (oudtse vorm “Aleym”) zien we, net als bij Aalburg, dat op de Etymologiebank gedacht worden aan een heiligdom of tempel, of aan groot of geheel. Maar, gelet op de meest waarschijnlijke etymologie van Aalburg, zou dat niet een huis of woonplaats (eym of hem) bij de (bocht van) rivier (de Aal) kunnen zijn? De opvallend ruime bochten van zowel een oude als nieuwe loop van de Maas bij Alem op de landkaart geven extra voeding aan deze gedachte. Zowel in Aalburg als in Alem was er al vroeg in de middeleeuwen een uithof van de abdij van Sint-Truiden. De vraag of deze abdij iets met de naamgeving van deze plekken te maken had, valt niet te beantwoorden.

Bij Almere wordt traditioneel gedacht aan een samenstelling van meer met een eerste deel dat ‘paling’ of ‘groot’ betekende. Zou Almere niet de bocht van een beek bij de zee(arm) of waterplas kunnen betekenen? Vermoedelijk niet. In een geschrift van een bisschop Bonifatius wordt vermeld dat hij in 753 vanaf de Rijn over een water genaamd Aelmere richting het huidige Friesland voer. Rond 1100 wordt in een kroniek over het eiland Urk gesproken als Urk in het meer Almere. Als we teruggaan naar de mogelijke verklaringen voor de naam Aalburg, lijkt alleen de naam verklaring met aal ‘paling’ hier toepasselijk. Het toenmalige binnenmeer zou goede habitat voor paling geweest kunnen zijn en visserij is een belangrijke activiteit in die regio zo lang als er mensen wonen.

Slot
Het inzicht dat Al of Aal een Germaans woord is dat staat voor (bocht in een) rivier werpt een nieuw licht op de naamsverklaring van Aalburg en Alem.
*Met dank aan Jacob Vos, amateur-historicus uit Aalburg, Stig Bergmann Møller, Museumsinspektør in Aalborg en Arjen Versloot, hoogleraar Germaanse taalkunde UvA voor hun informatie.
Laat een reactie achter