
Wandeling
We waren in een bos. De regen kwam
nog onverwachter dan dat onverwacht moment
dat je mijn hand nam en me meetrok. Voorbestemd
om blindelings te geloven wat je zei, ontnam
ik moeder wat ze riep. We gingen
langs de vreemdste paden die ik nog niet wist.
Je liep alsof je je ontzettend had vergist
in alles wat je dacht. Ik liep te springen
aan je hand en wees de dingen aan
die mij betoverden: een vlinder, dáár een blad
dat op een schilderij leek dat je had.
Je knikte en nam zonder woorden alles aan
wat ik zei tot ik begon te huilen, en wij
omdat het goot, onder de bomen schuilden.
•••
Alsof
Het leek alsof we ver weg waren.
We zagen vogels die we niet noemden.
Het was koud maar er bloeiden bloemen
van ijs. Sneeuw viel in onze haren.
Het leek alsof we verdwaalden
in dit bos dat we al jaren wisten.
Maar het was heel anders dan gisteren
toen we elkaar nog niet kenden.
Het leek alsof oude verhalen
uit boeken van heel lang geleden
tussen de sneeuwvlokken zweefden.
En dat wij die mochten vertalen.
Johanna Kruit (1940)
Abonnees van Laurens Jz Coster krijgen iedere werkdag een gedicht in hun mailbox
Laat een reactie achter