Wat gebeurt er als je de grootste verbale geweldenaar van de hedendaagse Nederlandse literatuur loslaat op de meest iconische canontekst uit de middeleeuwen? Dan krijg je gegarandeerd verbaal vuurwerk, bombarie en bombast en een heuse tsunami van vulgaire woorden en rauwe metaforen, allemaal onder het motto: ‘En klinkt het niet? Dat botst het maar.’ (p. 9) We hebben het niet kunnen voorkomen. Maar wat wil je, als de grootste specialist van die canontekst de aftrap geeft en alle sluizen openzet voor zo’n veelkoppige zondvloed? Inderdaad, daartoe aangespoord door niemand minder dan Frits van Oostrom voltooide Tom Lanoye onlangs zijn Reynaertbewerking, waaraan hij jaren eerder al begonnen was. Het boek werd met trommels en trompetten én een heus optreden van de meester-verteller, in aanwezigheid van Frits Van Oostrom, op 1 april 2025 voorgesteld in Sint-Niklaas, hoofdstad van het Land van Waas, dat in Van den vos Reynaerde ‘dat soete land’ wordt genoemd, de natuurlijke habitat van de vos en de geboorteplaats van Tom Lanoye.
De titel van deze vrije bewerking in verzen (géén hertaling dus) van de Reynaert is ReinAard (sic) en de ondertitel is ‘schelmenroman’. De etymologie van de eigennaam Reynaert is: mannelijke persoonsnaam uit het Germaans, waarvan het eerste deel Rein of Ragin ‘raad’ of ‘besluit’ betekent en het tweede deel (aard of hard) de betekenis ‘zeer sterk’ heeft. De hele naam betekent dus: ‘de sterke in raad, de raadgever’ (Zie het Woordenboek der Nederlandse Taal). Hoe je op grond daarvan tot de spelling ‘ReinAard’ kunt komen (met die ongebruikelijke hoofdletter middenin een woord) is me een raadsel. Misschien wil Lanoye een andere betekenis activeren: ‘rein van aard’, dat wil zeggen: ‘openhartig en betrouwbaar’, waarmee hij ironisch het tegendeel wil suggereren en de schijnheiligheid van Reynaert extra wil beklemtonen? Ik weet het niet en ik kan het ook nergens uit de tekst afleiden. Ik constateer alleen dat er nogal willekeurig met de namen van sommige dieren wordt omgesprongen: Ysengrijn’ wordt ‘Iezegrim’, Tybeert’ wordt ‘Tybaart’, Pancer is ‘Pantser’ geworden, ‘Hersinde’ heet hier ‘Helsewinde’, Cuwaert is ‘Couwaert’, Grimbeert is ‘Grimbaart’ enz. Misschien zijn dit gewoon modern klinkende varianten zonder bijbetekenis, maar het is ook mogelijk dat de bewerker een extra betekenis wil suggeren, die afwijkt van de oorspronkelijke etymologie. Maar welke? En waarom zijn veel andere namen niet aangepast?
Ik begrijp vooral die nieuwe namen niet, omdat Lanoye daarmee de subtiele dubbelzinnigheid van de oorspronkelijke naamgeving soms ongedaan maakt. Zo betekent ‘Cuwaert’ eigenlijk de ‘kontneuker’ en Lanoye had dit kunnen weten, aangezien hij op p. 11 zelf het Franse werkwoord ‘enculer’ (kontneuken) gebruikt. ‘Hersinde’ betekent gewoon ‘haar zint het’ (‘ze had het graag’) en de vraag naar wat hoef je daarbij niet te stellen!
En dan kom ik bij die ondertitel ‘schelmenroman’. Wellicht wil de bewerker daarmee zijn opzet beklemtonen, zoals die op de kaft wordt geëxpliciteerd: ‘Reynaert zelf raakte als cultureel icoon helaas in de loop der eeuwen gecastreerd tot schalkse deugniet en brave verkoper van Reynaerbier en -gebak. Lanoye wil met die travestie komaf maken door terug te grijpen op de geest van het origineel. Zijn ReinAard zoekt geen onderkomen in het zoetsappige Disney-universum van Bambi of Nemo, maar heeft meer affiniteit met familiale bendes als de Soprano’s of de Peky Blinders.’ (Achterplat) Met deze opzet kunnen we het volkomen eens zijn. Reynaert wordt maar al te vaak gebruikt als toeristisch uithangbord, culinaire smaakmaker en iconische attractie. Bovendien wordt de strekking van het verhaal niet zelden verbloemd en vervormd door satirische of kinderachtige bewerkingen en activiteiten zoals Reynaert-tekenwedstrijden, Reynaart-stoeten, Reynaert-massaspelen enz. Dat was ook de belangrijkste reden waarom ik kritische kanttekeningen plaatste bij een bewerking van het verhaal voor ‘prille taalleerders’, zeg maar anderstalige nieuwkomers, die via NT2 voorbereid worden op de integratie in de Vlaamse maatschappij. (Zie mijn bespreking van Iedereen Reinaert op Neerlandistiek.)
