De Lage Landen zijn altijd al meertalig geweest. Eeuwen geleden was het Latijn de schrijftaal en religieuze taal, maar de mensen spraken lokale dialecten. Vandaag hoor je Nederlands, Engels, Frans, Duits, Italiaans, Engels, Turks, Arabisch door en naast elkaar. Niet alleen de talen, maar ook de status ervan is geëvolueerd. Die evolutie vertelt ons veel over de maatschappij van toen en nu. In dit stuk laat ik zien hoe het Nederlands in de Lage Landen status verwierf als schrijftaal, als beregelde taal of standaardtaal en als officiële taal van de overheid, het gerecht en het onderwijs.

Het Nederlands als schrijftaal
Geschreven taal heeft een hogere status dan gesproken taal. Van de duizenden talen die vandaag bestaan, worden er nog steeds veel niet geschreven: zoals de talen van Zuid-Amerikaanse en Australische inheemse volkeren. Maar ook lokale dialecten worden doorgaans niet geschreven.
Eeuwen geleden, toen aan schrijfmateriaal als perkament en inkt een stevig prijskaartje hing, werd nog veel minder geschreven. Het ging over prestigieuze geschriften, zoals religieuze teksten en belangrijke juridische teksten en vorstelijke besluiten. De taal: het Latijn. De sporadische woordjes en zinnetjes in de volkstaal dienden om die te verduidelijken.
Aan de eerste volwaardige teksten in de volkstaal, uit de twaalfde en dertiende eeuw, zien we dat de maatschappij veranderd was. Adellijke vorsten trokken niet meer rond in hun rijk, maar bestuurden het vanuit een vaste verblijfplaats. Dat bracht meer administratie met zich mee, dus meer ambtelijke documenten. Er kwam ook ruimte voor ontspanning, en voor indruk op elkaar maken met toernooien, diners en kostbare boeken. Vaak nog in het Latijn, maar omdat uit sommige werken ook werd voorgelezen, ontstonden er vertalingen én originele verhalen in de volkstalen: Frans, Engels en ook Diets (Nederlands).
In dezelfde periode ontstonden de eerste steden. Ook hier was administratie nodig, in de vorm van oorkonden, stadsrekeningen en poortersboeken. En er kwam een nieuwe stand met geld: de handelaars en succesvolle ambachtsmeesters. Kortom, de rijke burgers. Ook zij pakten graag uit met hun rijkdom, en dus macht, en zij dachten: die edele dames en heren hebben boeken? Dan wij ook! Voor hen waren teksten in de volkstaal nog vanzelfsprekender dan voor de adel en vanaf het einde van de twaalfde eeuw krijgen we dan ook een ware explosie aan teksten in de volkstaal.
In de oudste Middelnederlandse tekst, de legende van Sinte-Servaes (1170), vermeldt auteur Henric van Veldeke voor het eerst die volkstaal, het dietsch (naast het walsch (Frans) en het vriesch (Fries)). In de dertiende eeuw verschijnen veel ‘eerste’ teksten in de volkstaal, zoals het oudste ambtelijke document (1236, Gent), de oudste encyclopedie (1270), de oudste religieuze teksten (mystiek), ridderromans enz.
Het Nederlands als standaardtaal
Een taal die beregeld is, met spellinggidsen, woordenboeken en grammatica’s, heeft een hogere status. Andere talen zijn maar dialecten. Vandaag is het feit dat het Fries een gestandaardiseerde taalvariëteit heeft, met grammatica, woordenboek en spelling, voor de niet-taalkundige wereld een argument om het een ‘taal’ te noemen. ‘Het’ Limburgs daarentegen is een koepelbenaming voor een aantal dialecten, en worstelt onder meer daardoor harder om zijn erkenning als volwaardige taal.
Het idee van de prestigieuze, ‘opgeschoonde’, gereguleerde volkstalen kent zijn wortels in de vijftiende eeuw, bij de opkomst van de renaissance (de herontdekking van de klassieke oudheid), het humanisme (de mens en zijn oorspronkelijke, ongerepte taal staan centraal) en de boekdrukkunst. Dat was de technologie die al die nieuwe ideeën snel op grote schaal kon verspreiden, en die daardoor wel baat had bij wat standaardisering van de volkstalen. Het is dan ook geen toeval dat er naast (delen van de) Bijbel ook al snel taalgidsen gedrukt werden.
De eerste taalgids voor het Nederlands, de Nederlandsche Spellijnghe van de Gentse drukker en onderwijzer Joos Lambrecht verscheen in 1550; de eerste grammatica, de Twe-spraack van de Nederduitsche Letterkunst, in 1584. De auteurs van de Twe-spraack kantten zich tegen alle variatie en wilden vooral bewijzen dat het Nederlands ‘beter’ was dan bijvoorbeeld het Frans en het Engels. Ook de benamingen Nederduits en Nederlands duiken vanaf dan op, tegenover het ‘overlantsch’: het Hoogduits.
Met de Statenbijbel (1637) zet de overheid die prestigieuze beregelde taal voor het eerst in als bindmiddel voor de bevolking. Vanaf de negentiende eeuw zet die overheid nog een stap verder: ze voert een officiële spelling en grammatica in het onderwijs in.
