Voor wie er geen genoeg van kan krijgen na het boekenweekessay van Paulien Cornelisse (hèhè!) en de podcast Over taal gesproken met Mark Dingemanse (hè?), kijk eens in de e-ANS! Daarin staat namelijk een overzicht van de 90 meest voorkomende tussenwerpsels in Nederland en België.
Tjongejonge!
Het overzicht is op allerlei manieren te sorteren. Je kunt bijvoorbeeld zo zien wat de meest gebruikte tussenwerpsels zijn – de top 5 bestaat uit ja, uh, nee, hè en o. Maar ook welke verschillen er zijn in het gebruik van tussenwerpsels in België en Nederland. In Nederland horen we bijvoorbeeld hai, doei en doeg, en joh, jeetje en tjongejonge, terwijl we in België moeten zijn voor allee, amai en awel, en neen, voilà en bwah.
Bij alle tussenwerpsels in het overzicht staan voorbeelden uit conversaties, zodat je kunt zien hoe ze gebruikt worden. Sommige van die voorbeelden zijn ook te beluisteren. Ook wordt er informatie gegeven over vaste combinaties. Nee wordt bijvoorbeeld vaak gebruikt in combinaties als o nee, nee hè en nee oké, vooral in België vaak samen met ah (ah nee), en in Nederland in combinaties als nou nee, nee hoor, nee precies en nee joh.
Het hoofdstuk over het tussenwerpsel in de e-ANS is vorig jaar vernieuwd, zoals alle hoofdstukken in deze uitgebreide grammatica van het Nederlands nu een voor een herzien worden.
Fundamenteel strooigoed van taal
Tussenwerpsels vallen misschien niet zo op, maar we doorspekken onze gesprekken ermee. In spontane face-to-face-conversaties is bijna 1 op de 10 woorden een tussenwerpsel, en in telefoongesprekken zelfs 1 op de 8 (in het Corpus Gesproken Nederlands: een verzameling van 900 uur spraak). Paulien Cornelisse noemt ze dan ook ‘een soort strooigoed van taal’.
Omdat ze geen onderdeel zijn van de grammaticale structuur van de zin, hebben taalkundigen ze wat over het hoofd gezien. Een tussenwerpsel gaat vaak aan een andere zin of uiting vooraf. Of de uiting bestaat alleen maar uit een tussenwerpsel, zoals in het geval van spreker B in dit gespreksfragment:
A: [Hij was] op slag dood.
B: Sjonge.
A: Ja, net anderhalf jaar getrouwd, of zo.
B: Bah.
A: Twee jaar, of twee of drie jaar getrouwd.
B: Sjonge.
A: Ja.
Hiermee vervullen ze een fundamentele rol in onze gesproken interactie. Het zijn kleine woordjes ‘die zich in het volle zonlicht weten te verstoppen’, zoals Paulien Cornelisse zegt. Maar die tijd lijkt met al deze aandacht nu wel voorbij!
In 2014 schreef ik dit artikel:
Ofzo: het landingsgestel van de Nederlandse zin.
https://neerlandistiek.nl/2014/08/ofzo-het-landingsgestel-van-de-nederlandse-zin/
Voorbeeld: “we komen met de trein, ofzo”.
Dit ofzo komt in ’t Corpus Gesproken Nederlands 7855 keer voor. ‘Ofzo’ zou in de lijst van 90 tussenwerpsels die de ANS publiceert op de 13e plaats staan.
Ofzo komt in die lijst niet voor!
Het landingsgestel van de zin — prachtige metafoor zeg! Kan mogelijk ook breder toegepast worden op elementen aan het begin van de uiting zoals “nou ja”, “oh”, “ach”, enzovoort.
‘Ja nee’ ontbreekt in de ANS. Ontzaglijk veel gebruikt als begin van een antwoord, maar alleen als een vraag gesteld is waarin een bewering zit. Dus niet bij de vraag ‘Hoe ging de koers?’ maar wel na de vraag ‘Dat was een zware koers hè?’
Een tussenwerpsel dat ook in de ANS ontbreekt is ‘nou ja’, talloze malen gebruikt als begin van een antwoord:
“Nou ja, in zekere zin zijn we al zover”(CGN)
‘Nou ja’ komt in ’t Corpus Gesproken Nederlands 6029 keer voor.
Mooie voorbeelden hier in de reacties! Inderdaad belangrijke en veel voorkomende combinaties. De lijst in de e-ANS bestaat uitsluitend uit (losse) woorden, geen woordcombinaties – al wordt daar wel wat extra informatie over gegeven. Het overzicht is gebaseerd op het Corpus Gesproken Nederlands en bevat alleen woorden die in dat corpus als tussenwerpsel worden geclassificeerd én daarin meer dan 50 keer voorkomen.