Een andere blik op het verleden

Met haar debuutroman Egelskop (2025) kiest Teddy Tops voor een onconventionele benadering van het naoorlogse Nederland. In plaats van een lineair verhaal over het gezinsleven te vertellen, verweeft ze historische observaties met een hedendaags bewustzijn. Ze onderzoekt de positie van vrouwen, de spanning tussen vrijheid en verwachting, en de manier waarop we verhalen over het verleden construeren. Zo ontstaat een roman waarin geschiedenis voelbaar wordt en tegelijk wordt bevraagd.
De verteller kijkt terug op de levens van haar grootmoeders Jo en Levi en herschrijft hun verhalen; niet om feiten te reconstrueren, maar om te begrijpen wat er mogelijk was. Jo groeit op in een Drents arbeidersgezin en werkt als ‘lampenmeisje’ bij Philips; Levi, een Joods meisje uit Amsterdam, overleeft de oorlog in onderduik. Tops toont hoe beide vrouwen het bestaan vormgaven binnen nauwe sociale kaders. De alledaagse details — televisieavonden, puntige zonnebrillen, nieuwe wasmiddelen — maken de periode tastbaar zonder dat de roman in nostalgie vervalt.
Tops laat het verleden voortdurend in dialoog gaan met het heden. Moderne woorden en ideeën sijpelen door in scènes uit de jaren vijftig, zoals wanneer een sekswerker in hedendaags Engels tot de jonge Levi spreekt. Zulke anachronismen benadrukken dat het verleden nooit zuiver te herbeleven is, maar altijd wordt gefilterd door het heden van de verteller die het woord heeft.
Egelskop is ook een onderzoek naar verbeelding als vrijheid. De verteller schetst alternatieve levens voor Jo en Levi — wat als ze werkelijk hadden kunnen kiezen? In die voorstelbare geschiedenissen raken emancipatie en verlies elkaar. Tops beschrijft een miskraam en een clandestiene abortus met ingehouden intensiteit: indringend, niet sensationeel. Ze toont hoe het vrouwelijk lichaam zowel biologisch als moreel gereguleerd wordt, en hoe vrijheid altijd is begrensd door de structuren van de tijd.
De taal is helder en precies, met een poëtische ondertoon. Alledaagse handelingen — het huishouden bestieren, het repeteren van routine — krijgen gewicht en symboliek. Het motto van Esther Jansma, “als wij onszelf alleen in het nu kunnen bewaren / door onszelf voortdurend uit te vinden in het nu,” vormt de kern van het boek: Tops nodigt de lezer uit niet alleen het verhaal te volgen, maar ook de blik waarmee het wordt verteld te bevragen.
Formeel balanceert Egelskop tussen herinnering en fictie. De verteller corrigeert en herschrijft zichzelf, waardoor een subtiele metatekstuele laag ontstaat. Niet de vraag hoe het echt was staat centraal, maar waarom we dat willen weten. Tops laat zien hoe herinnering altijd verbeelding is — en verbeelding op haar beurt een vorm van herinneren.
Dat besef kleurt de toon van de roman. Soms wringt het moderne perspectief van de verteller met de wereld van haar grootmoeders, maar juist in dat spanningsveld toont Tops haar scherpte. Ze onderzoekt niet alleen de beperkingen van vrouwelijk bestaan in de jaren vijftig, maar ook hoe onze hedendaagse blik dat verleden voortdurend herschrijft. Zo wordt Egelskop een verhaal over herinnering én interpretatie, over hoe empathie en verlangen de contouren van geschiedenis blijven vervormen.
Wat dit debuut zo overtuigend maakt, is de balans tussen emotie en intellect. Tops schrijft beheerst maar warm, precies maar nooit koel. Egelskop is een roman over vrouwen die hun ruimte zoeken binnen de grenzen van hun tijd, en over een kleindochter die die grenzen verlegt door te verbeelden. De geschiedenis ligt niet vast, maar wordt steeds opnieuw gevormd — in taal, herinnering en in de blik van wie durft terug te kijken.
Laat een reactie achter