Non (Toledo)
Tusschen de kloosterzaal en de kathedraal
was een dubbel getralied hek
en achter dat hek zat die non.
zij had haast geen tand meer in haar mond,
haar huid was geel, haar blik ongezond,
zij was niet wijs en niet gek.
en het leek wel alsof zij geen spaansch verstond,
want op iedere vraag kwam hetzelfde verhaal
half huilend haast door dat hek:
‘ik ben hier al drie en vijftig jaar,
ik ben hier al drie en vijftig jaar,
en ik kom hier nooit meer vandaan.’
maar toen ik zei: ‘kom, laten wij gaan,
want dat mensch is gek’,
toen keek zij ons plotseling aan met een blik,
alsof er geen God in den hemel bestond
en zij graag haar zaligheid prijs had gegeven
om aan dezen kant van dat hek te staan
en éen uur door dit helsche leven te gaan.
••
Jaloezie
Laat mij den angel van ’t venijn,
door argwaan in uw hart gedreven
uittrekken, en een felle pijn
de aanvang zijn van het genezen.
en laat ons langs het steil ravijn
opnieuw den ouden weg betreden
die ons terugvoert naar het huis,
dat in de duisternis beneden
nog aan den voet der heuvel ligt;
waar gij zoo eenzaam hebt gestreden,
toen leed de liefde had ontwricht;
laat uitgeroeid zijn het verleden
en uw gelaat weer zacht verlicht.
Hendrik Marsman (1899-1940)
Abonnees van Laurens Jz Coster krijgen iedere werkdag een gedicht in hun mailbox
Laat een reactie achter