Vijftig canonteksten in de klas (14)

Bron: Wikimedia
Anna Bijns (1493-1575) staat bekend als de eerste feministische schrijfster uit onze literatuur. Ze schreef refreinen, de favoriete dichtvorm van de rederijkers, maar ze kon geen lid worden van een rederijkerskamer, omdat ze een vrouw was. De twee belangrijkste thema’s van haar teksten zijn: de opkomst van het protestantisme, waarvan ze een grote tegenstander was, en de man-vrouwrelatie, met name het bedrog in de liefde, waarvan ze zelf slachtoffer is geweest. De refreinen van Anna Bijns behoren tot de canon van de Nederlandstalige literatuur.
We zijn van oordeel dat het Middelnederlands voor de meeste leerlingen een onoverkomelijk obstakel is en dat we alles in het werk moeten stellen om dit obstakel te verwijderen en de kloof tussen de oude tekst en de hedendaagse lezer te overbruggen. Aangezien het lezen van Middelnederlandse teksten in de originele versie geen eindterm is van het voortgezet onderwijs, kan er niets op tegen zijn om de tekst beter toegankelijk te maken door hem te moderniseren. In de Griffioenreeks verscheen in 1994 ’t Is al vrouwenwerk, een bloemlezing uit de refreinen van Anna Bijns, samengesteld door Herman Pleij. Pleij had de teksten alleen herspeld en voorzien van een moderne interpunctie. Hij motiveerde dit als volgt: ‘Nadere woordverklaringen en detail-commentaar worden niet gegeven, omdat daarmee het karakter van deze bloemlezing zou worden aangetast. In de regel zal de lezer voldoende steun vinden in de context om een enkele moeilijkheid zelf globaal te kunnen oplossen.’ (H. Pleij, 1994, p. 128-129.) Het spreekt vanzelf dat de laatste opmerking niet klopt. Dat moet Herman Pleij zich later ook gerealiseerd hebben, want in de in 2013 door hem samengestelde nieuwe bloemlezing Meer zuurs dan zoets neemt hij bij elk gedicht een moderne prozavertaling op.
De herspelling is weliswaar al een belangrijke tegemoetkoming aan de hedendaagse lezer, maar die maakt de teksten nog niet verstaanbaar. Daarom hebben wij, naast de omzetting in hedendaagse spelling, ook gekozen voor een hertaling, die qua stijl en register zoveel mogelijk overeenkomt met de originele tekst. Het spreekt vanzelf dat het daarbij niet mogelijk is om het oorspronkelijke aantal lettergrepen per vers en het rijm (en andere klankaspecten) te handhaven, maar we achten de inhoud en de verstaanbaarheid van de boodschap belangrijker dan metrum en rijm. Als uitgangspunt dienden de uiterst betrouwbare vertalingen van W. Waterschoot, die te vinden zijn in de bloemlezing van Gerrit Komrij (1994), maar die hebben we zoveel mogelijk aangepast aan onze doelgroep (leerlingen van het voortgezet onderwijs). Daarbij hebben we gekozen voor een ‘parallelle vertaling’: we bieden een vertaling per versregel aan, parallel met de oorspronkelijke tekst, d.w.z. dat de Middelnederlandse versregels (vetgedrukt) telkens afgewisseld worden met een vertaling (gewoon gedrukt). Het Middelnederlands wordt op die manier als het ware direct ‘ondertiteld’. Deze wijze van presenteren geeft aan de leerlingen de mogelijkheid om de tekst meteen te begrijpen bij hun individuele lectuur en aan de leerkracht de mogelijkheid om de oorspronkelijke tekst expressief in de klas voor te lezen, terwijl de leerlingen de inhoud ervan door middel van de parallelle vertaling gemakkelijk kunnen volgen.

