
Remmert Kraak overleed op 25 oktober 2005, vandaag 20 jaar geleden. Een In Memoriam of Levenbericht is toen niet verschenen en zal ik hier ook niet schrijven. Ik beperk me tot begin van zijn wetenschappelijke carrière. Dat begin is sterk verbonden met de introductie van de generatieve grammatica in Nederland. Zoals Van Bree et al. (1997: 41) terecht opmerken: “Een beginpunt is de verschijning van de dissertatie van A. Kraak, Negatieve zinnen uit 1966.” Maar die dissertatie kwam natuurlijk niet uit de lucht vallen. Wat ik hier met name wil doen is een globale schets geven van de geschiedenis daarvoor, met focus op Remmert.
Remmert Kraak werd geboren op 7 augustus 1928, vier maanden voor Chomsky (8 december 1928). Remmert groeide op in Winschoten als Albert Kraak. Tijdens zijn studie Nederlands aan de Universiteit van Amsterdam (1949-1956) was hij o.a. werkstudent bij bioscoop Kriterion en omdat daar nog een andere Albert was, heeft Kraak toen de voornaam Remmert aangenomen. Na zijn afstuderen werd hij, zoals toen gebruikelijk, leraar Nederlands, maar hij bleef daarnaast ook colleges volgen, o.a. bij Reichling (1898-1986), hoogleraar Algemene Taalwetenschap. In 1959 vroeg de hoogleraar Nederlands Hellinga (1908-1985) Remmert om binnen de studie Nederlands colleges grammatica te komen geven. Dat leidde ertoe, dat Remmert zich verder in grammatica ging verdiepen.
Centrale rol
Op een gegeven moment zag Remmert bij boekhandel Postma toevallig Syntactic Structures liggen en stelde hij al gauw vast dat het hier om een nieuwe, nog onbekende kijk op grammatica ging. Ongeveer tegelijkertijd, of waarschijnlijk al eerder, kreeg Pieter Seuren (1934-2021) Syntactic Structures ook onder ogen. Pieter was na zijn kandidaats Klassieke Talen Algemene Taalwetenschap gaan studeren en werd al gauw student-assistent bij Reichling, met o.a. als taak ondersteuning te bieden bij het in 1949 door Reichling en A.W. de Groot (1892-1963) opgerichte tijdschrift Lingua. Als student-assistent maakte Pieter lijstjes van ‘Publications received’ en inderdaad, in jaargang 7 van Lingua (1957-1958) staat in de lijst van door uitgevers ingezonden boeken (p. 326-336) Syntactic Structures vermeld. Pieter en Remmert raakten over Syntactic Structures in gesprek, en ook Rudolf de Rijk (1937-2003) voegde zich daarbij.
Omdat Rudolf ook colleges wiskunde en logica volgde, was hij beter in staat te begrijpen wat het idee achter een generatieve grammatica was. Zijn uitleg zal voor Remmert en Pieter geholpen hebben om greep te krijgen op de nieuwe benadering. Rudolf kende Evert Beth (1908-1964), die bij filosofie wiskundige logica doceerde. Wellicht is het zo gegaan dat Rudolf Remmert en Pieter erop gewezen heeft dat Beth wel eens meer affiniteit met hun interesse voor generatieve grammatica zou kunnen hebben dan Hellinga en Reichling, die niets moesten hebben van die nieuwlichterij. Dat leidde uiteindelijk tot het plan dat Remmert bij Beth zou promoveren. Maar nadat Beth ziek werd en snel daarna in 1964 overleed, kwam Frits Staal (1930-2012), ook hoogleraar bij filosofie, in beeld als mogelijke promotor.
En inderdaad, op 18 februari 1966 promoveerde Albert Kraak in de Lutherse Kerk op Negatieve zinnen. Een methodologische en grammatische analyse bij Staal. Van de 12 stellingen bij het proefschrift citeer ik er twee. Stelling 1: “De ontwikkeling die zich met het werk van Chomsky in de grammatica heeft voorgedaan vormt een overtuigend bewijs voor het belang van de wiskunde en de logica voor de linguistiek.” Stelling 9: “De didaktiek der grammatica zal veel baat kunnen vinden bij een systematische toepassing van de in de traditionele grammatica reeds geïmpliceerde transformationele analyse.”