Het Nederlands als officiële taal
Een taal met een officiële status staat sterk. Het is een schrijftaal, een onderwijstaal, er wordt recht in gesproken, het is de voertaal in verschillende belangrijke maatschappelijke domeinen. Een officiële taal zal bijgevolg ook niet snel verdwijnen of vergeten worden. Vandaar ook dat die status erg gewild is voor talen die onder druk staan, of zelfs actief onderdrukt worden, bijvoorbeeld doordat onderwijs en publicaties erin verboden zijn.
In Nederland heeft het Nederlands al sinds de zestiende eeuw impliciet de status van officiële taal. In België is daar in de negentiende en twintigste eeuw actief strijd voor gevoerd. Hoewel in de grondwet van 1831 het gebruik der talen ‘vrij’ werd genoemd, werd het Frans er meteen de enige officiële taal. Dat betekende onder meer dat het middelbaar en hoger onderwijs, dat toegang gaf tot hogere, invloedrijke functies, in het Frans was, waardoor Nederlandstaligen systematisch benadeeld waren. Ook de rechtspraak gebeurde in het Frans, en Vlamingen die die taal niet machtig waren, werden berecht zonder dat ze begrepen waar het precies over ging. De Vlaamse Beweging, die hiertegen protesteerde, ontwikkelde zich vrij snel van een puur culturele naar politiek actieve beweging.
De huidige status van het Nederlands in België is er niet zonder slag of stoot gekomen. Enkele mijlpalen:
- de Gelijkheidswet van 1898, de vierde taalwet van de negentiende eeuw, bepaalde dat het Nederlands en het Frans op gelijke voet kwamen als officiële taal. In theorie dan, want in de praktijk werd die wet amper toegepast, omdat de meeste Franstaligen in het parlement geen Nederlands begrepen en dus geen Nederlandstalige wetten konden goedkeuren.
- de taalwetten van 1931, die de ‘streektaal’ verplicht maakten in de rechtspraak, het onderwijs en het leger. Vlaanderen en Wallonië werden zo de facto eentalig, Brussel werd tweetalig. Het idee van een tweetalig België werd opgegeven omdat de Franstaligen – kort door de bocht – geen tweetalig Wallonië wilden.
- het juridisch vastleggen van de taalgrens in 1962. Uit Franstalige hoek was daar lang weerstand tegen. Zolang er geen vaste grens was, werd via volkstellingen bepaald wat de ‘hoofdtaal’ van gemeenten rond de taalgrens was, waarin onder meer onderwijs georganiseerd werd. Bovendien mocht in gemeenten met een voldoende grote minderheid (30%) sprekers van de andere landstaal ook in die taal onderwijs komen. Daardoor bleef er de facto nog veel Franstalig onderwijs in Vlaanderen, dat ook nog eens een hoger prestige had. Die tellingen en regel vielen weg toen de taalgrens werd vastgelegd.
- eerste staatshervorming in 1970, waarbij de taalgebieden in de grondwet werden vastgelegd en er cultuurgemeenschappen kwamen met eigen bevoegdheden, onder meer over taal, cultuur en onderwijs. In 1980 zijn de huidige Gewesten en Gemeenschappen ontstaan, die sindsdien steeds meer bevoegdheden hebben gekregen.
Het Nederlands vandaag
De positie van de Nederlandse taal in de meertalige Lage Landen evolueert voortdurend. Ook vandaag zijn er zwakke plekken, zoals de opleidingen Neerlandistiek die in het eigen taalgebied onder druk staan, de ontlezing bij jongeren (zeker in het Nederlands) en de positie van het Nederlands tegenover het Engels in het hoger onderwijs. Maar ondanks alle doemberichten blijft het Nederlands een sterke taal, die allesbehalve op het punt staat te verdwijnen.
Miet Ooms is auteur, blogger, vertaler, spreker en vrijwilliger wetenschappelijk medewerker bij de KU Leuven. Deze tekst is een ingekorte versie van haar lezing tijdens het 22ste Colloquium Neerlandicum.

Lang voordat het Vlaams-Hollands de taal werd van de Nederlanden in de 16e en 17e eeuw was het Nedersaksisch de voertaal van de Hanze, waar je van het IJsseldal tot Koningsbergen mee uit de voeten kon. Nog steeds kun je je met Achterhoeks en Twents Plat tot in Münster verstaanbaar maken…
Perspectief van een Achterhoeker
Bis Münster? Dah vilt wel met! Heugstes met ’n paar olde luj op ’t grenznahe platteland! Zelfs bi-j dialectbi-jeenkomsten in ’t Duutse gebied kö’j dah goe:d observeren: Platt wudt veurgelaezen, Duuts is de umgangstaal bi-j Kaffee und Kuchen!
Interessant verhaal! Inderdaad, ook het hoger onderwijs mag zich realiseren dat het een taak heeft om onze hoogwaardige landstaal te onderhouden, want nog steeds is het Nederlands van groot belang voor Nederland en België:
https://taalunie.org/actueel/607/staat-van-het-nederlands-2025-nederlands-blijft-sterk-in-vlaanderen-en-nederland
En het was een origineel experiment van Saxion en de Universiteit Twente om te kijken of college geven in het Twents een mogelijkheid was. Maar om eerlijk te zijn, hoe leuk het ook was, daarvoor is het Twents niet precies genoeg. Geniet van onderstaande bijeenkomst van Science Café in Enschede: Hoorcollege in het Twents:
https://youtu.be/R12BruRUytM?si=HyJiaT-qr0_16Og3
Hopelijk nu beter: Science Café Enschede: Hoorcollege in het Twents