Over een lezing over Het archief
Microsoft Teams haperde een beetje, maar toen ik eenmaal ‘binnen’ was, zag ik het spreekgestoelte en daarachter een groot scherm waarop reclame voor een literair festival gemaakt werd. In de chat zeiden mensen dat het geluid het niet deed.
Zo gaat het eens in de twee weken op woensdagavond. Sinds een paar jaar volg ik namelijk elk voorjaar de zogenaamde Postacademische cursus Recente Nederlandse en Vlaamse literatuur, een collegereeks van de Radboud Universiteit Nijmegen. Elk college wordt een boek door een andere universitair docent, professor of onderzoeker besproken. Meestal een roman, soms een dichtbundel. Soms heel goed (vorig jaar, over Donald Niedekker), soms verschrikkelijk (ook vorig jaar, over Sacha Bronwasser), maar altijd interessant.
Deze week op het programma: Het archief, van Thomas Heerma van Voss. Vind ik een goed boek, wilde ik graag meer over horen. Ook omdat ik Thomas een beetje ken. We zitten soms samen bij de podcast van Hard Gras, af en toe appen we ergens over. Ik mag hem graag.
198 anderen
Die ochtend attendeerde ik hem op het college van die avond. Thomas antwoordde. Hij vond het heel vet dat zijn roman onderwerp van de avond was, maar ook dat hij niet zeker wist of hij wel bij zo’n avond aanwezig wilde zijn.
Om iets na zeven nam de docent het woord. Vrijwel het eerste dat hij zei was dat de auteur van Het archief ook, digitaal, aanwezig was. De nieuwsgierigheid, dacht ik, had blijkbaar gewonnen.
Tijdens het college – onder andere over de functie en werking van archieven, en het boek als archief an sich – dacht ik steeds: wat zou Thomas hiervan vinden? Ergens was hij, samen met mij en nog 198 anderen, zag ik in de interface van Teams, aanwezig bij dit alles, en ik stelde me voor dat hij steeds de neiging moest onderdrukken zich ermee te bemoeien.
Fijne dingen
En dat hij, op andere momenten, hoofdschuddend achter zijn laptop zat. Bijvoorbeeld bij de diverse interpretaties van de naam van de hoofdpersoon, Rosenau, of van het omslagbeeld (een ruiter te paard). In de chat wist iemand die twee met elkaar in verband te brengen: want zat die ruiter niet op zijn Ros(enau)? En was dat niet té toevallig? Dat moest de schrijver wel bedacht hebben.
Het had iets merkwaardigs voyeuristisch. Ik stelde me voor dat Thomas soms het gevoel moest hebben dat hij van een afstandje naar zichzelf zat te kijken. Maar ik wist tegelijkertijd dat hij, in zijn hoofd althans, al bezig was met het stukje dat hij hier later over zou gaan schrijven. Daar zal ongetwijfeld iets van die vreemde spanning in terugkomen.
Dat is, bedacht ik later, een van de fijne dingen van schrijver zijn. Je hebt voor alles een alibi. Ongemakkelijke of gênante situatie: materiaal. Verplichting waar je niet per se zin in hebt: beschouw het als research en het valt ineens reuze mee.
Nagekomen bericht:
Zaterdagochtend, vlak voordat ik het bericht deelde, liet ik Thomas weten dat ik geschreven had over het college en over zijn aanwezigheid. Vrij snel daarna volgde zijn reactie: ‘Ik was helemaal niet aanwezig bij dat college. Ik heb dat ook nooit gezegd, tegen wie dan ook.’
Dat maakt het allemaal nog vreemder – en nog geschikter voor een stukje van Thomas. Zo’n stukje kan nu natuurlijk niet meer uitblijven.
Tweede nagekomen bericht (van de docent). De gastheer suggereerde in zijn inleiding de mogelijkheid dat de auteur online aanwezig was, bij het begin van het college heb ik daar nog een grapje over gemaakt, en zondagmiddag is het misverstand ook voor mij via LinkedIn opgehelderd door de auteur: hij was er niet.
Maar ik geef toe dat het voor de literatuur beter is om het mysterie te vergroten. Zeker waar het gaat om een roman als ‘Het archief’, die samengelezen met ‘Beladen huis’ van Christien Brinkgreve en ‘Geen vaarwel vandaag’ van Daan Heerma van Voss allerlei kwesties aan de orde stelt over autofictie en het optreden van auteurs in de publieke ruimte.
En waar ik zei “zondagmiddag” bedoelde ik “zaterdagmiddag”, stop de klok.
Doet mij denken aan Godfried Bomans die geen antwoord wist te geven op vragen die in de schooluitgave van zijn ‘Erik of het klein insectenboek’ stonden.