Het studiejaar 1967-68 bracht Remmert aan het MIT in Cambridge, Mass. door. In 1968 verscheen Syntaxis van Kraak en Klooster (Wim Klooster, 1935-2019), waarin Stelling 9 van Remmerts proefschrift concrete gestalte werd gegeven. In 1970 werd Remmert hoogleraar Algemene Taalwetenschap in Nijmegen. Een ding is zeker: De generatieve grammatica kwam via Amsterdam ons land binnen en Remmert heeft daar een centrale rol bij gespeeld.
Literatuur
Bree, C. van, Toorn, M. van den, & Wal, M. J. van der. (1997). Paradigmawisselingen en constanten: 200 jaar taalkundige diversiteit. In ‘Eene bedenkelijke nieuwigheid’. Twee eeuwen neerlandistiek (pp. 13-53). Hilversum: Verloren. https://scholarlypublications.universiteitleiden.nl/access/item%3A2883402/view
Ik heb ook gebruik kunnen maken van een uitgetypt interview dat Jan Koster en Henk Verkuyl op 28 mei 1983 met Remmert Kraak hebben gehouden.
Foto?
Tot de introductie van de TGG in Nederland hebben ook bijgedragen Henk Schultink en Pim Levelt. Het was geen exclusief Amsterdamse aangelegenheid, al lag daar met onder meer Kraak, De Rijk, Seuren en Klooster een sterk concentratiepunt van talent en ambitie.
Inderdaad. De rol van Henk Schultink was belangrijk. Hij pakte de komst van de generatieve taalkunde in Nederland aan door een team te creëren dat zijn Instituut A.W. de Groot in Utrecht vanaf ca. 1970 tot hét generatieve bolwerk van Nederland maakte. Waar hij zelf vanaf een afstand leiding aan gaf, overigens. Er waren zomerse wervende workshops waarin studenten leerden werken met herschrijfregels en transformaties, ter voorbereiding op het onderwijsprogramma na het kandidaatsexamen, dat vrijwel geheel gericht was op de generatieve aanpak, met een stroom van generatieve gastdocenten en gastlezingen waar onderzoekers van andere universiteiten naar toe kwamen. Er was volgens mij destijds geen enkel instituut dat zo generatief van kleur was. Later creëerde Henk van Riemsdijk een zo mogelijk nog generatiever gekleurd werkverband in Tilburg.
Dank aan Ad Welschen en Anneke Neijt voor de aanvullende verwijzingen. De uitvoerige bespreking van Kraaks proefschrift door Henk Schultink heeft zeker bijgedragen tot het bekend maken van de generatieve grammatica in Nederland, zie H. Schultink (1967) Transformationeel-generatieve taalbeschrijving. De Nieuwe Taalgids 60, 238-257. Maar deze bespreking is dus wel ‘post-Kraak’. Iets anders ligt het bij de twee artikelen van Pim Levelt (1966) Generatieve grammatica en psycholinguïstiek. Nederlands Tijdschrift voor de Psychologie en haar Grensgebieden 21, 317-337 (deel I) en 367-400 (deel II). Zoals Levelt aan het begin van deel I niet nalaat op te merken (p. 318): “…het proefschrift van Kraak (1966) dat na de voltooiing van dit artikel verscheen.”
In dit verband mag ik eraan herinneren dat Schultink al in 1965 (dacht ik) aanwezig is geweest op het grote internationale linguïstencongres in Amerika waarvan Current Issues in Linguistics III, Theoretical Foundations (ed. Thomas A. Sebeok, 1966) de neerslag vormt. Daar heeft Schultink persoonlijk mogen ervaren wat een indruk Chomsky begon te maken, terwijl in ons land Reichling en Uhlenbeck volop in de contramine waren. Schultink was echter om, en zou voortaan zijns weegs gaan. Dat verklaart mede waarom Utrecht onder Schultink kort nadien zo snel een tweede bruggenhoofd voor de TGG kon worden naast Amsterdam.
Correctie, lees: Current Trends in Linguistics III.
Mij bereikte de vraag of ik misschien ook weet of Schultink en Levelt ”op een of andere manier onafhankelijk op Syntactic Structures en Chomsky zijn gekomen of toch in vervolg op en onder invloed van de Amsterdammers?”
Een deel van het antwoord op deze vraag is hierboven intussen al gegeven. We hebben het hier over de aanloopperiode, van ongeveer 1964 tot 1973. Wat ik wel weet, is dat vanuit de Amsterdamse kring zowel Kraak als De Rijk naar het MIT zijn getogen, waar vooral laatstgenoemde langere tijd heeft doorgebracht.
