
We moeten het over een taboe hebben. Eentje die onder lezers waart. Nee, ik heb het niet over inferieure genres. Ook niet over het feit dat lezen een vrij asociale bezigheid is. Zelfs niet over de dominantie van paperbacks in de winkel. Ik wil het hebben over die momenten in een jaar dat het lezen stro-pe-rig wordt.
Je hebt een boek in handen en alle informatie op die bladzijdes lijkt ergens tussen je hoornvlies en je grijze hersencellen te verdampen. Je onthoudt niets, begint bladzijdes opnieuw en dat boek gaat maar niet vooruit. Je betrapt jezelf steevast op naar buiten kijken en je vraagt je regelmatig af wat je nu precies hebt gelezen.
Het overkomt mij minstens één keer per jaar en mijn eerste reactie is op zo’n moment dat het boek de schuldige is. Ik duik in de slachtofferrol. De schrijver had beter zijn best moeten doen. Het ligt vast aan de schrijfstijl dat de inhoud mij niet weet te bereiken. C’est le ton qui… eh… mij moedeloos maakt.
Maar ik weet wel beter. Ik heb waardeloze boeken gelezen, die mij wél bijbleven en die mij geen leestiaopleverden. Als ervaren lezer moet ik toch in staat zijn om elk boek aandachtig tot me te nemen. Dus die stroperigheid moet iets van mezelf zijn.
Misschien is het wel zo dat bepaalde schrijvers het fenomeen aanwakkeren. Ik geloof dat ik nog nooit een boek van Herman Brusselmans heb gelezen zónder deze ervaring. Toeval lijkt me dan uitgesloten.
Nou goed, ik had dus moeite met De nieuwe weg van Christine Bax, het derde boek van de groslijst van de Libris dat ik hier zou gaan bespreken. Het gaat om de debuutroman van deze beeldend kunstenares. Alle reden dus om er een respectvolle bespreking van te maken.
De nieuwe weg beschrijft een Fries plattelandsdorpje, vlak na de Tweede Wereldoorlog, dat alleen toegankelijk is via modderpaden. Er heerst armoede. Een van de belangrijkste personages is Ype, eerst wordt hij nog Jongke genoemd, die zich als aanvoerder presenteert van een omgekeerde staking. Een clubje werklozen gaat uit protest aan het werk. Een leuk feitje staat achterin het boek: de omgekeerde staking was een heus verschijnsel in Friese en Groningse dorpen in de jaren vijftig.
Het drijfzand wordt gedempt. Iedereen praat erover. Het is eindelijk-gebeurt-er-iets-gepraat. Ze zeggen ‘Dat werd hoog tijd,’ en op de bulkmarkt kopen ze van hun spaarcenten een brommer. De Oudijzerman boert goed. Ze kunnen tegenwoordig helemaal langs de dijk fietsen. De wereld krimpt. Wat vroeger ver weg was lijkt plots dichtbij. Ze rijden zelf in een uur naar de stad!
Ype en zijn vrienden bouwen een weg. Er komen toeristen (‘mooiweermensen’) en de moderniteit doet zijn intrede. Vooral de televisie heeft veel invloed. Het doet denken aan de groteske kindervoorstelling DE van Theater Artemis, uit de koker van de originele theatermaker Jetse Batelaan. Ook een dorpje, een rustieke gemeenschap, waar de telefoon arriveert en buren elkaar uit nieuwigheid gaan bellen. De moderniteit betekent uiteindelijk de ondergang van het dorp dat in helse vlammen opgaat…
… O verhip. Kijk, dit bedoelde ik dus met afgeleid raken. Terug naar het boek.
Bax biedt geen uitgebreide ruimteomschrijvingen, maar beperkt zich tot enkele details. Die vaagheid is bewust, zoals ze ook aptoniemen en bijnamen voor personages uitkiest. De inwoners zijn de Tabaksman, boer Den, Juffrouw Ziel, de Trien, Arrekiet, Rooie, Galbak en Kip. De dorpse logica met haar omgangsvormen, kroniekjes en roddelbereidheid vormen, zeker in het begin van het boek, de hoofdmoot.
De gekozen stijl is opvallend. Bax noteert repeterende onomatopeeën (‘Kaba-da-bam!’) en gebruikt kapitalen voor de schreeuwers uit het dorp. Maar de belangrijkste stijlkeuze is dat het boek grotendeels uit korte, enkelvoudige zinnen bestaat. De personages, maar ook de verteller en zelfs de acteurs op de televisie, hanteren dezelfde, eenvoudige grammatica.
Ze danst. Hij probeert met haar te dansen. Hij stoot het glas uit haar handen, per ongeluk. Haar shirt is doorweekt. ‘Lul, kijk uit!’ Ze kijkt rond alsof ze iets zoekt. Of iemand, natuurlijk. Maar waarom zoekt ze niet hem? En hij komt vlak bij haar staan, neus in haar haren, mond bij haar oor. Hij moet haar iets zeggen. Het is belangrijk.
Het deed me denken aan het verhaal ‘De rondvaartboot’ (uit de bundel Jerrycan) van Joep van Helden. In dat verhaal gebruikt Van Helden een vergelijkbare stijl, nog iets meer staccato. Hij heeft een fragment uit dit verhaal eens in een van mijn video’s zin voor zin toegelicht. [einde reclame]
Zowel bij Van Helden als bij Bax werken die korte zinnen door in de karakters van de personages. Dit zijn geen breedsprakerige figuren, maar werkers, die aan enkele woorden genoeg hebben of gewoonweg niet meer taal te bieden hebben. Maar waar ‘De rondvaartboot’ een kort verhaal is, heeft Bax 320 pagina’s gevuld met deze stijl, die zich wel een beetje lijkt te ontwikkelen – soms is er zelfs een hoofd- én bijzin te ontdekken – maar de basis blijft de enkelvoudige zin.
Er is een grote mate van afstandelijkheid. Naast soberheid staat het show, don’t tell-principe bij deze schrijver hoog in het vaandel. Ook schiet de verteller soms wat onrustig heen en weer tussen personages. Het boek geeft daardoor weinig ruimte voor psychologische diepgang. Ik heb na twee keer lezen nog steeds geen idee wie die Ype is.
Halverwege het verhaal gloort er wat hoop op dit vlak. Ype heeft inmiddels een dochter, Klaske, en die zit midden in haar puberteit. Daar laat de verteller soms wat los over wat personages voelen en denken. Maar Bax heeft weinig geduld. Binnen drie pagina’s gaan Klaske en haar bestie van ultieme vriendschap naar een heftige ruzie en weer terug.
Zelfs het genre moet eraan geloven. In het laatste deel komt er namelijk nog wat magisch realisme om de hoek kijken. De realiteit van Ype wordt aangevuld met een politieserie en de jongen Rooie wordt vergezeld door een aanwezige stem van de Engel.
Bax schippert heen en weer tussen vlagen van een parabel, rauw streekrealisme, historische elementen en fantasie. Alsof de schrijver zoekende was. De nieuwe weg is meer een conceptuele tekst dan een verhaal, een kunstwerk als experiment.
Daarmee is het beetje zoals het blauwe schilderij dat Ype maakt. Zijn familie ziet in dat kunstwerk geen esthetische waarde, maar vooral een praktisch nut, als afschrikmiddel voor inbrekers. Dit boek deed mij vooral beseffen dat lezen soms hard werken is.
Laat een reactie achter