Met wat goede wil kun je misschien de Reynaert ‘de eerste moderne schelmenroman van Europa’ noemen, maar daarbij moeten we toch opmerken dat de courante betekenis van ‘schelm’ (deugniet, grappenmaker, schavuit enz.) hier volstrekt niet van toepassing kan zijn. Een ‘schelmenroman’ of ‘picareske roman’ gaat over een sociale verschoppeling, die zich met slimme streken in leven weet te houden, zonder dat hij daarbij de maatschappij bekritiseert. (Zie de definitie van ‘picareske roman’ in het Algemeen Letterkundig Lexicon op de DBNL.) Op Wikipedia staat bovendien nog te lezen: ‘Ondanks zijn kwajongensstreken heeft hij (de schelm) een goed hart’. Maar Reynaert is géén grappen makende schelm, maar een regelrechte schurk, een echte crimineel en een ‘compassieloze’ seriemoordenaar. Overigens is dit boek geen echte roman in de betekenis van een ‘verhaal in proza’. Het is immers in verzen geschreven, met zinnen die gesplitst zijn in viervoetige jamben en die af en toe ook rijmen. Typografisch geeft het boek soms de indruk een kinderboek te zijn, met verschillende middelgrote tot heel grote lettertypes, romein en vetjes en soms ook felrood gekleurde letters. Laat je dus niet misleiden, want wat dit Reynaertverhaal volstrekt niet is, is toch wel een bewerking voor kinderen.
Het oorspronkelijke Middelnederlandse dierenepos Van den vos Reynaerde telt 3.494 versregels. In het editie van Van Oostrom staan die op minder dan honderd pagina’s. De bewerking van Lanoye heeft ongeveer 9.000 regels en 316 pagina’s. Het gaat dus om een aanzienlijke uitbreiding van de oorspronkelijke tekst. De hamvraag is daarom: wat heeft Lanoye toegevoegd en wat is het effect van zijn uitbreiding of amplificatio?
De proloog, die ongeveer vijf keer zo lang is als die van ‘Willem die Madoc maakte’ en hier ook een aparte titel heeft , namelijk ‘Ouverture tussen biecht en belofte’, begint als volgt:
Wat is er fokking fout met mij?
Ik smeet mij wel, zelfs voor goed geld,
Op het verminken van de Shake
En het verbasteren van Vondel.
Geen meesterwerk was mij te heilig –
Amok en bagger maakte ik
Van Goethe en antieke Grieken,
Van tering-Tsjechov, schele Sartre
En de rest van de reutemeteuten… (p. 5)
Daarmee is de toon gezet. Terwijl de auteur van Van den vos Reynaerde zichzelf heel kort voorstelt als ‘Willem die Madoc maakte’, meent Lanoye uitgebreid te moeten vertellen waar en wanneer hij ooit als schrijver amok heeft gemaakt. Vervolgens wordt Reynaert gekarakteriseerd als ‘DE WREDE MET DE ROSSEN BAARD – DE GEILE MET DE STIJVE STAART’. Het is immers volgens de verteller hoog tijd om hem eens voor te stellen zoals hij werkelijk was, want
Zij hebben hem gesloopt. Voor hèn
Werd hij geslacht en opgezet
Tot schalkse guit zonder gevaar.
Tot Disney-pop, tot Plopsa-flop.
Tot ‘deugniet’ – erger: tot ‘schavuit’
Van pluche en marsepein, kapoen
Zonder venijn, een fletse duts
Gepijpt door ezels zonder guts,
Gepoept door kwezels zonder kloten. (p. 8)
Het beeld dat Lanoye ons zal schetsen van de ‘ware aard’ van Reynaert (is dat de betekenis van de titel?), zal volgens de verteller een ‘bevrijding’ betekenen. Zoals ik hierboven al met instemming heb opgemerkt, is ons Reynaertbeeld inderdaad vaak vervormd geweest. Maar daar heeft de wetenschappelijke literatuurstudie natuurlijk al lang geleden komaf mee gemaakt. Eigenlijk hebben we Lanoye niet nodig om ons dat diets te maken. We weten het al lang.