Geheel los van die pionierende Amsterdamse studiegroep rond Beth heeft ook Levelt een vruchtbare een tijd in Amerika doorgebracht, op basis waarvan hij zijn driedelig handboek over formele grammatica en psycholinguïstiek heeft geschreven. Dat heeft voor het theoretisch en taalkundig prestige van de TGG te onzent al vroeg de nodige impact gehad.
Schultink had zijn neerlandistieke vorming in Leiden gekregen en hij stond ook geheel buiten de Amsterdamse kring. Vermoedelijk is zijn bezoek aan Amerika in die aanloopperiode beperkt gebleven tot het congres waaraan ik heb gerefereerd, maar dat heeft wel enorm vrucht gedragen.
Er zijn in die aanloopjaren voor de TGG in Nederland aldus drie stromen werkzaam geweest die onafhankelijk van elkaar (ont)stonden, maar een gemeenschappelijk klimaat creëerden dat ons land gedurende langere tijd ten opzichte van het ons omringende buitenland een voorsprong gaf in een zeer productieve oriëntatie op het generatieve paradigma. Alleen de Oostberlijnse Arbeitsstelle für Strukturelle Grammatik kon daar midden jaren zestig enigszins mee vergeleken worden.
Stelling 9 is interessant, met dat ‘in de traditionele grammatica reeds geïmpliceerde transformationele analyse’. Heeft hij daar ooit meer over gezegd of geschreven, dat je weet?
In het inmiddels 45 jaar oude artikel “Traditionele en moderne grammatica” van Sies de Haan en mij (Spektator 9, 1980, (406-432.) bespreken (en bekritiseren) we drie (vaak door elkaar gehanteerde maar onderling onverenigbare) visies van toenmalige generatieve grammatici op hun verhouding tot de traditionele grammatica: (i) traditionele grammatica’s doen semantisch/intuïtief gemotiveerde uitspraken, die via syntactische argumentatie moeten worden getoetst (en dan meestal juist zullen blijken), (ii) traditionele grammatica’s presenteren de intuïtieve empirische feitenbasis voor generatief-grammaticale theorievorming, (iii) traditionele grammatica’s formuleren juiste, maar impliciet geformuleerde theorieën; de taak van de generatieve grammatica is het expliciet maken/formaliseren van deze theorieën. (i) en (iii) zijn bij Kraak te vinden, in zijn dissertatie, in zijn artikel “Traditionele grammatica en wetenschappelijke grammatica” (Onderwijs en opvoeding 16, 1965, 38-44), en in Kraak&Klooster “Syntaxis” (1968) Stelling 9 sluit m,i, het meest aan bij (iii).
Dank voor deze referenties! Ik kende natuurlijk wel iets van de discussie over syntaxis versus (?) semantiek, de rol van intuïties en de tegenstelling traditionele grammatica en (transformationeel) generatieve grammatica, maar ik werd in die stelling van Kraak in het bijzonder getroffen door de formulering ‘reeds geïmpliceerde transformationele analyse’. In het artikel waar je aan refereert (ik heb het artikel zelf nog niet gevonden, maar wel nog een bespreking van Klooster van jullie Spektator-artikel) spreekt Kraak over ‘keuze- en plaatsingsmogelijkheden’ die tot het onderzoek van de traditionele grammatica zouden behoren. Dat snap ik, maar plaatsing is nog iets anders dan verplaatsing, zou ik zeggen. Had Kraak het er inderdaad over dat traditionele grammatica zich ook met ‘verandering en verplaatsing’ zou bezighouden, of vond hij dat geïmpliceerd door ‘keuze en plaatsing’? Dat zou ik overigens ook nog best kunnen volgen: als je het hebt over de plaatsing van het onderwerp bijvoorbeeld zou een van die plaatsen de ‘natuurlijke plaats’ kunnen zijn en dat zou impliceren dat andere plaatsingen afgeleid zijn, en een term als ‘inversie’ lijkt zelfs vrij expliciet over transformatie te gaan. Maar ik was benieuwd of Kraak hier ergens zelf explicieter over is, dan wel of die stelling zelf een impliciete suggestie van die geïmpliceerde transformationele analyse is.
