
Literatuurbeleving staat in Vlaanderen centraal in de taalleerplannen in het secundair onderwijs. De lezer staat voorop: het gaat om hoe die literatuur waarneemt, beleeft en interpreteert. De vraag dringt zich dan natuurlijk op hoe je die leeservaring kunt vormgeven, via welke criteria een lezer tot een waardeoordeel komt. Handboeken grijpen daarvoor al eens terug naar de (ad-hoc) lijst van argumenten die Hans Mooij daarvoor in de jaren 1970 bij elkaar bracht:
- In welke mate geeft dit werk de menselijke realiteit weer?
- Welke gevoelens roept dit boek op?
- Sluit dit boek aan bij het morele denkkader van de lezer?
- Hoe wordt de opbouw van dit boek ervaren?
- Lijkt de auteur erin geslaagd diens bedoelingen (als die al helder zijn) te verwezenlijken?
- Hoe (ver)nieuw(end) is dit werk?
Mooij maakte dit lijstje al een halve eeuw geleden en er zijn vast een boel andere manieren om je leeservaring te beschrijven of je evaluatie van een boek vorm te geven. Toch hielp het ons om samen in gesprek te gaan over De rode koe van Depelchin. We liepen namelijk allebei in ons leeswerk aan tegen de vraag in welke mate je het prettig moet vinden om een boek te lezen om er iets goed over te zeggen. We vroegen ons af hoe veel onduidelijk mag blijven over de intenties van de auteur, hoe sterk je verloren mag lopen in de structuur, en wat de relatie is tussen die twee vragen. Moet je weten dat je je verloren moet voelen om je met een gerust hart verloren te kunnen voelen? Omdat we voelden dat er tegen onze waarden werd ingeschurkt, vroegen we ons ook af waar je op welke manier als lezer bij het lezen bepaalt of je ‘al te puristische inborst wordt uitgedaagd’ of de auteur eerder van het type ‘shockeren om te shockeren’ is. In die ervaringen diende zich ook een tijdsbestek aan: moet wat je ervaart terwijl je leest aansluiten bij wat je ervaart nadat je hebt gelezen? Een boek kan nazinderen, lijntjes kunnen zich achteraf aandienen, een centrale boodschap kan zich achteraan in je hoofd vormen.
Les extrèmes se touchent, is die boodschap hier voor ons. Depelchins boek brengt het verhaal van Jeremy, een eigenaardige jongen-in-salopette die opgroeit in het rendez-voushotel van zijn moorddadige grootouders na de dood (verdwijning?) van zijn extremistische en radicale ouders. Privédetective Diane stort zich op de mysterieuze context van het hotel en begint daarbij aan een zoektocht naar Jeremy. Haar dochter Fjorgyn duikt in een amoureuze relatie met Jeremy, die zelf naar Duitsland vlucht. Links en rechtse extremen, idealen en ontgoochelingen, profeten en schurken, Noorden en Zuiden, protagonisten en antagonisten, vluchters en blijvers, meesters en slaven, savanten en dilettanten. Iedereen wisselt van rol in een boek dat je alle hoeken van de kamer laat zien. Je wil ‘stop’ roepen maar zit nu eenmaal op de trein. Les extrèmes se touchent, ook in de leeservaring.
**
Mooij, J.J.A., 1973, ‘Problemen rondom literaire waardeoordelen’. In: De Gids jrg. 136 p. 461-473
Laat een reactie achter