
Foto: Bert Potvliege.
•• Twee gedichten uit Want straks komen de wolven, de debuutbundel van Liesbeth D’Hoker.
sneeuwdroom
witte ruis komt in zachte plofjes,
vogels vliegen af en aan, pikken
kruimels, zaden en noten
de hemel scherft kindertijd
duizelt natte kooltjes van kristal,
dempt dit groots weerspiegelfeest,
vertraagde val, de dag nog vol,
nog gaaf
nog even belofte
die later evengoed
onder hardsteen valt
een dikke deken; je adem,
de vogels en de sneeuw
die liggen blijft
de zwachtellucht, je prikt
er met geen ster doorheen,
je handen steenkoud
maar dat wil je niet
weten, het is het branden
van vergeten
omsmelting ontstaat zomaar
een tong blaast sneeuwdrift,
engelenvleugels, stille
gaven voor de geest
••
theater van omweg
we gronden ons in rituelen,
articuleren in voorbedachte
klank, planten hart in woord,
langs uitgesleten wegen
kiemt honger stil als huid
zoek ons in wolvennest, ervaringen,
de omarming van verschil,
diep schuurt het winterland
bloedstuw en blos,
bonzend ingeblikt tot
dwarreltaal waarin de wereld
valt, geschaafd, versmald
mijn leidraad in bekoring,
kooltje, ritselbelofte, krauwelwens
weer meer te doen,
weer sneeuw te zijn
Liesbeth D’Hoker (1984)
uit: Want straks komen de wolven (PoëzieCentrum, 2025)
Abonnees van Laurens Jz Coster krijgen iedere werkdag een gedicht in hun mailbox
Laat een reactie achter