Misschien enigszins off topic: als student Nederlands in Nijmegen van een latere generatie (lichting 1983) kreeg ik van Kraak het verplichte eerstejaarsvak Inleiding ATW. Dat was voor mij, net van de middelbare school, allemaal totaal nieuw en superfascinerend. Ook de manier waarop Kraak doceerde: “Iedereen pennen weg en luisteren! Ik deel na afloop kopietjes uit met de aantekeningen die jullie hadden moeten maken”. Ik vond Taalwetenschap door Kraak zó interessant, dat ik halverwege het semester de stoute schoenen aantrok en bij hem aanklopte (hij had zo’n toentertijd nog voor hoogleraren gereserveerde hoekkamer op de tweede verdieping van het Erasmusgebouw). Hij ontving me vriendelijk en ik gaf te kennen dat een vervolg in de Algemene Taalkunde me wel wat leek. Resoluut zei hij: “Daar zou ik niet aan beginnen. Daar zit helemaal geen toekomst in.”
Deze herinnering is geen bijdrage aan de geschiedenis van de generatieve taalkunde in Nederland.
Op een dag in 1974 moest ik een tentamen moderne taalkunde afleggen in Nijmegen bij professor Kraak. Als afgestuurde Nederlands MO-B koos ik voor het vervolgtraject van het kandidaats voor de Katholieke Universiteit Nijmegen omdat die mij de meeste vrijstellingen gaf. Slechts twee tentamens hoefde te worden afgelegd, zonder een cursus te volgen of colleges bij te wonen: een tentamen vaderlandse geschiedenis en een tentamen moderne taalkunde. Op de afgesproken dag nam ik de trein van Utrecht naar Nijmegen, maar aangekomen bij het Erasmusgebouw bleek dat de ingang hermetisch gesloten was door een studentenbezetting.
Op het terrein voor deze locatie ontmoette ik voor het eerst mijn tentaminator, die tevergeefs probeerde toegang tot zijn kamer te krijgen. Ook hij kwam het gebouw niet in. Professor Kraak deed mij toen een voorstel waardoor ik die dag nooit zou vergeten. Hij vroeg of ik met hem met de trein naar Amsterdam, waar hij woonde, wilde reizen om daar over moderne taalkunde te praten.
En zo gebeurde het dat ik enige uren later dan was afgesproken niet in een universiteitskamer in Nijmegen maar in een flat in Amsterdam mijn nogal beperkte kennis van de moderne taalkunde mocht etaleren, wat ook nog eens met een royale voldoende werd gehonoreerd.
Behalve dat zijn dissertatie Negatieve Zinnen een onderdeel van de stof was, staat mij niets meer bij van dat tentamen. Maar de bijzonder vriendelijke geste van Kraak om mij niet de dupe te laten zijn van een studentenbezetting zal ik als gezegd nooit vergeten.
Correctie: afgestuurde in de vierde regel = afgestudeerde
Dank Ad voor de aandacht voor mijn vader op zijn 20e sterfdag.
Mooi om te zien dat mijn herinnering aan Remmert Kraak ook bij anderen herinneringen heeft opgeroepen. Hier nog een aanvulling betreffende de introductie van de generatieve grammatica in Nederland. Henk Schultink (1924-2017) signaleerde en becommentarieerde nieuwe publicaties in de taalkunde voor de Nieuwe Rotterdamse Courant, een van de twee voorlopers van de nrc. Van 1954 tot 1962 deed hij dat tweewekelijks. Op 20 juli 1957 signaleerde en besprak hij Syntactic Structures, onder de kop ‘De taak van de grammaticus. De grens tussen mogelijk en onmogelijk’. Schultink schreef o.a.: “Het is de taak van de grammaticus de drijfveren, de principes bloot te leggen volgens welke in een bepaalde taal zinnen worden opgebouwd en Chomsky draagt tot de methodiek daarvan een verdienstelijke steen bij.” Alle bijdragen van Schultink aan de krant zijn bijeengebracht in H. Schultink, Van onze taalkundige medewerker. Kronieken 1954-1962. Bezorgd door Cecile A. Portielje en Jan Noordegraaf. Amsterdam: Stichting Neerlandistiek VU / Münster: Nodus Publikationen. [Cahiers voor Taalkunde 22].
Leuk, al die reacties op het wetenschappelijke vroege leven van mijn vader. Ik was nog maar een peuter/kleuter toen we naar Amerika gingen, met de boot! (De Rotterdam nog wel).
Maar wat mij echt nog bijstaat is de eulogie van Wim Klooster (2005). Hij schilderde een scene uit pakweg 1964 waar een aantal van de in dit onderwerp genoemde personen, bij mijn Pa (Weteringschans) op zolder met een soort tover lantaarn de manuscripten van ene Chomsky aan het bestuderen waren.