
•• Twee gedichten uit Het omber en het oker, de nieuwe bundel van Paul Rigolle.
Okkernoot
Dat we trage dieren zijn met een intellect
dat schrijnt, het wordt beweerd, het staat
geschreven. De okkernoot van ons brein
laat niets aan toeval over. Keer op keer
draaien wij de waarheid om en wachten
op de lessen die het leven ons moet geven.
Steeds hogerop, ladderdrift mijn deel, wuif ik weg
wat ik niet wil weten. In een klassiek
en wild gebaar maak ik van elk plafond
een hemel. Wat er nog niet is zal ik maken,
hoogmoed zit mij als gegoten, past mij zoals
alleen een hoofd kan passen in mijn handen.
•••
Passer
Aan elk schrijven hoort een visioen
vooraf te gaan. Eerst komt het oerbos,
diep en stil. Bramen, struiken, lianen
slingeren zich in touw de bomen uit.
Groot en levensvatbaar schrijft de trek
zich in de vlucht van vroege vogels in.
Dieren kiezen vasteland. Wie straks
rechtop zal staan doemt kruipend op.
Figuren, personen breken uit hun lijst.
Mensen zwellen in de straten aan.
Eentweedrie een optocht. Een mars,
een stil protest. Een foto scheurt ze uit.
Tijd vloeit het uurwerk uit. Het punt
kruipt opnieuw de passer in. Klank
houdt woord. Of het snelsnel of werk
van lange adem wordt, moet nog blijken.
Wat onomkeerbaar is, is nog lang niet klaar.
Paul Rigolle (1953)
uit: Het omber en het oker (Uitgeverij P, 2025)
Abonnees van Laurens Jz Coster krijgen iedere werkdag een gedicht in hun mailbox
Laat een reactie achter