
Twintig jaar lang kon Alexander Skorobogatov (62) er niet over schrijven. Over de gruwelijke moord op zijn 15-jarige zoon in 2002. Over het loden schuldgevoel dat hij als “slechte” en afwezige vader nadien moest meezeulen. Over de wanhoop, de machteloosheid en het bodemloze verdriet. Over de pijnlijke leegte die maar moeilijk kan opgevuld worden met woorden. En toch doet Skorobogatov in Achter de donkere wouden een zinderende poging om via de taal, via een soort rouwhulde in briefvorm, in het reine te komen met een grondeloos verlies.
Je kan wellicht een hele boekenkast vullen met boeken van vaders die schrijven over het verlies van een kind. Het zou niet alleen de meest droevige boekenkast van de bibliotheek zijn, het zou ook een aantal onvergetelijke werken bevatten, zoals Tonio van A.F. Th. van der Heijden of Schaduwkind van P.F. Thomése. Maar zelfs in die boekenkast zou Achter de donkere wouden van Aleksandr Skorobogatov een unieke en aparte plek innnemen, al was het maar om de totaal onvergelijkbare band tussen vader en zoon.
Na de scheiding van zijn vrouw ruilde Skorobogatov Rusland in voor België. Zijn vijfjarige zoon Vladimir bleef achter bij de moeder; vader en zoon hadden tien jaar lang geen contact meer. Tot Vladimir in augustus 2002 uit het niets een mail stuurt. Een tiental dagen wisselen de twee mails uit, maar dan volgt plots een bericht van de stiefvader van Vladimir:
Er is iets ergs gebeurd. Vladimir is vermoord, de begrafenis is op vrijdag, kom met spoed.
De wereld van vader Skorobogatov stort in.
De feiten op zich zijn gruwelijk. Samen met enkele andere jongeren die verbleven in een Moskouse datsja maakt zoon Vladimir op 12 augustus 2002 een avondwandeling. Achter hen stopt een Lada met verblindende koplampen. Drie kerels stappen uit de wagen. Wanneer een van hen iemand wil aanvallen met een fles, vlucht iedereen weg. Iedereen… behalve Vladimir. Hij wordt meegenomen, urenlang gemarteld en nadien voor dood achtergelaten in een greppel. Enkele uren nadien overlijdt hij in het ziekenhuis. De drie daders werkten voor een priester die de opdracht had gegeven om ‘satanisten’ te straffen.
Twee decennia lang kon Skorobogatov niet schrijven over wat er in die nacht van 12 op 13 augustus 2002 met zijn zoon is gebeurd. Poging na poging mislukte en naar eigen zeggen gooide hij “tientallen, honderden pagina’s” weg. Tot hij botste op de briefvorm. Brieven waarvan je als lezer ongemakkelijk wordt, niet enkel door de weerzinwekkende gebeurtenissen zelf, maar ook door de intimiteit en de diepe emotionele lading die Skorobogatov in die brieven legt. Brieven die soms aanvoelen als een langgerekte smeekbede om vergiffenis. Skorobogatov beschrijft hoe hij bijna ten onder gaat aan een martelend schuldgevoel, hoe hij zich “geen man” meer voelt omdat hij zichzelf ziet als gefaald in zijn rol als beschermende vader, omdat de schaamte om dat tekortschieten ondraaglijk op hem weegt.
Skorobogatov beschrijft ook hoe hij tijdens het proces tegen de daders van de moord geen haat voelt tegenover de beschuldigden. Meer zelfs, hij heeft het gevoel dat hijzelf op de beklaagdenbank zou moeten zitten:
Ik voelde niets voor hen, helemaal niets, ik beschuldigde hen nergens van. Op die dag was er maar één moordenaar in de rechtszaal: ik.
In een bij momenten koortsachtige stijl probeert Skorobogatov de lezer mee te nemen in een onpeilbaar verdriet, een verdriet dat zich eigenlijk niet in woorden laat vatten. Dat besef sijpelt soms ook door:
wat heb je aan al die woorden, al zijn ze nog zo oprecht, als je in een kist ligt en ik je meeneem naar je begraafplaats?
En toch, toch schrijft Skorobogatov even dapper als onrustig verder. Om in het reine te komen met de gruwel en het schuldgevoel? Om demonen te bezweren? Om een postuum monument van taal op te richten voor zijn zoon? Misschien een combinatie van al die redenen.
Aan het slot schakelt Skorobogatov over op een sprookje met fantasiefiguren die aanknopen bij een gedeeld verleden tussen vader en zoon. Het verhaal had voor mij ook op zichzelf kunnen staan zonder dat sprookjesluik, maar het lijkt alsof Skorobogatov die afstand van de bittere realiteit, die queeste inclusief drakengevecht echt nodig had om het verhaal in vrede af te ronden. Ergens in het verhaal schrijft hij:
Iedereen redt zich op zijn eigen manier van verdriet, iedereen probeert de pijn die onverenigbaar is met het leven, op zijn eigen manier te verzachten.
Mijn gok is dat de auteur de sprookjesvorm, een parallel universum van avontuurlijke fictie, nodig had om de bittere pijn van de realiteit te verzachten.
Laat een reactie achter