Iemand wil salaris inleveren in ons managersfeuilleton De verleden tijd van lijken
“Mensen!” zei Wouter Pieterse, nu alweer vele jaren de held van dit verhaal sinds hij in 2011 in een manager veranderde. “Zoals jullie weten heeft het de regering vorige week behaagd om enorm te bezuinigen.” Hij keek om zich heen om te zien wat voor effect zijn woorden hadden op de aanwezigen. De meesten keken vrij neutraal naar Wouter. Joop, de specialist in middelnederlandse voegwoorden die maar niet met pensioen ging, niesde.
“De fascisten zullen niet winnen!” riep Wouter. “¡No pasarán!”, zoals wij in de jaren tachtig zeiden.
Sophie, de boomlange onderzoeker van woke hobby’s, Wouter was even vergeten welke, stak haar vinger op. “Wat gaat het voor ons betekenen?”
“Het moet nog uitgerekend worden”, zei Wouter. “Onze universiteit is een technische universiteit, maar de klappen gaan hier zeker ook vallen. We hebben natuurlijk de nationalistische kaart die we met de huidige regering wel kunnen uitspelen. We zijn daar natuurlijk eigenlijk tegen, maar we moeten ook pragmatisch zijn. We zeggen gewoon dat al ons onderzoek gaat over het Nederlands, maar waaieren ondertussen lekker uit. En als dat niet werkt, zullen wij ook onze verantwoordelijkheid moeten nemen.”
“En wat gaat het voor ons betekenen?” Sophie had terwijl Wouter aan het praten was haar laptop opengeslagen en was driftig aan het typen, ook terwijl ze praatte.
“Hogerhand wil dat we bredere vakken gaan geven, die campusbreed aantrekkelijk zijn. De tijden dat het minimumaantal studenten op 25 lag is reeds lang voorbij. Ik schat dat we binnenkort wel naar 100 gaan. En dat dan online onderwijs een belangrijk middel zal worden.”
Sophie knikte en typte voort. Sinds ze gevraagd werd op allerlei congressen, was haar ster gestegen en in vergaderingen gold nu eenmaal: hoe belangrijker iemand was, des te meer stond ze permanent in contact met de buitenwereld. Een vergadering was leuk, maar vier vergaderingen tegelijkertijd was beter.
Joop niesde. “In de ondernemingsraad hebben we het erover gehad datte het allemaal wel zal leiden tot gedwongen ontslagen”, zei hij.
Wouter trok een ernstig gezicht. “We doen ons uiterste best om het op te vangen met natuurlijke uitstroom”, zei hij. “Maar als de nood aan de man komt, zijn we daar mogelijk wel toe gedwongen. Als we dat niet doen, worden de financiële problemen nog groter. En dan hebben de fascisten gewonnen.”
“Als we nu eens allemaal de helft van ons salaris inleverden”, zei Rie Veld, terwijl ze haar mok met gemberthee neerzette. “Althans, degenen die toch al genoeg verdienen. Zodat de anderen konden blijven werken.”
Wouter keek bedenkelijk. “Prestige van een beroep hangt ook samen met salaris. Als we straks te weinig verdienen, worden we maatschappelijk helemaal niet meer serieus genomen. Ik spreek nu even als voormalig hoogleraar Financiële letterkunde.” Hij lachte steels. “Bovendien ben ik bang dat we het met de helft minder salaris nog niet redden. Er moeten ook premies betaald worden. Geen woning, geen kroning, zoals wij in de jaren tachtig zeiden.”
“Tweederde”, zei Rie. “Als er maar geen mensen ontslagen moeten worden.”
Laat een reactie achter