Taal: brug of barrière? Een pleidooi voor gelijke onderwijskansen in het Koninkrijk (5)

‘Taal: Brug of barrière‘ is de titel van een boek van Juana Kibbelaar. Wij hebben toestemming van de auteur deze prikkelende tekst over onderwijstaal in de Benedenwindse eilanden als serie op Neerlandistiek te plaatsen. Het boek kan ook hier worden gedownload.
Waar moet onderwijs op voorbereiden
Dat het Papiaments tegenwoordig deel uitmaakt van het onderwijs is een positieve ontwikkeling. Dat kinderen Papiamentstalig onderwijs moeten krijgen omdat het hun moedertaal is, is in wezen een oneigenlijk argument. Het zou betekenen dat voor kinderen met andere thuistalen ook moedertaalonderwijs ingericht moet worden. De moedertaal moet niet de motivering zijn. Het gaat er voor de eilanden bovenal om dat het Papiaments er de nationale taal is. Met deze vaststelling wordt ook de taak van het onderwijs zichtbaar. Want maatschappelijk gezien is het Papiaments op veel terreinen de belangrijkste taal en vanzelfsprekend moet het onderwijs de leerlingen daarop voorbereiden. Waar moet het onderwijs hen precies op voorbereiden? Welke doelen zijn er nodig, waarom en hoe worden ze bereikt? En welke invloed hebben de eerdergenoemde knelpunten van Papiamentstalig onderwijs op het bereiken van deze doelen?
Een beroepsveld waar goede Papiamentstalige vaardigheden vereist zijn, is de politiek. Politici moeten over legio onderwerpen met kennis van zaken goede besluiten nemen voor hun bevolking. De parlementen van de ABC-eilanden vergaderen al vele decennia in het Papiaments. Dat betekent dat parlementariërs en bestuurders in het Papiaments moeten kunnen debatteren, hun standpunt helder moeten kunnen verwoorden en besluiten goed moeten kunnen uitleggen aan de bevolking. Maar hoe komen zij aan de benodigde (achtergrond)kennis om zaken goed te kunnen beoordelen en tot een afgewogen standpunt te komen? Praten over onderwerpen waarover je niets weet, leidt tot meningen zonder feiten, of simpelweg een ‘gevoel’ naar voren brengen. Ook voor technici en zorgmedewerkers geldt dat zij werken in een voornamelijk Papiamentstalige omgeving. Echter, elk vakgebied is constant in beweging en over innovaties moet gelezen kunnen worden. Allerlei technische vernieuwingen, nieuwe ontwikkelingen in het vakgebied, handleidingen en naslagwerken voor apparatuur, instructies met betrekking tot veiligheid en hygiëne, (online)trainingen op het gebied van automatisering, kwaliteitsverbetering, duurzaamheid enz. zijn niet in het Papiaments beschikbaar. Hoe komen studenten op het beoogde werk- en denkniveau en hoe blijven zij als werkenden up-to-date in de beroepspraktijk?
Voorwaarden voor kennisontwikkeling
Alle Papiamentstalige kinderen leren thuis spreken over alledaagse onderwerpen. Deze dagelijkse taalvaardigheid is niet het leerdoel op school. Op school gaat het om kennis uit bronnen halen en daarover communiceren (spreken, luisteren, lezen, schrijven). Om dat te leren geldt voor alle Papiamentstaligen dat zij voldoende taalbegrip in het Nederlands moeten hebben om kennisbronnen te kunnen begrijpen. Dan pas kunnen zij leren zich in het Papiaments, op geavanceerd niveau, zowel mondeling als schriftelijk uit te drukken over abstracte en complexe (kennis)onderwerpen. Een goede beheersing van het Nederlands is essentieel om in het Papiaments de taalvaardigheden te ontwikkelen die in de maatschappelijke situatie nodig zijn. Onvoldoende inzetten op het leren van het Nederlands zorgt ervoor dat de kinderen tekortschieten in hun kennisverwerving en daardoor in het Papiaments niet op geavanceerd niveau komen.
