
Avondgebed
De nacht, de moeder van de rust,
Des hemels grote fakkel blust.
Van arbeid zijn de leden moe,
De sluimer drukt de ogen toe.
O Hoeder groot van Israël
Weest ons een trouwe nachtgezel,
En wakker om ons henen ziet;
Zo vrezen wij de vijand niet.
Gij hebt al wat op aarde is
Begraven in de duisternis,
Begraaft ook onze zonden boos
In Uw genade grondeloos.
Wanneer het lichaam slapen gaat,
De ziele toch niet slapen laat,
Maar waken tot U alle tijd,
Die aller zielen Vader zijt.
Totdat het aardse wederom
In zoete slaap ter aarde kom’,
De geest in volle zaligheid
Waar haar de rust is toegezeid.
Jacobus Revius (1586-1658)
het aardse = het lichaam
in zoet slaap ter aarde = dood
Abonnees van Laurens Jz Coster krijgen iedere werkdag een gedicht in hun mailbox
Laat een reactie achter