En dan komt de ‘aanstichter’ van deze bewerking in het vizier: deze bewerking is hem ‘in de maag gesplitst’ (sic) door
Professor Frits. Dé specialist
In vossenzaken. Kenner der
Godganse middeleeuwen, met
Hun letteren en tetteren,
Hun schitterende schetteren –
Daarvan is Frits de beste connaisseur. (p. 11)
Intussen heb ik al voldoende geciteerd om een beeld te geven van de opzet en de stijl van deze bewerking: grof, vuilgebekt, vulgair, plat, boertig en burlesk. Het is het soort humor dat we vandaag de dag kunnen horen bij stand-up comedians in Vlaanderen en op de televisie in sommige satirische programma’s. De vraag is natuurlijk of daarmee ook een terechte hommage wordt gedaan aan de originele tekst, met andere woorden of die tekst ook zo ondubbelzinnig platvloers is als deze bewerking. Willem is in ieder geval veel genuanceerder in de omschrijving van zijn doelpubliek. Hij schrijft niet, zegt hij, voor de ‘dorpren en de doren’, d.w.z. voor de lomperiken en de dwazen, die de dubbele bodems van zijn tekst toch niet kunnen vatten. Lanoye zet zich daarentegen af tegen iedereen, die kritiek zou kunnen hebben op zijn grove grootspraak. Die moeten, zo zegt hij, maar gewoon opsodemieteren. Ik ben dus gewaarschuwd!
Na deze provocerende proloog begint het eigenlijke verhaal, dat wordt ingedeeld in hoofdstukken: drie dagvaardingen, het eigenlijke proces en de pijnlijke afloop. Allemaal op plastische en hilarische wijze naverteld, afwisselend met dialogen en verhalende gedeelten, en vooral met veel eclatante extra’s en pikante details. Daarbij worden ook af en toe de gedachten van ReinAard weergegeven (in bloedrode letters) en dat gebeurt in een merkwaardige mengeling van Nederlands en pidgin-Engels of pigeon-Engels, een variant van het Engels, die zich in gekoloniseerde gebieden ontwikkeld heeft als een mengeling van de eigen moedertaal met het Engels van de kolonisten. Ik citeer even bij wijze van voorbeeld:
Well godmiljaarde fokking hell:
Kust nu mijn kloten, bust my brains
And dick erbij! Hoe kan dit zijn:
THERE ligt dat zwijn, that always took
Himself for such a mighty manspersoon!
Nog steeds ALIVE – ofschoon alone
And pretty fuck’d up krikkemikkig… (p. 100)
Wat hiervan de bedoeling is, is me een raadsel. Is dit de weergave van het taaltje, dat Tom Lanoye zelf heeft horen gebruiken in de getto’s van Kaapstad, in het land waar hij de helft van zijn tijd doorbrengt? Of is dit een parodie op het sociolect van drugscriminelen in Antwerpen, waar hij de andere helft van zijn tijd spendeert? Waarom wordt dit taaltje zo passend geacht bij de doortrapte schurk en slechterik ReinAard? Ik weet het niet, maar hoe dan ook, dit koeterwaals brabbeltaaltje kan mij niet bekoren. Ik waag het ook te betwijfelen of de jeugdige lezer het zal appreciëren. Het lijkt in elk geval helemaal niet op het kromtaaltje dat sommige kinderen gebruiken in hun sms-berichtjes of op de sociale media.
De rest van het verhaal volgt vrij getrouw de inhoud van het origineel. Alleen krijgt Firapeel, de advocaat van Nobel, hier een grotere rol toebedeeld. De pastoor, die in zijn kruis wordt gebeten, heeft bij Lanoye merkwaardig genoeg geen zoon (Martinet), maar een dochter (Bernadet). Op die manier kan de verteller nog een pikant schepje bovenop zijn antiklerikalisme gieten: de pastoor blijkt immers zijn onechte dochter, plus haar zussen én haar broers, seksueel te misbruiken. Als zijn bijzit dit verneemt, berooft ze hem meteen ook van zijn tweede testikel! Kan het nog smeuïger en scabreuzer?
Ik besluit. Tom Lanoye heeft Van den vos Reynaerde meesterlijk mismeesterd. Door de vele platvloerse en obscene ditjes en datjes is het echter geen bewerking voor watjes geworden. Wegens de omvang van zijn bewerking en de gebruikte versvorm is de leesbaarheidsgraad ervan voor de individuele leerling van het voortgezet onderwijs beperkt. Voor de leraar die goed kan voorlezen, kan het boek wel een bruikbaar instrument zijn, maar om er met succes in de klas mee te kunnen uitpakken, moet je als voorlezer toch wel heel erg beslagen en bevlogen zijn. Mocht de uitgever een audio-cd ter beschikking willen stellen of een website, waarop de meester zelf of een stel professionele acteurs de tekst opvoeren, dan zijn de kansen op leesbevordering ongetwijfeld veel groter. Elke leraar zal voor zichzelf moeten uitmaken of hij er wat mee kan aanvangen in zijn klas en of hij zijn leerlingen ermee kan verleiden tot een kennismaking met onze meest populaire canontekst.