Wordt met de focus op een goede beheersing van het Nederlands de status van het Papiaments tekortgedaan? En wordt hiermee de strijd om erkenning van het Papiaments weer tenietgedaan? Nee, integendeel! Want als Papiamentstalige leerlingen op school onvoldoende kennisontwikkeling doormaken, kunnen zij als volwassene helemaal niet bijdragen aan zaken als ontwikkeling van woordenboeken en andere Papiamentstalige publicaties, het doen van onderzoek, het bepleiten van onze taalrechten bij de Raad van Europa enz. Het is essentieel dat Papiamentstaligen in hun kennis en taalgebruik gevoed worden door een goede beheersing van een grotere taal. Juist ook om toekomstige versterking, verrijking en verdere ontwikkeling van het Papiaments, als taal en als cultuuruiting, veilig te stellen.
Wat moet het onderwijs doen
De algemene trend op de ABC-eilanden is dat het kleuteronderwijs voornamelijk Papiamentstalig is met enkele uren per week het vak Nederlands. Het moment waarop de overstap naar Nederlandstalig onderwijs gemaakt wordt verschilt. Het vorige artikel maakte duidelijk dat de knelpunten al beginnen bij de peuter- en kleuterleeftijd. Papiamentstalig (kleuter)onderwijs levert in vergelijking verschraald en eenzijdig onderwijs op en moet ook al bij de allerjongsten ondersteund worden door het Nederlands. Zodat ook kleuters de kans krijgen kennis van de wereld op te doen. Hoe kan voor alle Papiamentstaligen de noodzakelijke toegang naar kennis en informatie gerealiseerd worden?
Reflectie op benodigdheden voor hogere leerjaren geeft inzicht in te stellen doelen voor het kleuteronderwijs. Idealiter zijn kinderen op achtjarige leeftijd voldoende voorbereid om zelfstandig veel te kunnen lezen. Papiamentstalige kinderen moeten (noodgedwongen) qua woordkennis, taalbegrip, leestechniek enz. worden voorbereid op Nederlandstalige leesbronnen. Vooral Nederlandse woordkennis is onontbeerlijk. Maar Nederlandstalige achtjarigen kennen tot wel zesduizend woorden en daar zijn teksten op gebaseerd. Die hoeveelheid zullen Papiamentstaligen niet gauw halen. Als zij niet enigszins in de buurt komen van dat aantal zullen zij niets van de teksten begrijpen. En juist daardoor wordt hun mogelijkheid belemmerd om via lezen een taalspurt in het Nederlands te maken. Want veel lezen is de motor van de algehele taal- en kennisontwikkeling.
Een eenvoudige rekensom leert wat in de eerste vier schooljaren nodig is om op achtjarige leeftijd Nederlandstalige boeken te kunnen begrijpen. Ter voorbereiding moeten dan gemiddeld duizend tot vijftienhonderd Nederlandse woorden per jaar geleerd worden. Dat is zeker mogelijk. Echter niet met slechts een paar uur per week Nederlands taalaanbod. Het is overduidelijk dat de woordenschat dan nooit groot genoeg kan zijn om aan te haken bij Nederlandstalig onderwijs. Nederlandstalige teksten met een simpeler woordenschat aanbieden is geen oplossing. Die zijn voor achtjarigen veel te kinderachtig en leggen de lat structureel te laag. Dat creëert achterstanden die moeilijk in te halen zijn.
Het verwerven van een voldoende Nederlandse basiswoordenschat in de kleuterjaren is bepalend voor het verkrijgen van aansluiting met leeftijdsadequaat Nederlandstalig onderwijs. Om dat te bereiken is in het kleuteronderwijs veel meer onderwijstijd noodzakelijk dan waar het huidige beleid in voorziet. Wat zijn opvattingen en vertrekpunten in dit beleid? En waar baseert men zich op? In de volgende artikelen meer over de achtergrond van het onderwijsbeleid.
Laat een reactie achter