
Het boek dat wij u de komende tijd in wekelijkse afleveringen aanbieden, werd gedrukt te Antwerpen door Jan (II) van Ghelen in het jaar 1556. [1] Het is een herdruk. De eerste druk, die in 1554 zal zijn verschenen, is helaas van de aardbodem verdwenen. Vermoedelijk zal die eerste druk er niet veel anders hebben uitgezien dan deze herdruk, die rijk gevuld is met toepasselijke houtsneden uit andere romans. Alleen de houtsnede op de titelpagina is speciaal voor dit boek gesneden. [2]
Onzeker is of er al een Historie van Malegijs bestond voordat Jan van Ghelen in 1554 keizerlijke toestemming kreeg van censor/corrector P. de Lens om dit boek te drukken en te verspreiden, alsook het alleenrecht dit te doen voor de tijd van drie jaren, zodat hij zijn investering terug kon verdienen. [3]

Wel zeker is dat deze Historie van Malegijs een (in)directe bewerking is van de veertiende-eeuwse Middelnederlandse versroman Madelgijs, een zeer vrije bewerking van het Oudfranse chanson de geste Maugis d’Aigremont. Van deze Madelgijs zijn ca. 3000 vooral verminkte versregels, verspreid over 10 verschillende handschriften, bewaard bleven. Geen enkele andere Middelnederlandse Karel-roman kent zo’n rijke handschriftelijke overlevering. [4] Ca. 3000 (verminkte) versregels lijkt nog heel wat, maar als je dat vergelijkt met de in twee handschriften compleet overgeleverde Malagis, de Duitse vertaling van de Madelgijs, die 23.004 versregels telt in de editie Haase, Duijvestijn, De Smet en Bentzinger (2000), [5] dan is dat minder dan 15% van het geheel, de lacunes niet meegerekend…
Maugis d’Aigremont is de achteraf geschreven inleiding op het iconische ‘epic of revolt’ Renaud de Montauban, waarin geboorte, jeugd en leven van Maugis verteld worden: hoe hij, evenals zijn tweelingbroer Vivien, direct na zijn geboorte uit het kraambed geroofd werd door de Saraceense slavin van zijn moeder, die het kind mee wilde nemen naar haar ouderlijk huis. Op de afbeelding hieronder ziet u onder de koets met daarin de net bevallen hertogin in gezelschap van haar zuster Ysane, de dief Tapiniaux, die Vivien (lett. ‘hij die zal leven’) ontvoert, en boven de koets de slavin met Maugis en op de achtergrond de hertog die zich dapper verweert tegen de Saracenen die hun dagje aan het strand bederven.

Helaas voor de slavin wordt zij onderweg doodgebeten en op haar hoofd na verslonden door een leeuw en een luipaard, die wonderlijk genoeg het kind onaangeraakt lieten, zodat het gevonden kan worden door de fee Oriande, die hem Maugis (lett. ‘ligt er slecht bij’) noemt, groot brengt en alles leert wat hij als ridder en minnaar moet weten en kunnen. Haar broer Baudri, Baldarijs in het Middelnederlands, leert hem de beginselen van de toverkunst, om snel door zijn leerling daarin overtroffen te worden.
Op een mooie dag maken Oriande en Maugis een strandwandeling en dan ziet Maugis in de verte een rokende berg, die de verblijfplaats blijkt te zijn van een wonderlijk groot en sterk paard, het Ros Beyaert, dat bewaakt wordt door een draak, een slang en een duivel. Natuurlijk wil Maugis dat paard hebben en na een zware strijd slaagt hij daarin. Vanaf hier gaan Maugis d’Aigremont en Madelgijs elk hun eigen weg om elkaar uiteindelijk helemaal uit het oog te verliezen, waarvoor de Middelnederlandse bewerker(s) verantwoordelijk gehouden moeten worden. Bewerker(s) omdat er binnen de Madelgijs-fragmenten een korte(re) en een lange(re) versie onderscheiden kan worden. De Duitse Malagis volgt de korte(re), de Historie van Malegijs de lange(re). Helaas zijn de Madelgijs-fragmenten zo verminkt dat een vergelijking Madelgijs – Malegijs weinig of niets oplevert.
Het is niet eenvoudig de Historie van Malegijs samen te vatten, want het verhaal gaat heen en weer als een afgewaaide hoed in de wind. Maar als u van tovenarij en duivels, gedaanteverwisseling, seks en zinvol geweld houdt, dan zult u zich niet vervelen. Te meer omdat deze historie vooral gebruik maakt van de directe rede en daardoor zeer levendig overkomt. Bent u vertrouwd met middeleeuwse teksten dan zult u andere teksten herkennen, die met enige aanpassingen door het verhaal heen geroerd werden. Als kersen op de taart fungeren een lied en een handvol rederijkersgedichten. Kortom, Jan II van Ghelen heeft echt alles uit de kast gehaald om zijn lezers te vermaken.
Ten slotte, hoewel dit boek heel goed met de ogen gelezen kan worden als een hedendaags boek, wint het sterk aan kwaliteit als u er een voorleesboek van maakt. Want dat was het toch vooral, een boek waarnaar geluisterd werd. Een geoefende voorlezer die de tekst kende, kon met intonatie, mimiek en handgebaren het verhaal een extra dramatische dimensie geven. Voorlezen gebeurde vaak in gezelschap aan de vooravond van een feestdag, met een glas binnen handbereik, zodat sommige luisteraars zich niet altijd van commentaar konden onthouden, wat de stemming alleen maar ten goede kwam.