Tom Lanoye, ReinAard. Schelmenroman. Amsterdam: Prometheus, 2025.
Jan Uyttendaele is mij voor met de kritiek op de nieuwe Reynaertbewerking van Tom Lanoye. In grote lijnen kan ik me in zijn kritiek vinden. Reynaert spreekt in mijn fantasie ook niet het gangstertaaltje dat Lanoye hem in de mond legt. Eerder denk ik aan de taal van Joris Goedbloed uit de Pandaverhalen van Marten Toonder of van iemand als Hellinga. Maar dat is misschien een ouwerwetse opvatting, en is de taal van bedrog en manipulatie in het Vlaamse oor niet meer het Hollands, maar het Engels. Maar dan toch de taal van de Big Tech en niet die van de straat.
Wel wil ik bij wat Uyttendaele schrijft een aanvulling geven. Het boek van Tom Lanoye was al met deze titel ReinAard aangekondigd voor het werk van Frits van Oostrom gepubliceerd werd. Deze titel verklaart hij op p. 295. ReinAard zegt daar als hij vertrekt naar het Nieuwe Houtekiet, (de droom van Walschap):
Geen faam of rijkdom te verliezen,
En niets of niemand nog als last.
Behalve wíj en wie wij kiezen.
Een nieuw begin. Een nieuw terrein.
Voor altijd vrij. Voor altijd rein.
(Wat hier de functie van het inspringen is, begrijp ik niet, maar dit terzijde)
De woorden deden me denken aan de ideeën van G.-H. Arendt, een boek dat niet in de literatuurlijst staat. Als bron noemt hij achteraan wel de editie van Tinbergen-Van Dis uit 1972, waarin het gedachtegoed van Arendt verwerkt is. Daarin is een zinsnede te vinden, die Lanoy geïnspireerd kan hebben:
“Die schijnorde van de wereld van Nobel wordt aan de kaak gesteld. Daartegenover staat R., die trekt naar zijn eigen gebied, waar hij met vrouw en kinderen “natuurlijk” leeft. (…) Hij doet slechts mee met de veinzerijen in de hofkliek als hij met de hofwereld geconfronteerd wordt.”
Lanoye maakt dus gebruik van verschillende interpretaties van het verhaal, waarbij het zich er geen rekenschap van gegeven heeft dat het beeld van de vos sinds 1972 grondig veranderd is. Het gevolg is dat zowel het oude, positieve beeld als het nieuwe, negatieve beeld van Reynaert in zijn bewerking te vinden is. Het karakter van ReinAard overtuigt mij niet, al vrees ik dat sommigen deze karaktertekening als een verrijking zullen beschouwen, omdat daardoor het karakter van de vos meerduidiger is geworden.
Bedankt voor uw reactie. Inderdaad, met ‘Houtekiet’ van Gerard Walschap heeft Reynaert weinig of niets te maken. Jan Houtekiet stoort zich weliswaar aan God noch gebod en hij voert een permanente strijd tegen de adel, het gerecht en de Kerk. Maar hij is geen seriemoordenaar en hij is zich bewust van menselijke waarden. Hij is wel min of meer een iconische figuur in de Vlaamse literatuur, net als Pallieter en Uilenspiegel, en een symbool van de Vlaamse ‘volksaard’. En zo komen we weer bij een stereotiep en volkomen achterhaald Reynaertbeeld…
De verzen die voorafgingen aan het citaat had ik eigenlijk ook moeten citeren:
Niet aangepast aan plicht of norm
[inspringen]Slechts trouw aan de cultuur van de
[inspringen]Natuur, die ons vossen vormt.
Het thema komt eerder aan de orde op p. 152:
Cuz’ this obnoxious fool versteekt
Niet zijn natuur. Ik ben die ik ben,
Wat ik ook altijd blijven zal.
(…)
[inspringen]Yet I still kill my time door naar
[inspringen]Mijn vrije schaduw op de grond
[inspringen]Te loeren en mijn weerstand, MY
[inspringen]Resistance, zalig te bezingen.
Correctie: ‘En klinkt het niet? DaN botst het maar.’ (p. 9)