Boodschappen doen we wel in de Albert Heijn

Na het uitlezen van Mordechai van Marcel Möring, voelde ik me ontzettend intelligent. De roman volgt Mordechai Gompertz, de grootste schrijver van Nederland en een onuitstaanbaar elitaire vent. De perfecte hoofdpersoon voor een roman, naar mijn mening. Mordechai is op reis door zijn familiegeschiedenis. Tijdens zijn tocht ontmoet hij en vertelt hij over sexy scharrels en weerzinwekkende onenightstands.
Tijdens het lezen van Mordechai ben ik behoorlijk wat aardige, grappige, of interessante passages tegengekomen. Ik zet in dit stuk graag een aantal scènes uit het boek uiteen die ik op de een of andere manier opmerkelijk vond, in de hoop dat u als lezer even enthousiast wordt over dit boek als ik na het lezen van de achterflap.
Ik wil graag wat aandacht besteden aan Mordechai, onze expressieve maar introverte verteller, want wat een feest is het dit verhaal vanuit zijn perspectief te beleven. Mordechai is onuitstaanbaar als persoon, maar godzijdank is literatuur niet echt – al geeft Möring in het dankwoord toe dat er licht autobiografische elementen in de roman zitten – en kunnen we schaamteloos genieten van deze stereotiep arrogante modernist. Mordechai leert niet veel in zijn tijd als onze hoofdpersoon. Hij sluit de roman af zoals hij hem begon, elitair en in zichzelf gekeerd. De roman is bedoeld als inzicht in Mordechai’s denkwijze.
Naast een feest van metaforen en rijk taalgebruik wordt Mordechai behoorlijk onbetrouwbaar bij het beschrijven van zijn seksleven. Ja hoor, ik hoor het u al denken. “Is het dan geen metafoor?” Nee, of in ieder geval geen metafoor die ik opgemerkt heb. Het komt tot een punt dat een vrouw hem zelfs vraagt zijn kind te dragen. De vrouw is een lesbienne. Mordechai heeft haar niet bekeerd tot de heteroseksualiteit, ik moet toegeven dat ik daar tijdens het lezen een beetje bang voor was. Mocht je trouwens ervaring willen opdoen met seks dan is een bezoekje aan het lokale bordeel toch echt minder effectief dan de studie Nederlands. Al denk ik dat dat argument het minder goed had gedaan op de beslisboom.
Het is in een ogenblik te zien dat Möring veel lol heeft beleefd aan het schrijven van Mordechai. Een schrijver als verteller is een waterdicht excuus voor het opschrijven van literaire oneliners, waarna je karakter simpelweg zegt: ‘Dat heb ik ergens opgeschreven, alleen ik weet niet meer waar.’ Briljant. Mordechai zegt bijvoorbeeld: “De mens is een ezel die zich hartstochtelijk steeds aan dezelfde steen stoot.” Alleen schrijvers zijn gestoord genoeg om zoiets te verzinnen en zelfs dan zijn ze niet gestoord genoeg om het daadwerkelijk uit te spreken. Nee, dat verschansen ze in een boek.
Mordechai’s aanvaringen met de literaire elite ogen voor mij als pure arrogantie. Hij wil eigenlijk zeggen: jongens, luister eens, ik kan dit toch echt een stuk beter. In een gesprek met filosoof en schrijver Umberto Eco vervormt Möring het gesprek zo dat Eco Mordechai om advies vraagt. Een hilarische paragraaf, als je in acht neemt dat Umberto Eco gezien wordt als een van de meest geleerde schrijvers van deze tijd.
Mordechai zet in een lachwekkend lange scène uiteen hoeveel waardering hij wel niet heeft voor de Engelse dichter Thom Gunn. Ik vroeg me af waar zijn gedachtestroom heen ging, tot Mordechai na een aantal pagina’s tot de conclusie komt dat hij – ondanks zijn respect voor Gunns werk – toch geen LSD met hem zou doen.
Verder doen de bizarre interteksten die al dan niet iets aan het verhaal toevoegen me denken aan het postmodernisme, maar ik werd snel teruggefloten door onze vindingrijke vertelinstantie; Mordechai vindt zichzelf een post-postmodernist. Hij wil met niemand vergeleken worden. Hij is zijn eigen stroming. Tot zover mijn pogingen om mijn collegestof aan mijn gelezen boeken te koppelen.