Het literaire werk van Anna Bijns kan inhoudelijk ingedeeld worden volgens de drie thema’s van de rederijkers: ‘in ’t vroede’, ‘in ’t zotte en ‘in ’t amoureuze’.
In de bloemlezing van H. Pleij uit 2013 worden de gedichten onder vier thema’s geplaatst: ‘bedrogen liefde’ (19 teksten), ‘huwelijk en gezin’ (9 teksten), ‘Lutherse ketterij’ (22 teksten) en ‘verdorven wereld’ (7 teksten).
Omdat het thema ‘huwelijk en gezin’ het meest verbonden is met de literatuur uit Anna Bijns’ tijd, met de laatmiddeleeuwse maatschappelijke ontwikkelingen en met haar privéleven, hebben we in dit leermiddel gekozen voor drie refreinen rond hetzelfde onderwerp. De eerste twee satirische refreinen geven verschillende visies op dit thema, maar ze hangen ook met elkaar samen, omdat ze elkaars tegenhangers zijn. Het derde refrein beschrijft op komische wijze het thema van de pantoffelheld, dat buitengewoon populair was in de zestiende eeuw. We kunnen onze keuze voor deze drie verwante teksten ook motiveren door een verwijzing naar het feit, dat ze door hun komisch karakter de leerlingen zeker zullen amuseren en aanleiding kunnen geven tot geanimeerde discussies over de rolverdeling van man en vrouw in het huwelijk of van partners (m/v) in een andere relatie.
Dit zijn de doelstellingen van het leermiddel:
- De leerlingen kunnen de afbeelding van ‘de strijd om de broek’, een idee uit de burgermoraal van de late middeleeuwen, herkennen en de betekenis ervan verklaren.
- De leerlingen kunnen het refrein Ongebonden best, weeldig wijf zonder man van Anna Bijns interpreteren als een ‘feministische’ reactie op het idee van ‘de strijd om de broek’.
- De leerlingen kunnen het refrein Ongebonden best, weeldig man zonder wijf interpreteren als een voorbeeld van de ‘omgekeerde wereld’ met een waarschuwende bedoeling.
- De leerlingen zijn bereid om vrouwonvriendelijke ideeën uit heden en verleden in verband met de rolverdeling in het huwelijk of een andere relatie kritisch te benaderen.
- De leerlingen kunnen de voorstelling van de ‘hennentaster’ op het spreekwoordenschilderij van Pieter Bruegel de Oude herkennen en de verschillende betekenissen ervan verklaren.
- De leerlingen kunnen de inhoud van het verhalende gedicht Over de hennentaster navertellen en er de oorspronkelijke bedoeling van weergeven.
- De leerlingen kunnen het motief van de ‘hennentaster’ in het refrein Verwijfd te zijne gaan boven allen plagen van Anna Bijns aanwijzen en de betekenis ervan uit de context van het gedicht afleiden.
- De leerlingen kunnen de huishoudelijke taken, die in het refrein worden genoemd, beschrijven en daarbij een onderscheid maken tussen de typisch zestiende-eeuwse taken en de taken, die vandaag de dag nog altijd in het gezin vervuld moeten worden.
- De leerlingen zijn bereid om hun eigen standpunt te bepalen ten opzichte van de taakverdeling in het gezin.
- De leerlingen kunnen de betekenis en de bedoeling van enkele andere voorstellingen van de ‘omgekeerde wereld’ op het schilderij van Bruegel verklaren.
- De leerlingen kunnen de kenmerken van de dichtvorm ‘refrein’ aanwijzen in de gelezen teksten.
- De leerlingen zijn bereid om een voor hen herkenbare situatie op een satirische wijze te beschrijven volgens de principes van de ‘omgekeerde wereld’, zoals bv. een voorval op school of in het verkeer, een ontmoeting met de politie enz. (creatief schrijven).
- De leerlingen zijn bereid om na te gaan of de refreinen van Anna Bijns geschikt zijn om ‘gerapt’ te worden.
- De leerlingen kunnen de refreinen van Anna Bijns situeren in de literatuur-, de cultuur- en de maatschappijgeschiedenis van de Nederlanden.
- De leerlingen zijn bereid om de refreinen van Anna Bijns te waarderen vanwege de ideeën, die we vandaag de dag als feministisch zouden kunnen omschrijven.

Bron: Wikimedia
Het leermiddel is gepubliceerd op de website KlasCement, de educatieve portaalsite van het Vlaamse Ministerie van Onderwijs en Vorming.
Referenties
Komrij, G. (ed.), De Nederlandse poëzie van de twaalfde tot en met de zestiende eeuw in duizend en enige bladzijden. Amsterdam: Bert Bakker, 1994.
Pleij, H. (ed.), Anna Bijns. ’t Is al vrouwenwerk. Refreinen. Amsterdam: Querido, 1994. Geraadpleegd via DBNL.
Pleij, H. (ed.), Meer zuurs dan zoets. Refreinen & rondelen van Anna Bijns. Amsterdam: Prometheus, 2013.
Laat een reactie achter