Op 27 januari 2025, de sterfdag van Gerrit van de Linde alias De Schoolmeester, heb ik een stukje op dit blog gezet over de desolate toestand van het graf van die humoristische dichter op het kerkhof van Hornsey in Noord-Londen. Het staat al jaren op mijn bucketlist om dat graf weer toonbaar te krijgen. Wel lukte het me dat Van de Linde vermeld werd op de lijst van prominente grafliggers op dat mooie kleine historische kerkhof met zijn dertiende-eeuwse toren, die op de National Heritage List staat.

Die wens had ik lang laten sudderen, maar in januari vond ik dat het tijd werd er serieus aan te gaan werken. Ik wist van het bestaan van het Fonds Perzik van Onsterfelijkheid, dat gelden ter beschikking stelt voor de restauratie van schrijversgraven. Toch bleef ik tegen het werk opzien: het Fonds had een precieze offerte nodig, een verslag van de staat van het graf, een motivering, een bewijs van medewerking van de beheerders, en wat al niet. Wel hielp een vriend en collega-bewonderaar me, maar hoe vind je in Engeland de juiste firma, de juiste eigenaren van een oud kerkhof, en dergelijke meer?
En toen diende zich vanuit het niets een Nederlandse aan die in de buurt van Londen woont, contacten heeft met Nederlands-Engelse verenigingen, met de ambassade, met universiteiten met Nederlandse afdelingen, en die aanbood mij te gaan helpen om de juiste mensen te vinden.
En nu is het wonder geschied. Via deze Susanne Lap kwamen er contacten met de Friends of Hornsey Church Tower en met de Hornsey Historical Society. Ook wist zij de London Stone Conservation te vinden, die vaker op Hornsey graven gerestaureerd heeft en die een uitvoerig rapport opstelde over de toestand van het graf en hoe het te repareren.
Ik had daarmee alles wat nodig was om een aanvraag in te dienen bij de Perzik van Onsterfelijkheid, dat ondergebracht is bij het Cultuurfonds. En zie: na enige tijd kreeg ik een positief bericht: het benodigde geld komt beschikbaar.

De restauratie begint op 30 juli. Natuurlijk zal ik erbij zijn als de steen gelicht wordt. Maar zou ik de restanten te zien krijgen van de man die me lief is geworden door zijn virtuoze gedichten en openhartige brieven, ondanks het feit dat hij al 167 jaar dood is? De steen ligt niet direct op de kist, dat weet iedereen die wel eens een schep zand gegooid heeft in de diepe kuil waarin een lijkkist verzinkt. Maar ik zou geen kenner van de negentiende eeuw zijn als ik me geen romantische beelden in de kop haalde! Zou de weduwe de brieven die Jacob van Lennep aan Gerrit van de Linde terugschreef bij hem in de kist gestopt hebben? Ze zijn immers nooit teruggevonden, en Jacob was zijn beste en trouwste vriend. Of legde zij, of een van zijn kinderen, een bundel met nooit gepubliceerde gedichtjes bij hem? Of desnoods iets heel kleins: de pijp die hij rookte, een medaillon met een haarlok van zijn moeder. Of, stel je voor, een liefdesbrief van de professorsvrouw die hij zwanger maakte, iets wat de professor zelf niet gelukt was, waarna hij van de Leidse universiteit gestuurd werd en het land moest ontvluchten…

Ik kom op deze gedachten door het sombere verhaal van de dichter Dante Gabriel Rossetti. Toen zijn beeldschone roodharige model en echtgenote Lizzie Siddal overleed, mogelijk aan een overdosis laudanum, begroef Rossetti met haar een pak ongepubliceerde gedichten. Later heeft hij die opgegraven. Lizzies graf ligt op Highgate Cemetery, recht tegenover het Cromwell House waar Gerrit van de Linde woonde, zijn Franse jongensschool bestierde en stierf. Van de Linde kende via een kennis de groep schilderende en schrijvende prerafaëlieten waartoe Rossetti behoorde, maar toen Lizzie begraven werd (1862) was hij al drie jaar dood.
Hoe dan ook: in NRC ga ik er een artikel over schrijven, inclusief foto’s. En op een dag in het najaar organiseren we een festiviteit op dat kerkhof, dan ‘onthullen’ we het graf, in het bijzijn van de Friends, van mensen van de Historical Society, van leden van de Engelse afdeling van de Orde van den Prince (Vlaams-Nederlands genootschap), van vertegenwoordigers van de subsidiërende Perzik van Onsterfelijkheid. Mogelijk ook mensen van de ambassade en nazaten van Gerrit van de Linde. We mogen dan in de prachtige oude toren, en daar zal ik een lezing geven over wat De Schoolmeester betekend heeft, als dichter in Nederland en als progressieve schoolmeester van een prestigieuze kostschool in Engeland.

Wat een mooi nieuws. En wat een eer van je werk. Ik kijk uit naar het nrc-artikel.
Een lovenswaardig initiatief! Maar van wie, wie is de ‘ik’ in het artikel? Er staat geen naam bij, alleen ‘Redactie Neerlandistiek’.
Over De Schoolmeester gesproken …
In de jaren zestig op bezoek bij Limburgers werd ons nog ‘vla’ bij de koffie gepresenteerd. Nu is echter het enkelvoud ‘vlaai’ gangbaar, zelfs in Limburg wordt het gebruikt. Maar als het enkelvoud van vlaaien ‘vlaai’ is, waarom zeggen we dan niet ook ‘koei’ en ‘vlooi’? De Schoolmeester doet dat inderdaad: “Een koei is iemand met twee ooren/ En aan weêrskanten een horen” en: “De vlooi, de makelaar en de reus. Een fabel”, in ‘De gedichten van den Schoolmeester, uitgegeven door Mr. J. van Lennep’ (p 107 resp. p 220 in mijn exemplaar, een zesde druk van 1872).
Excuus: in de versie die ik in mijn mail ontving staat geen auteursnaam, maar op de website van Neerlandistiek wél, namelijk die van Marita Mathijsen. Ik kijk ook uit naar haar artikel in NRC.