Ook de religieuze wereld blijft niet gespaard: Mordechai is een aanhanger van het jodendom en dat zullen we weten ook – De naam van Mordechai is tevens een verwijzing naar de bijbel, zo verraadt het motto. Zijn achternaam zou een verwijzing kunnen zijn naar H.A. Gomperts, een hoogleraar moderne Nederlandse letterkunde die werkzaam was in Leiden. Dat heb ik ontzettend leuk bedacht, maar het blijkt een oude familienaam in de stamboom van Möring te zijn. Mordechai heeft in het boek een hekel aan verbasteringen van zijn naam – al vind ik de naam die een slecht voorbereide interviewer hem geeft aan het einde van het boek, Gompes, toch echt hilarischer en beledigender dan Gomperts.
Mordechai’s tegendraadse karakter bereikt een hoogtepunt in deze laatste bladzijden van het boek, waarop hij geconfronteerd wordt met zijn eigen succes. De geruchten doen de ronde dat hij de gewilde Nobelprijs gaat winnen, maar dat wil onze favoriete fantast helemaal niet. Mordechai vindt dat schrijvers die de Nobelprijs winnen iets te zeggen hebben en dat is absoluut niet waar kunst voor bedoeld is: “Kunst was altijd de hoer geweest van politieke en religieuze ideale en daar was in deze zogenaamd verlichte tijden niets aan veranderd […]. Kunst moest altijd iets doen, voor de massa’s, voor het individu, voor de staat, voor de cultuur, als een smeermiddel voor betere betrekkingen, handel, godweetwat.” Mordechai citeerde eerder in het boek Gerard Reve, die zei dat een boodschap bedoeld is voor de Albert Heijn. De vraag is tot in hoeverre Möring hier zijn eigen meningen wil uiten. Dat lijkt me een van de interessantste aspecten van het boek en tegelijk een van de aspecten van literatuur die ik het lastigst vind om te bepalen.
In dezelfde nobelprijsscène wordt Mordechai geconfronteerd met een klein groepje demonstranten voor zijn huis, gewapend met een spandoek die de volgende leus schreeuwt: “GEEN PRIJS VOOR FACISTEN” Onze trouwe verteller verbetert hun spelfout en nodigt ze uit om zijn huis binnen te komen. Het groepje blijkt bar weinig van fascisme te weten en het gros heeft nog nooit een boek van Mordechai gelezen. Ik vraag me af of deze representatie van demonstranten wel gezond is voor het huidige protestklimaat, maar de manier hoe Mordechai de demonstranten ontvangt, is natuurlijk wel heel leuk. Het lijkt alsof hij belangstelling heeft voor eventuele kritiek van de jongeren. Uiteindelijk wordt hun gesprek toch een tikje kleinerend.
Het doel van dit stuk is activerend. Met het gevaar en voorbehoud dat meningen er niet altijd zijn om gedeeld te worden, zou ik toch willen zeggen dat ik dit boek het waard vind om gelezen te worden.
Ik heb me tijdens het schrijven van dit stuk wel afgevraagd of een eerstejaars student Nederlands – want dat ben ik – wel een mening mag hebben over een boek. Mag dat niet pas als je aan het einde van je tweede jaar zit of zoiets? Zijn wij eerstejaars wel geletterd genoeg, of zitten we nog net te veel in de Tiktokgeneratiezone dat jullie lezers onze interpretaties en inzichten niet serieus moeten nemen?
Goed, hoe minder serieus u mijn meningen over Mordechai neemt, hoe meer u uw eigen leeservaring kunt invullen naar eigen wens. Is dat niet het belangrijkste? Ik vind van wel, maar daar hoeft u het, zoals ik al eerder schreef, niet mee eens te zijn.
Ik zou niet weten waarom je geen mening zou mogen hebben als student in het eerste jaar.
Nu ben ik nog meer benieuwd naar het boek!
De manier waarop je gefaald heb is helder, helderder dan andere die te kort kwamen met hún theorie.
Je hebt mijn nieuwsgierigheid opgewekt.
Mijne ook! Dank voor je met humor geschreven stuk!