Noten:
[1] De USTC vermeldt Die Schoone Hystorie van Malegiis ten onrechte als “lost”. Het boek ligt veilig in Parijs in de bibliotheek van het Arsenal BnF, met als signatuur RESERVE FOL-BL-976, en is online raadpleegbaar via Gallica. Een overzicht van alle bewaard gebleven Malegijs-drukken vindt u in: Bart Besamusca, Repertorium van de Middelnederlandse Karelepiek. Een beknopte beschrijving van de handschriftelijke en gedrukte overlevering. Utrecht 1983.
[2] Het lijkt ons een leuk idee voor een scriptie Boekwetenschap of Historische Nederlandse Letterkunde om de herkomst van alle houtsneden in deze historie te achterhalen.
[3] In zijn ongepubliceerde Bibliografie van de laat-middeleeuwse volks- en triviaalliteratuur houdt Rob Resoort op basis van een kerkelijk verbod uit 1549 het bestaan van een vroegere druk dan 1554 voor mogelijk. Helaas kon dit verbod bij navraag niet teruggevonden worden.
[4] Deze gegevens zijn ontleend aan de voorbeeldige editie: Madelgijs. De Middelnederlandse fragmenten en de overeenkomstige Hoogduitse verzen, ingeleid en uitgegeven door B.W.Th Duijvestijn. Brussel 1989. Zie ook: Hans Kienhorst, De handschriften van de Middelnederlandse ridderepiek. Een codicologische beschrijving. 2 dln. Deventer 1988.
[5] Een pdf van deze editie is downloadbaar vanaf de website van de uitgever.
Ik verheug me erop!
Verwacht je veel verschillen met de editie uit 1903? Die ook door een Kuiper is gemaakt. https://www.dbnl.org/tekst/_mal001male01_01/index.php
Inderdaad, Bas, maar voor zover mij bekend, (helaas) geen familie.
De editie uit 1903 is vakwerk en bevat heel weinig fouten, maar is door zijn opmaak voor een moderne lezer niet meer zo gemakkelijk te begrijpen. Onze editie bevat verbeterde interpunctie, woordverklaring en af en toe commentaar. Omdat digitaal papier nog geduldiger is dan analoog papier gebruiken wij meer wit, om de structuur van de tekst beter uit de verf te laten komen. Wij hopen dat onze editie ook voor onervarenen in de Middelnederlandse letterkunde leesbaar is. Om te laten zien hoe het er staat, integreren wij met goedvinden van de KBR Brussel, waarvoor onze hartelijke dank, een facsimile van het origineel van Jan II van Ghelen, Antwerpen 1556.
Voor de ervaren lezers hebben wij de opmerking van Luc. Debaene in ‘De Nederlandse volksboeken’ serieus genomen, dat jongere edities oudere lezingen bevatten. Debaene verwijst naar een druk van Verdussen uit ca. 1700. Wij vonden via Google Books een kleurenfacsimile van een herdruk van Godtgaf Verhulst, Antwerpen 1646 [ https://www.google.nl/books/edition/Een_schoone_wonderlijcke_historie_van_de/fzSNzVoACJUC?hl=nl&gbpv=1 ], die inderdaad soms betere en vaak oudere lezingen bevat. In het laatste geval gaat het dan vooral om spelling. Wij hebben de druk van Verhulst gecollationeerd en daarmee de druk van Jan II van Ghelen, Antwerpen 1556 waar nodig en waar mogelijk verbeterd.
Het Boekenoogen-exemplaar [ https://digitalcollections.universiteitleiden.nl/view/item/1806707 ], gedrukt door Verdussen, Antwerpen z.j., dat door UB Leiden 1620 gedateerd wordt (de USTC houdt het op [1620]), hebben wij niet gebruikt, omdat dit boek vermoedelijk een eeuw ouder gedateerd is dan het in werkelijkheid is. Komt wel vaker voor met herdrukken van Middelnederlandse prozaromans.
Ik werd in eerste instantie getriggerd door de naam Kuiper, en dacht daarna: maar is die eerste editie dan zo beroerd? Kon ik me niet echt voorstellen. Is dus ook niet zo. Goed dat er nu een mooie editie van wordt gemaakt, met de facsimile ernaast.
Had gehoopt dat ik met de Madelgijs-editie van Bob Duijvestijn inzicht kon krijgen in hoe de ontrijmer gewerkt heeft, maar dat was een eitje pellen met wollen handschoenen. Ook intensieve vergelijking met Maugis d’Aigremont bleek ondoenlijk bij gebrek aan overeenkomsten. Wat ik zeker meen te weten is dat Verhulst 1646 teruggaat op de eerste druk van Jan II van Ghelen, Antwerpen 1554. Of er een ongecensureerde oer-versie geweest is, durf ik niet te zeggen. Rob Resoort kon helaas zijn aantekeningen niet meer terugvinden op basis waarvan hij destijds de Malegijs tegen kwam op een lijst van verboden boeken uit 1549. Misschien is dat jaartal 1549 ook niet juist. Wat aan de vroege kant.