Hoe lees je in hemelsnaam een woord als *dʰugh₂tḗr

Ik heb het hier vaak over het Proto-Indo-Europees (PIE). Dat is de gemeenschappelijke voorouder van het Nederlands, Latijn, Grieks, Russisch, Iers, Perzisch, Sanskriet, en nog een hoop andere talen.
Het PIE is nooit op schrift gesteld en bestaat dus alleen als taalkundige reconstructie – een wetenschappelijk huzarenstukje.
Om deze gereconstrueerde taal te begrijpen, of in elk geval te kunnen lezen, moet je een aantal symbooltjes kennen. De belangrijkste heb ik hier in logische volgorde onder elkaar gezet. Het zijn er minder dan je denkt!
*
*sem- (‘samen, één’)
De asterisk (het sterretje) kom je in elk Proto-Indo-Europees woord tegen. De asterisk staat er enkel en alleen om aan te geven dat dit woord nooit door iemand opgeschreven is. Het is een reconstructie.
Het streepje aan het einde betekent trouwens dat dit strikt genomen geen volledig woord is, maar een zogeheten wortel (Engels: root).
dʰ (gʰ, bʰ…)
*dʰebʰ- (‘verminderen’)
Bepaalde Proto-Indo-Europese medeklinkers hebben een tegenhanger met een mini-ʰ erboven. Waarschijnlijk werden deze medeklinkersʰ enigszins zuchtend of fluisterend uitgesproken.
ḱ, ǵ, ǵʰ
*ḱei- (‘liggen’)
Het accent of streepje op de ḱ, ǵ en ǵʰ ziet er nogal vreemd uit. Het heeft niets te maken met klemtoon of nadruk, maar met een nuance in de uitspraak. Een Proto-Indo-Europese k bevindt zich namelijk achter in je mond, terwijl de ḱ meer naar voren zit. Een subtiel verschil, maar voor de sprekers van het Proto-Indo-Europees erg belangrijk.
kʷ, gʷ, gʷʰ
*kʷetwores (‘vier’)
Nóg een variant op de k, g en gʰ – ditmaal met een mini-ʷ erboven. Deze varianten gedragen zich zoals ze eruitzien: terwijl je de k uitspreekt, rond je tegelijkertijd je lippen om een w te maken. Zoals de eerste klank van het Latijnse quō vadis?
h₁, h₂, h₃
*dʰeh₁- (‘plaatsen’)
Dit zijn de drie beruchte laryngalen. Niet zo eng als ze eruitzien. Het zijn medeklinkers als alle anderen, met als enige eigenaardigheid dat ze in vrijwel alle dochtertalen verdwenen zijn, waardoor we niet precies weten hoe ze geklonken hebben (waarschijnlijk als keelklanken, vandaar ‘laryngalen’).
Toch kunnen ze gereconstrueerd worden – onder andere op basis van het effect dat ze op naburige klinkers uitoefenen. Hieronder de drie verschillende laryngalen in combinatie met een voorafgaande e.
- (PIE)*dʰeh₁- > (Grieks) thē-
Verlenging van de voorafgaande klinker. - (PIE) *steh₂– > (Dorisch Grieks) stā-
Verlenging van voorafgaande klinker & transformatie van e naar a. - (PIE) *peh₃- > (Latijn) pō-
Verlenging van voorafgaande klinker & transformatie van e naar o.
H
*suHnus (‘zoon’)
De hoofdletter H gebruiken we als we weten dát er een laryngaal heeft gestaan, maar niet welke van de drie.
ē, ō
*ph₂tēr (‘vader’)
De twee klinkers e en o hebben allebei een lange variant. Een horizontale lijn of macron geeft aan dat we met die lange variant te maken hebben.
é, ó
*h₁éd- (‘eten’)
Ik heb het in de voorbeelden hierboven weggelaten, maar elk Proto-Indo-Europees woord heeft een klemtoon. Deze klemtoon kan alleen op een klinker liggen en wordt weergegeven met een accent of streepje.
ṃ, ṇ, ḷ, ṛ
*déḱm̥ (‘tien’).
Ik gebruik dit cirkeltje onder de m of n zo min mogelijk – het is namelijk nogal overbodig. Het cirkeltje geeft aan dat de m of n hier als klinker wordt ingezet. Correcter gezegd: de m̥ is de nucleus, de kern van een lettergreep. Dat merk je vanzelf wanneer je een woord als *déḱm̥ uitspreekt.
i̯ , u̯
*u̯élh₁- (‘uitkiezen’)
Deze boogjes zijn de al even overbodige tegenhangers van de cirkeltjes. Ze geven aan dat de i of u hier wordt ingezet als medeklinker. Correcter: als de aanzet van een lettergreep. Dat merk je vanzelf wanneer je een woord als *u̯élh₁- uitspreekt.
Dit stuk verscheen eerder op Gevleugelde woorden
Laat een reactie achter